Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Protestantse Familie Schimmel 1

Gerard Staalenhoef

Inleiding
De bevolking van de provincie Utrecht is in de 16e eeuw niet zomaar opeens overgestapt van de Rooms-Katholieke naar de Protestante religie. Overal op het platteland bleef men, op enige uitzonderingen na, Rooms, waarbij de pastoors werden gehandhaafd, doch hen werd verboden om missen te celebreren. Omstreeks 1580 leek het nog niet de bedoeling om de pastoors af te zetten en de algemene uitoefening van hun eredienst te beletten.
In 1586 poogden de Staten van Utrecht het protestantisme te bevorderen door te bepalen dat alle pastoors, schoolmeesters en kosters, die zich niet geconformeerd hadden uit hun runctzre moescen worden ontzineven.
Het ligt voor de hand dat pastoors die de nieuwe religie niet met veel enthousiasme omarmden toch, om niet brodeloos te worden, zich transformeerden in predikanten. Ook kosters en schoolmeesters zullen een soortgelijke overstap hebben gemaakt.

Evenals de kerken van Soest en Baarn is ook de R.K.-kerk van Leusden in 1580 geplunderd en in 1585 werd daar voor het eerst een Gereformeerde predikant aangesteld, die in 1605 door een ander is opgevolgd. Deze laatste verklaarde in 1606 dat hij het zingen van psalmen niet had kunnen invoeren omdat de koster niet kon voorzingen en een valse stem had. De naam van deze koster is ons niet bekend doch wel dat hij de kerkdiensten verliet om te tappen, want hij hield ook een herberg.
Overigens een combinatie die ook later wordt aangetroffen. De eerste Leusder koster waarvan wij de naam kennen is Goort Goortsz Buys, vermeld in de jaren 1610 en 1621, die een schuld heeft bij een Amersfoortse brouwer; kennelijk combineerde hij ook beide functies.
De eerste officieel bekende aanstelling betreft Seger van Aphteveld die door de Staten van Utrecht in 1636, na het overlijden van zijn voorganger, wordt aangesteld tot koster en doodgraver. Hij is kennelijk bezitter van het kosterhuis want hij verkoopt dit in 1641 aan (opnieuw!) een Amersfoortse brouwer, wegens schulden die hij bij een andere brouwer had. Seger overlijdt in 1650 en zijn weduwe krijgt, gezien haar sobere staat, verlof om nog tot St. Maarten van dat jaar het kostersambt te bedienen.
Toch wordt reeds op 17 juli 1650 als koster en schoolmeester aangesteld de bejaarde Dirk Lubberts Vlugh. Hij is ca. 1575 geboren en was eerder notaris te Embden. In 1633 krijgt hij te Woudenberg een aanstelling als secretaris en al spoedig sluit hij een overeenkomst met de koster/schoolmeester om diens werk over te nemen. De koster heeft namelijk, zoals Vlugh in 1635 schrijft, weinig tijd omdat hij zich bezig houdt met kramerij, klompenmaken, vissen, vogelvangen en met bijen houden op de Veluwe en in de Betuwe, zodat hij alleen in de winter een paar maanden school houdt.
Als het voor de dan meer dan 70-jaar oude Dirk te zwaar wordt om de toren van Woudenberg te beklimmen voor het onderhoud van het uurwerk vertrekt hij naar Leusden.
Het duurt echter nog vier jaar voordat hij gedwongen zijn ambt van secretaris van Woudenberg neerlegt. Waarschijnlijk kon hij de inkomsten daarvan niet missen want de school te Leusden heeft minder leerlingen dan hij had verwacht. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat er in de omgeving verschillende bijscholen waren.

Het kosterhuis van Leusden is, zoals reeds gezegd, in 1641 in bezit van een Amersfoortse brouwer en in 1653 heeft Dirk Vlugh voor 12 gulden per jaar een zijkamer en het hele achterhuis in huur. De rest is verhuurd aan een tapper; vermoedelijk is dit Buijs Jansz.
Daarom is Vlugh zo goed op de hoogte als hij in 1652 aan de Staten van Utrecht schrijft dat Willem Buijs Schimmel en zijn vader Buijs Janszoon "geheel paapsgezind" zijn.
Aangezien Willem Buijs in die tijd een bijschool houdt bij de Bavoortse molen voegt Vlugh er aan toe dat daar niet uit gereformeerde boeken les wordt gegeven en voorts dat hij door Willem "met schimpende vuyle woorden" is bejegend!
In 1655 legt Dirk Vlugh wegens hoge ouderdom zijn functies neer en een "Schimmel-dynastie" van ruim 130 jaar begint.

