Th.M. Peet
1962-1991
Voorjaar 1962 - inmiddels had Soest rond 30.000 inwoners - was het nieuwe natuurbad gereed. Het omvatte een instructiebad, kleuterbad, ondiep-, middeldiep-, 50-meter wedstrijden een speciaal springbassin met een springtoren van 5 meter hoog. De totale wateroppervlakte bedroeg 4000 m 2. De kwaliteit van het water werd verzekerd door een grote zuiveringsinstallatie. Voorts waren er 24.000 m 2 zonneweide, tafeltennistafels, speeltuintoestellen, een in het talud opgenomen staantribune, fraaie groen-witte betegeling van de voetpaden rond de bassins en - niet te vergeten - de royale rozenperken. Een groot garderobegebouw, een kiosk, een kassagebouwtje en het bestaande restaurant met terrassen completeerden het geheel.
De officiële opening had plaats op vrijdag 11 mei 1962 door de Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht Mr. C.Th.E. Graaf van Lijnden van Sandenburg na een inleidende rede van burgemeester Mr. S.P. Baron Bentinck en de aanvaarding van het beheer over het bad door de voorzitter K. de Haan van de Stichting Soester Natuurbad. Deze laatste richtte nog een speciaal woord tot de aanwezige 83-jarige heer J. Nooder, want hij was voor 1933 de man die bijzonder veel gedaan heeft voor de aanleg van 't bad, "Waar werd oprechter trouw dan tussen 't bad en jou ter wereld ooit gevonden" zo prees hij Nooder.
Verder uiteraard dé bij een opening gebruikelijke welkomsten dankwoorden van en aan vele sprekers. Tekenend voor de sfeer waarin het nieuwe bad in de voorafgaande jaren was voorbereid was het ontbreken van emotionele oprispingen zoals bij de opening van het oude bad in 1933. Dat kan gelegen hebben aan de watertemperatuur bij de opening: 14 graden. Er werden dan ook geen demonstraties "te water" gehouden. Wel kwamen onder tromgeroffel en trompetgeschal 150 meisjes en jongens rennend uit de kleedkamers en zij sprongen dapper in het ijskoude water. Volledigheidshalve: het in juli 1959 verleende crediet van ƒ 851.000,- bleek niet voldoende; de kosten totaal waren "bijna een miljoen" geworden.
In het kader van de opening werden op 3, 4 en 5 augustus 1962 de Nationale Zwemkampioenschappen 1962 in het nieuwe bad gehouden. De organisatie lag in handen van de KNZB, de jonge zwemvereniging "De Duinkikkers" en de Stichting Soester Natuurbad. In dit verband moet ook de positieve medewerking van de Soester Zakenkring worden vermeld, zowel - evenals de gemeente - financieel garanderend als door persoonlijke inzet van (bestuurs-)leden binnen de organisatie. De kampioenschappen trokken enorm veel belangstelling en plaatsen onze gemeente gedurende enige dagen in het middelpunt van de nationale sportbelangstelling.
Ook sportief waren de wedstrijden een succes: er werden één Europees en vijf Nederlandse records gezwommen. Een en ander was voor de KNZB aanleiding om aan het gemeentebestuur van Soest medewerking te vragen om op 31 augustus en 1 september 1963 in het natuurbad Internationale zwem-, spring- en polowedstrijden te mogen organiseren t.g.v. zijn 75-jarig bestaan. Ondanks de daaraan klevende grote bezwaren voor het zwemmende publiek - het bad moest daarvoor enige dagen voor normaal gebruik worden gesloten - werd de toestemming graag gegeven. Gemeente Soest en Soester Zakenkring stelden zich, samen met de KNZB, garant voor een eventueel tekort. De organisatie van het festijn kwam in dezelfde vertrouwde handen te liggen als bij de kampioenschappen in 1962. Nieuw was - en een primeur in Nederland - dat het water van de wedstrijdbaden verwarmd zou worden. Het Soester Gasbedrijf belastte zich met deze bijzondere taak; gasbranders in de wedstrijdbassins moesten er voor zorgen dat de wedstrijden gehouden zouden kunnen worden in een goede watertemperatuur .
Het werd het grootste internationale zwem-toernooi in Nederland sinds de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928, met deelnemers/sters uit 12 landen. Kwalitatief een nog groter succes dan de kampioenschappen in 1962: één wereldrecord (Ada Kok) en één Europees record. Deze wedstrijden brachten de naam Soest over de hele wereld.
Voor haar prestatie kreeg Ada Kok de legpenning in goud van de gemeente Soest. Ook na 1963 werden nog dikwijls nationale en internationale (polo-)wedstrijden van beperkter omvang gehouden, waarvoor in hoofdzaak de vereniging "De Duinkikkers" voor de organisatie zorgde.
Een belangrijk jaar kan 1964 nog genoemd worden omdat het Soester Natuurbad als eerste grote recreatiebad in Nederland over ging op definitieve gasverwarming van het water, technisch geadviseerd door wederom het gemeentelijke gasbedrijf. Het "kleine" Boxmeer ging in 1963 voor met waterverwarming op olie.
Vermelding dient verder dat in de eerste jaren van het vernieuwde bad veel "officiële" (werk-)bezoeken werden ontvangen van gemeentelijke instanties uit het hele land, alsmede van buitenlandse delegaties.
