N. Bos Arnhem
Nee, dit artikel gaat niet over het onderwijs, maar over de arbeidsplicht van Soester burgers in de 17e en 18e eeuw en over de toezichthouders daarop, de rotmeesters.
Regelmatig vertoef ik in het Archief van de Gemeente Soest om er te zoeken naar sporen van mijn voorouders. De hulp van de archivaris, de heer A. Reichgelt, is daarbij onontbeerlijk. Het was mede dank zij hem, dat ik op het spoor kwam van de Soester rotmeesters. Hoe werkte dat systeem van verplichte onbetaalde arbeid en onbetaald toezicht?
BELASTINGEN EN VERPLICHTE DIENSTVERLENING
We kennen tegenwoordig allerlei financiële verplichtingen ten behoeve van de gemeenschap in de vorm van gemeentelijke en provinciale belastingen, zoals de onroerend-goed-belasting, de zuiveringsheffing, de opcenten op de wegenbelasting enz. Die belastingen bestonden in iets andere gedaanten ook al in vorige eeuwen, zoals het huisgeld, het haardstedegeld, het ovengeld, e.d. Maar daarnaast hadden de ingezetenen ook nog verplichtingen tot dienstverlening. Die betroffen allerhande zaken van algemeen belang, zoals bescherming van de bevolking tegen het dievengilde en misdadigers - een politietaak dus - , waken voor brandgevaar en optreden in geval van brand - een brandweerfunetie (denk aan het arikel over De Nachtwacht in het vorige nummer van "Van Zoys tot Soest") - het onderhouden van de watervoorzieningen, de bronnen en de wellen - het onderhoud van oevers, kaden en waterkeringen en het onderhoud van wegen en paden.
Tegenwoordig moet je al een overtreding of misdrijf hebben begaan om tot dienstverlening te kunnen worden veroordeeld, maar vroeger werd dat de ingezetenen gewoon opgelegd! De burgers werden van jaar tot jaar namelijk verplicht aan diverse algemene taken hun diensten te verlenen, zonder dat er vergoedingen voor werden gegeven. Daartoe werd het dorp verdeeld in buurten, wijken of rotten, naar gelang de taak. In het geval van wegen-onderhoud sprak men van rotten. Er verscheen een verordening met algemene richtlijnen (Notificatie) en een indeling van de rotten. In Soest waren dat er 10. Per rot werd er dan nog een specifieke taakomschrijving vastgesteld. Elk jaar werden er een rotmeester en een opzichter aangesteld en er verscheen een lijst van de burgers die moesten komen arbeiden.
DE OPGEROEPENEN
Degenen die geroepen werden te arbeiden waren over het algemeen kleine boeren, pachters en de minst draagkrachtigen: daghuurders, mensen die geen bezittingen hadden en zichzelf verhuurden voor allerlei karweien. In elk rot waren doorgaans 10 tot 15 mensen ingedeeld. De rotmeesters waren waarschijnlijk, als men dat zo zeggen mag, uit een iets betere klasse, want indien men hun namen terugzoekt in de diverse belastingen-cohiers, zoals het haardstedengeld, het huisgeld en de belastingen op bouwland, weide enz., dan vindt men hen terug als zelfstandigen, bijvoorbeeld de timmerman, die niet alleen zelf werk uitvoerde, maar ook werken aannam en daarvoor arbeiders aantrok, de zelfstandige metselaar, een boer met redelijk wat eigen grond of grotere gepachte percelen enz. Maar ik moet hier direct bij aantekenen, dat ik in zo'n rot-cedulle ook wel eens de rotmeester en één van de arbeiders uit het ene jaar heb teruggevonden in het volgende jaar met precies de omgekeerde functies. Een aardig voorbeeld van rolwisseling. Over de persoon en de taak van de opzichter hebben we tot nu toe niets naders kunnen vinden. Jammer, want de voorvader die de aanleiding was tot dit artikel, Hendrik Janssen Bosch, werd in enige rotcedullen ook als opzichter genoemd.