De kostersfamilie SCHIMMEL

I/I.
Buijs Janse, geb. ca. 1600 ?. Is mogelijk de tapper in het kostershuis te Leusden ca. 1652 en de vader van:

l/II.
Willem Buysen Schimmel, geb. ca. 1625 ?.
Hij houdt aanvankelijk een bijschool bij de Bavoortse molen te Leusden maar wordt, na het terugtreden van Dirk Lubbertse Vlugh, op 31 juli 1655 door de Staten van Utrecht aangesteld als koster en schoolmeester van Leusden, ondanks dat zijn voorganger enkele jaren eerder zijn gereformeerde gezindheid ernstig in twijfel trok. Het beperkte inkomen van de koster bestond van oudsher uit "gerfkoren", eieren en brood dat hij zelf bij de boeren moest halen hetgeen niet altijd lukte. Na herhaalde malen bij de Staten om hulp te hebben gevraagd lukte het hem in 1687 om een deel van de betaling in nature te doen vervangen door een vast traktement.
Het kosterschap is voor Willem slechts één van zijn vele bezigheden: hij is tapper/herbergier/administrateur en boer met eigen land. Doch hij neemt het niet zo nauw met de rechten van anderen. Zo haalde hij eens ergens twintig belastingen.
Zijn vrouw was hem daarbij behulpzaam want zij werd in 1666 betrapt toen zij een kan brandewijn in het beddestro leeggoot terwijl een andere kan, onder een ton verstopt, werd gevonden. Dat kostte 300 gulden boete en een jaar lang schorsing van de nering.
Toch zag Willem kans het kosterhuis (terug) te kopen, 25-3- 1670.
Wat de aanleiding is, is onbekend doch vijf jaar later is hij het kosterschap kwijt. Prins Willem III van Oranje (de latere Koning-Stadhouder) stelt op 16 juni 1675, kennelijk buiten de Staten van Utrecht om, een andere koster/voorlezer aan, nl. Reinier van Hartogsveld, doch als deze in 1682 overlijdt wordt Willem wederom koster van Leusden.
Het verlies aan inkomsten van het kosterschap compenseert Willem door op 22 oktober 1675 voor 200 gulden het recht op de inning van het paardjesgeld en het hondekoren van de 26 hoeven onder Leusden te verkrijgen.
Met afdracht heeft hij kennelijk geen haast gemaakt want in 1688 voeren de Staten van Utrecht een proces tegen de geerfden van Leusden omdat zij 14 jaar lang geen hondekoren en paardjesgeld hebben betaald; de gedaagden verklaren echter dat wel te hebben afgedragen.
Al zijn aktiviteiten hebben Willem kennelijk geen windeieren gelegd want als in 1675 een hoofd- en familiegeld wordt ingevoerd blijkt dat Willem Buijs vrij hoog wordt aangeslagen, niet alleen vanwege zijn grote gezin met zeven kinderen maar ook door zijn welstand.
Willem Buijsen Schimmel is kennelijk in 1692 overleden want in dat jaar wordt zijn zoon Jan door de Staten als koster aangesteld.
Zijn echtgenote is Jannetje Gijsberts, met wie hij ca. 1655 is gehuwd. Zij schonk hem acht kinderen; van de twee eerst vermelden is de doop niet gevonden, de anderen zijn te Amersfoort (Gereformeerd) gedoopt. Dit behoeft echter niet te betekenen dat zij ook te Amersfoort woonden, want reeds na 1615 heeft Leusden geen eigen predikant gehad doch verzorgden de drie Amersfoortse predikanten om beurten de belangen van Leusden.
De acht kinderen zijn:

