Th.M. Peet
"Wijlen" het Soester Natuurbad II (vervolg)
"Wijlen" het Soester Natuurbad III (vervolg)
In Natuurbadkringen werd in de jaren 1947/1948 het initiatief tot de aanleg van het openluchtbad aan de Banningweg - nu Van Weerden Poelmanweg - vrij algemeen toegeschreven aan slager Jaap Nooder uit Soesterberg, lid van de gemeenteraad voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (S.D.A.P.), samen met C. Sevenhuijsen, ingenieur van de Utrechtse Waterleiding Maatschappij en verbonden aan het Waterleidingbedrijf Soestduinen. De Politiek - Nooder - beoogde werk voor de vele werklozen. De Techniek - Sevenhuijsen - zag in een zwembad direct naast "zijn" waterleidingbedrijf een nuttige bestemming voor het doelloos wegvloeiende koelwater van zijn bedrij f.
Beiden zouden elkaar hebben gevonden in een praktische oplossing, die ten goede kwam van de inwoners van Soest en Soesterberg.
In de mij bekende krantenartikelen is dit niet feitelijk terug te vinden. Het is nu eenmaal het lot van veel oerinitiatieven dat zij in vergetelheid raken zodra verwezenlijking practisch ter hand wordt genomen en verwerkt in officiële stukken.
Wel kan gezegd worden dat Nooder zich zeer bij het natuurbad betrokken voelde en nog vele na-oorlogse jaren actief was als lid van het zwembadbestuur. Een aanwijzing voor de rol die Nooder en Sevenhuijsen in de aanloop hebben gespeeld is mogelijk ook te zien in de dank die tijdens de raadsvergadering van 10 november 1932 door een raadslid werd gebracht aan de Vereniging Soesterbergse Bloei, "daar door de bemiddeling van een lid van het Bestuur dier vereniging de aandacht is gevallen op de mogelijkheid, gebruik te maken van het condenswater van de Waterleiding nabij Soestduinen".
Hoe dat ook zij, in de twintiger en begin dertiger jaren was er in de gemeente een sterk streven naar het oprichten van een zwembad. Zo blijkt uit een toespraak bij de opening van het natuurbad in 1933 "dat 12 jaar geleden de W V SoestVooruit plannen heeft doen uitwerken voor een bad- en zweminrichting aan de Eem, hoe alles daartoe in gereedheid was, zelfs was de grond vrijwel gekocht toen ... toen het toenmalige Eemcollege een spaak in het wiel stak en de uitvoering onmogelijk maakte".
De rivier de Eem was toendertijd de enige mogelijkheid om te baden en te zwemmen; met alle gevaren van dien. Zo werd in de raadsvergadering van 5 oktober 1931 naar voren gebracht "dat 's zomers velen in de Eem verdrinken" en dat "de Eem een grillige rivier (is) die veel slachtoffers vraagt en daarom moet er wat gedaan worden". Ook de vervuiling van de Eem speelde een rol. Hoe sterk het streven naar een zwembad was blijkt duidelijk uit punt 13 van de raadsagenda van 5 oktober 1931. Dat luidde: Behandeling van een tweetal adressen van plaatselijke comités voor de oprichting van een zwembad ...".
Eén noemde zich "Comité van initiatief tot het geraken tot de oprichting van een zweminrichting te Soest" en had de huisarts Donker als voorzitter, het andere "Commissie inzake oprichting zweminrichting" met als voorzitter R.H.J. de Lange, welke commissie "pertinent meent te moeten weigeren om samen te werken tot het maken van plannen tot stichting eener zweminrichting".
Burgemeester en Wethouders hebben toch nog geprobeerd beide comité's tot elkander te bengen "opdat deze zaak, welke van algemeen belang is, niet verbrokkeld wordt", "doch de pogingen daartoe hebben geen succes gehad".
Het comité Donker, dat een zwembad in de buurt van de Heideweg voorstond, wilde wel, maar de commissie De Lange bleef weigerachtig. Uit het raadsverslag blijkt overigens dat ook gedacht werde aan vestiging van een zwembad "nabij Soestduinenen" en "in de Eemstreek", terwijl eveneens sprake was van "hangende plannen tot het oprichten van één gecombineerde zweminrichting voor de gemeenten Soest en Baarn".
Gezien de onmogelijkheid tot samenwerking van de comité's en gezien de ongewenstheid "dat deze zaak door de gemeente wordt ter hand genomen", stelden Burgemeester en Wethouders aan de raad voor "het onderzoek naar de mogelijkheid van het oprichten van een zweminrichting in deze gemeente in handen te stellen van een commissie".
Er werd uitvoerig gesproken over wie in de commissie zitting kon nemen. Hier werd wat politiek bedreven: het Comité Donker telde onder zijn leden nogal wat gemeenteraadsleden; de Commissie De Lange had zulke leden niet in zijn midden. Uitkomst: besloten werd de voorgestelde raadscommissie in het leven te roepen met als leden o.a. de 4 leden/raadsleden van het Comité Donker.
De Commissie De Lange stond er dus naast. Erg zwaar werd daar niet aan getild want de Commissie De Lange "verwierp toch alle samenwerking". Ook werd een Soesterbergs raadslid aan de raadscommissie toegevoegd. Hij haalde "net de meerderheid van 8 stemmen". De gemeenteraad telde toen 15 leden. Blijkbaar ook (dorps-)politiek.