DE REGELS
De regels waren behoorlijk streng. Er werd verordonneerd wie er moest komen om te arbeiden, wie er met kar of met paard en wagen moest verschijnen en wie er met zoon of knecht moest komen. Bij zonsopgang begon het werk. Wie niet aan zijn verplichtingen voldeed kreeg een boete opgelegd, die direct kon worden geëxecuteerd. Werd de boete dus niet direct of niet tijdig voldaan, dan werden er goederen van hem verbeurd verklaard of verkocht om uit de opbrengst de boete te voldoen. En had hij zélf geen bezittingen, dan kon die boete zelfs bij de familie - vader of broers - op dezelfde wijze worden geëxecuteerd. De rotmeester had behalve de opdracht tot toezicht, ook de plicht zelf mee te werken. En voor hem golden zelfs extra boeten indien hij in zijn plicht nalatig was of indien hij iets door de vingers zag of "ymand quam te verschoinen".
DE ROT-CEDULLE
Hier volgt als voorbeeld de tekst van de rot-cedulle van 1735:
NOTIFICATIE
Van 't oud gebruyk in SOEST
Dat de bruykers aldaar syn verdeelt in tien Rotten om de Wegen in deselve districte gelegen te maken en repareeren. Dat over yder Rot jaarlyks gemaakt word een Rotmeester en een Opsigter.
Welke gehouden syn de respective Boeren met Wagen en Paarden of Kar en een Knegt, mitsgaders de dag-huurders alleen om te arbeyden, te versoeken om op een dag by den Geregte daar toe gestelt, te compareren, en alsoo te saemen 's Heeren Wegen in syn Rot te maken.
Dat wie voor vyf uuren s'morgens niet en komt verbeurt op Wagen en Paarden twee gulden, en yder Mans-persoon sestien stuyvers. En indien een gesel voor elff uuren komt af te breken verbeurt dubbele boete. En indien een Rotmeester in syn pligt nalatig mogte bevonden worden of ymand quam te verscboinen verbeurt drie gulden. Alle welke boetens syns geint en des nooth syn paratelyk geëxecuteert. Die Notificatie was opgesteld door de Schout van Soest en werd na een advies van de Camere van Finantie bevestigd door de Gedeputeerden van de Staeten s'Lands van Utrecht.
DE INDELING VAN SOEST IN ROTTEN
De indeling van Soest in 10 rotten ten behoeve van het onderhoud van de wegen in en rondom Soest is zo tussen 1670 en 1740 nagenoeg ongewijzigd gebleven. Als voorbeeld volgt hieronder de indeling van 1722:
DE ROTTEN VAN SOEST
Rot 1: van de IJsselsse paal off tot aen de tweede Crommet toe
Rot 2: van de twede Crommet off tot aan de Neerweg toe, op de Neerweg tot aan de Kort Engse (korte End) Brink
Rot 3: op de Nieuwe Melmsteeg achter de huijsinge van Tijmen Jan Plipsz van de kade off de Brinck langs tot aan de Wed. van Rijer Jansz toe
Rot 4: van de Wed. Rijer Jansz caLkhoven off tot aen de Oude Melmweg toe
Rot 5: van de oude Melmweg van Jan Jacobsens land off tot aan de Morssen engh toe
Rot 6: van de Morssen engh aff de Brinck langs tot in Soestdick aen Barens gerecht toe
Rot 7: in de Soestdijckse ackeren ten eynde Gijsbertje Arrians land tot aan de brug van de Veenhuys toe
Rot 8: op de Breede Meent so wijdt als se strekt
Rot 9: op Hoijweg ende Spicketweg beneden de Neerweg
Rot 10: van de kaey agter Thijmen Jan Philipse, de Melm langs tot aen de rivier de Eem
(Het zou overigens een aardige opdracht - en een hele klus ! - zijn die oude dorpsindeling te leggen op het huidige stratenplan van Soest. In de derde alinea hieronder geef ik ongeveer de ligging aan van de 3d rot. Wij hopen in een volgend artikel eens nader op het hele gebied te kunnen ingaan.)