Dit zal, naast het sterk toegenomen bezoek van recreanten, ongetwijfeld mede aanleiding zijn geweest aan het gemeentebestuur voorstellen te doen tot verbetering van het restaurant, dat sinds 1951 geen noemenswaardige verbetering had ondergaan, ook niet in het kader van de algehele vernieuwing 1961/1962. In samenwerking met een restauranthouder uit Soestduinen, die bereid was "een bepaalde financiële inbreng te leveren" werden plannen uitgewerkt, op basis waarvan de gemeenteraad een crediet verleende van ƒ 26.000,-. Bij het begin van het seizoen 1965 was de vernieuwing van het restaurant klaar.
Ter afsluiting van dit deel nog enkele cijfers uit het (gecombineerde) Jaarverslag 1965-1966:
Gemiddeld bezoek 1962-1963 bij onverwarmd water - 151.277.
Gemiddeld bezoek 1964-1966 bij verwarmd water - 256.407.
Aantal abonnementen 1965: 6.952, 1966: 6.956.
Uitgereikte zwemdiploma's 1965: 649. 1966: 651.
Hoogste aantal bezoekers op één dag: 10.592 op 31 mei 1964.
De bezoekcijfers in de laatste 5 jaren waren:
1986 - 74.076
1987 - 50.973
1988 - 38.903
1989 - 96.684
1990 - 72.065
Totaal 332.701 = gemiddeld 66.540 per jaar.
De projectontwikkelaar die het oorspronkelijke natuurbadterrein gaat ontwikkelen heeft in een gesprek met twee wethouders van de gemeente toegezegd ten behoeve van de inwoners een bad van 550 vierkante meter te zullen aanleggen.
Met betrekking tot de voor een openbaar openluchtzwembad benodigde wateroppervlakte werd eertijds wel de norm gehanteerd van 15 à 20 vierkante meter per 1000 bezoekers. Wil men deze norm ook thans nog doen gelden bij de eventuele bouw van een dergelijk bad (waarom niet?) en wenst men het gemiddelde bezoek in de periode 1986-1990 aan te houden voor het nû en de directe toekomst dan betekent dat dat het bassin voor het rond 42.000 inwoners tellende Soest en Soesterberg een oppervlakte zou moeten hebben van (afgerond) 1000 à 1350 vierkante meter.
Tenslotte:
Op 26 juli 1964 kon voor het eerst de 200.000ste bezoeker worden verwelkomd en op 9 september 1969 voor het eerst de 300.000ste, bij een seizoentotaal van 307.713. Voor de in de zeventiger jaren begonnen geleidelijke teruggang in de bezoekersaantallen zullen veel redenen te noemen zijn. tot de voornaamste reken ik:
- het toenemende aantal zwembaden in regio zowel als land;
- de aantrekkingskracht van de her en der aangelegde en dikwijls vrij toegankelijke recreatiegebieden (randmeren, plassen, bosmeren (Henschoten!), de noordzeestranden, e.a.;
- het grote aanbod van steeds weer nieuwe recreatie-mogelijkheden; alles onder bereik gekomen door;
- de sterk toegenomen mobiliteit van de Nederlander.
Ook de sinds 1981 dreigende en in 1986 als definitief aangekondigde verkoop van het bad kan een negatieve druk op het bezoek hebben gehad. Het is echter allemaal nog te recent en interpretabel voor definitieve conclusies.
Hoe ook: in 1990 kon voor het laatst in het Soester Natuurbad worden gezwommen. In 1991 ging het complex onder de slopershamer en bleef een kale vlakte over.
Bronnen: De Soester; Gooi- en Eemlander; Soester Courant; Woonkrant; Van Zoys tot Soest; Jaarverslagen; Memorie; Informatie.
Naschrift
Uit de voorliggende krantenartikelen - nu de verkoop en afbraak van het bad historie zijn geworden meen ik daaruit te kunnen putten - moet geconcludeerd worden dat de toekomst voor het openluchtzwemmen in Soest nog steeds niet duidelijk is.
In de verscheidenheid van meningen, opvattingen, gewijzigde standpunten, soms tegenstrijdigheden, de conclusies uit het extern onderzoek naar de gang van zaken, enz. ligt een verleidelijk aanbod tot uitvoerig citeren, maar ik laat het beschrijven van die periode nu toch maar aan anderen. Misschien is daarvoor interesse binnen de Historische Vereniging Soest of bij een studerend historicus. Daarbij zou de door mij beschreven periode nog eens moeten worden betrokken, maar in ieder geval de relevante stukken uit het gemeentelijk archief en, zo mogelijk, verenigings- en particuliere archieven.
De cultuuromslag binnen een oorspronkelijk besloten, agrarisch dorp, begin negentienhonderd - hier verwijs ik met respect naar de vele publicaties van E. Heupers over Oud Soest - tot een modern en uit zijn voegen gegroeid dorp einde eeuw, waarvan een aanzienlijk deel van de bevolking emotioneel betrokken was bij één object - eerst bouw, daarna afbraak - zou als thema boeiend genoeg zijn. Een financiële bijdrage van de gemeente in zo'n studie lijkt mij zeker verantwoord.
De heer Th. M. Peet was vanaf 1963 directeur van de Stichting Zwembaden Soest, vroeger Stichting Soester Natuurbad genaamd, waarvan hij vanaf 194-7 secretaris was .
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.