Het bedrag dat het zwembad maximaal zou mogen kosten kwam eveneens aan de orde. Twee kreten uit de discussie: "voor ƒ 10.000,- à ƒ 12.000,- kan men wat aardigs hebben" en "Zou het de bedoeling zijn een groote inrichting van ƒ 30.000,- tot ƒ 40.000,- te gaan maken, dan is spr. daar vlak tegen". Tenslotte werd tot instelling van de voorgestelde raadscommissie besloten.
Nauwelijks een jaar later, op 10 november 1932, werd aan de gemeenteraad het voorstel gedaan "een natuurbad en bijbehorende gebouwen te stichten overeenkomstig teekeningen en beschrijvingen". Dit voorstel was opgenomen in "het voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende: "Werkloosheidsvoorziening, Werkverschaffing en Steunverlening".
Aangenomen mag worden dat met name voor dit laatste de publieke belangstelling "buitengewoon groot" was. "Het publiek stond op de tribune en in de gang dicht opeen". Niet ten onrechte, gezien de discussie. Een plaatselijk blad besteedde er ruim anderhalve pagina aan.
Ik geef een paar citaten om de sfeer van de vergadering te proeven: "De opzichters (het gaat dus over de werkverschaffing Pt) zijn dan moderne slavendrijvers die zullen moeten pogen het laatste druppeltje bloed uit de te werk gestelde arbeiders te persen"; Tenslotte kan er beter gewerkt worden tegen een laag loon dan dat de meeste mensen kreperen"; Men "moet niet aankomen met belastingverhoging want dat is absoluut onmogelijk"; "Bij voorbaat heeft () door zijn rede van nu de arbeiders opgezet tegen hun aanstaande opzichters en dat had () nooit mogen doen"; "Wij spreken namens de arbeiders"; "Ook moet een beroep op de arbeiders worden gedaan om voor het bedongen loon zoveel mogelijk arbeid te verrichten. Gevallen, als zich in de afgelopen weken bij O.W. (Openbare Werken? Pt) hebben voorgedaan, dat arbeiders een bosje stroo gingen halen, dat gingen opschudden en zich daarop kalm te slapen gingen leggen, zijn schandelijk en treurig en moeten worden voorkomen in het belang der arbeiders zelf"; "Schouder aan schouder moet men thans staan" .... Ook over ons onderwerp, de "stichting van een natuurbad aan de Banningstraat" ontspon zich een zeer uitvoerige discussie". Opmerkelijk is dat deze voor een aanzienlijk deel ging over het al dan niet gemengd baden en het open of gesloten zijn van het bad op zondag. "De Anti-Revolutionairen zijn op het gebied van de zondagsheiliging streng positief en zijn dus in elk geval tegen openstelling van het Natuurbad op zondag". Eén raadslid is "absoluut gekant tegen gemengd baden" maar voegt er desondanks aan toe: "Als werkelijk overal elders gemengde baden zijn en dat voor de exploitatie strikt noodig zou zijn, zou spr. zijn standpunt nog eens willen overwegen ..." ;
Weer een ander raadslid is "voor openstelling op zondag en positief voor gemengde baden, niet omdat hij liever een dame in badcostuum ziet, dan de burgemeester in zijn zondags pak (gelach), maar uitsluitend en alleen omdat zoodoende de exploitatie-mogelijkheden grooter worden". Hij verzuimt overigens niet er aan toe te voegen dat hij "ieders principe (wil) eerbiedigen".
Een lid van de raadscommissie merkt nog op dat "het resultaat van de onderhandelingen in de betreffende raadscommissie" door hem bevredigend wordt geacht "daar men over en weer heeft toegegeven aan elkanders opinie. Zij die gemengd willen baden zullen daarvoor in de gelegenheid zijn en zij, die absoluut tegen gemengd baden zijn, zullen ook op eenige dagen van het natuurbad gebruik kunnen maken volgens hun overtuiging".
Er werd niet vergeten hulde te brengen aan "deze raadscommissie, die er in geslaagd is, met een schitterend plan te komen, waardoor wij een Natuurbad zullen verkrijgen, dat zeker zal strekken tot veraangenaming van het leven van de inwoners van Soest en tot vermeerdering van de bevolking". Het krantenverslag vermeldt dan niet: (gelach): de laatste regel was dus kennelijk niet ondeugend bedoeld. Meer citeren, hoe boeiend ook, voert hier te ver. Belangrijk is dat de Raad uiteindelijk het voorstel van burgemeester en wethouder tot "oprichting van een Natuurbad aan de Banningstraat" met 13 tegen 1 stem aannam (één raadslid ontbrak). De tegenstem was "wegens zijn bezwaar tegen de gemengde baden".
Een voorstel om het bad op zondag te sluiten werd met 13 tegen 1 stem verworpen.
Voor de bouw van het bad werd een crediet aangevraag van ƒ 70.000,- "() het gehele Natuurbad (zal) in werkverschaffing worden uitgevoerd, dus ook het bouwen, schilderen enz. anders komt het gehele project in gevaar", aldus de burgemeester .
Hans Kraal schrijft in "Van Zoys tot Soest", Tijdschrift van de Historische Vereniging Soest, 7e Jaargang nr. 1, daarover het volgende: "Realiseren wij ons hierbij even, dat al het grondwerk met de spade moest gebeuren! Het uitgegraven zand werd voor het grootste deel met paard en wagen afgevoerd. Als u dan beseft dat het hierbij ging om een hoeveelheid grond van zo'n 20.000 m 3, dan kunt u zich misschien een kleine voorstelling maken van het werk dat hier verzet is".
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.