Bij de taakomschrijvingen per rot was o.a. aangegeven waar zij het zand voor het herstel van wegen moesten halen. Zo stond er bij rot 3: "...het sandt toe halen van het Herde" ('t Hart). En bij rot 4: "...ende aerde te halen op de Heet Acker een halve roede van de wegen te blijven op dat de selve niet beschadight worde". En bij rot 9: "...de aerde te halen op de huevels die se daer gelieve te missen, het gerecht verstaet dat op Hees een wagen of twe bestelt werde om de quade gaten toe te maken ende dan oock aande Leeuwe camp tussen beijde walle het gat te vullen".
DE ROTMEESTER EN ZIJN ROT
Eén van mijn Soester voorvaders nu, de hierboven al even genoemde Hendrik Janssen Bosch, was een zelfstandige timmerman, die ook grotere werken aannam, zoals bijvoorbeeld het herstel van de toren van de Oude Kerk. In de periode 1680- 1681 vinden we hem vermeld als kerkmeester en in 1698 als schepen van Baarn. Waar hij en zijn familie vandaan kwamen is niet bekend. Ook weten we nog niets omtrent broers of zusters, of over zijn geboorte- en stervensjaar. Wel echter dat hij gehuwd was met Teuntje Gijsberts. Zij hebben (o.a.?) gewoond in een huis aan het Korte End en kregen vermoedelijk 6 kinderen. Drie ervan zijn redelijk definitief getraceerd, t.w. Geurt Hendrikse Bosch gehuwd te Eemnes met Maria Teunisse Houtvester (1 kind), Jan Hendricks Bosch gehuwd met Neeltje Cornelisd van Rijswijk (7 kinderen) en Dirk Hendricks Bosch gehuwd met NN (2 kinderen).
Om terug te keren naar zijn rotmeesterschap: hij werd in de jaren 1679 tot 1685 opgeroepen te arbeiden in het 3e rot en in de jaren 1720 en later vermeld als rotmeester daarvan. Om U een indruk te geven van de ligging van het 3e rot het volgende: Het betrof ongeveer het gebied dat nu Kerkpad z(uid)z(ijde) heet met de aangelegen landerijen. De Nieuwe Melmsteeg in de omschrijving van het rot is de oude naam van de steeg die van de Kerkebuurt naar de nieuwe of Kleine Melm loopt (thans "Eemstraat" geheten). En de wed. Rijer Jansz Calk(h)oven woonde nabij de R.K. Kerk (destijds nog schuilkerk) op een boerderij die nu nog bestaat en als adres Kerkpad zz 3 heeft. Deze boerderij is lang in het bezit geweest van de familie van Logtestijn. Bij degenen die onder toezicht van Hendrik Janssen Bosch in het 3e rot moesten werken kwam ik o.a. zijn hierboven al genoemde zoon Jan Hendricks tegen en diens schoonvader Cornelis Jacobsz van Rijswijk. Moeilijke arbeidsverhoudingen, dunkt me.
Zo zie je hoe leerzaam en troostrijk een bezoek aan het Gemeente-archief kan zijn: Je denkt het tegenwoordig moeilijk te hebben met al die belastingen, maar vroeger hadden ze het waarschijnlijk nog een tikkeltje moeilijker. Toen moesten ze niet alleen betalen, maar werden ze ook nog verplicht gratis te werken in het algemeen belang (of lijkt dit laatste toch niet een beetje op het moderne "vrijwilligers "-werk?) .
Bron:
Oud Archief Soest Inv.nr. 51 Rotcedullen 1679-1735
Met dank aan de heren A. Reichgelt en G. Derks voor hun medewerking.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.