  • a. Buijs Willemse SCHIMMEL, geb. ca. 1650; bij zijn huwelijk jongeman van Leusden; ovl. na 9-11-1723, tr. Amersfoort (Geref.) 13/2-2-3-1679 [E.K. 25/479] Elbertjen Hendricks; bij haar huwelijk jongedochter van Amersfoort. Het echtpaar Buijs Schimmel-Elbertje Ruijgh maakt zijn testament, waarin legaten worden toegezegd aan: Willem Janse Bruijnestein, die van zijn oom 25 gulden zal ontvangen; Johanna Schimmel van haar broer 400 gulden krijgt en Arien Schimmel, wonende te Leusden, eveneens 400 gulden. Voorts zullen Willem, Johannes en Wilhelmina Schimmel gelijkelijk mee delen 9-11-1723 [RA. 1704, deel 1 acte 32] .
  • b. Willem SCHIMMEL. Wordt genoemd in het testament van zijn broer 1723. Mogelijk is hij dezelfde als de man van Oetje Everts die als weduwe testeert op haar vier kinderen 30-1-1747. Aangezien daarover echter geen zekerheid bestaat wordt dit echtpaar en hun nageslacht afzonderlijk besproken.
  • c. Gijsbertien Willemse SCHIMMEL, ged. 19-7-1659; bij haar huwelijk, als Ghijsbertje Willem Schimmelsdr., jongedochter van en wonende te Leusden; ovl. vóór 9-11-1723, tr. Leusden (recht.) 12-3-1686 [E.K. 4/34] Amersfoort (Geref.) 5-4-1686, att. van Leusden [E.K. 25/76] Jan Gijsbertsz van Breunis Eng; bij zijn huwelijk jongeman van Barneveld en wonende te Leusden. Te Amersfoort worden Gereformeerd gedoopt als kinderen van Jan Gijsbertse en Gijsbertje Willems: Gijsbert 1986, Gijsbert 1688, Jacobus 1691, Enickje 1693 en Willemijn 1700. Voorts worden als zoons van Jan Gijsbertse, zonder vermelding van de moeder, nog twee kinderen gedoopt met de naam Wilhelmus 1692 en 1686. Vrijwel zeker is één van hen de Willem Janse Bruijnesteijn (verbastering van Breunis Eng?) die wordt genoemd in het testament van zijn oom Buijs Schimmel 1723.
  • d. Willenttje SCHIMMEL, ged. 28-1-1664. Zij wordt als Wilhelmina genoemd in het testament van haar broer.
  • e. Jan SCHIMMEL, ged. 23-1-1668. Hij wordt door de Staten van Utrecht aangesteld als koster van Leusden 9-2-1692. Zijn broer Arie neemt enige jaren voor hem waar tijdens ziekte en volgt hem in 1704 op. Volgens Mevr. de Booy is Jan dan overleden, doch hij wordt kennelijk nog vermeld in het testament van zijn broer 1723.
  • f. Jordanus SCHIMMEL, ged. 10-8-1673, doch vermoedelijk jong overleden want hij wordt in 1723 niet vermeld, terwijl in 1692 sprake is van zeven i.p.v. acht kinderen,
  • g. Adrianus SCHIMMEL, ged. 10-8-1673. Hij wordt hierna besproken onder l/III.
  • h. Jannetje SCHIMMEL, ged. 1-1-1675. Zij wordt in 1723 genoemd als weduwe van Gerrit Cornelisse van Domselaar, met wie zij in 1697 is getrouwd. Van dit echtpaar zijn zeven kinderen bekend.

l/III.
Adrianus (Arien) Willemse SCHIMMEL, ged. Amersfoort (Geref.) 10-8-1673. Hij neemt voor zijn zieke broer Jan enige jaren het kosterschap waar en wordt zelf aangesteld in 1704 als koster en schoolmeester. Hij overlijdt vermoedelijk in 1726; want in dat jaar wordt zijn zoon Willem zijn opvolger, tr. Amersfoort (Geref.) 29-7-1706
Jannetje/Jannigje Ariëns van Vulpen, jongedochter van Overlangbroek.
Uit dit huwelijk gedoopt Amersfoort (Geref.):
a. Willem, ged. 28-8-1707. Hij wordt hierna besproken onder I/IV.
b. Petronella, ged. 29-10-1709.
c. Jannetje, ged. 13-3-1712.
d. Arijen, ged. 30-7-1723.

I/IV.
Willem Adriaanse SCHIMMEL, ged. Amersfoort (Geref.) 28-8-1707. Hij wordt, na de dood van zijn vader, in 1726 door de voogden van de ambachtsvrouwe aangesteld tot koster en voorzanger. In 1760 werd hij door de classis vermaand omdat hij geen school hield. Zijn verweer was dat er te Leusden geen schoolhuis was. De aansporing om dan toch maar, in afwachting van een nieuw schoolhuis, met lesgeven te beginnen heeft hij naast zich neergelegd en er is ook niet meer op teruggekomen. Het huis waarin hij woonde was zijn eigendom en hij zal daarin wel een herberg hebben gehouden, want in 1748 telt Leusden twee herbergiers, waarvan één tevens koster is.
Vermoedelijk is Willem ca. 1788-'89 overleden, waarna Caspar Hopman als koster wordt aangesteld en er een einde is gekomen aan lange reeks "Schimmel-kosters". Vermoedelijk is hij dezelfde als: Willem Adriaanse Schimmel, geb. ca. 1695?; bij zijn huwelijk jongeman van Leusden, tr. Amersfoort (Geref.) 6-2-1728 [E.K. 25/480] Helmertje Elbertze van Ginkel; bij haar huwelijk jongedochter, wonende te Ysselt. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Naschrift.
Bij lezing van het vorenstaande vraagt men zich wellicht af waarom in een tijdschrift over de geschiedenis van Soest allerlei gegevens worden vermeld omtrent personen in Leusden en Amersfoort. Doch zoals de titel al aangeeft is dit de eerste aanzet van een "reeks" artikelen over deze familie en dan zal blijken dat in later tijd ook Soester inwoners aan bod kwamen. Daarbij is het niet onmogelijk dat bij de hiervoor besproken personen zich voorouders bevinden van één of meer van onze leden.
En voorts geeft het een kijkje op leven in die periode in de naaste omgeving van Soest.

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van:

  • E.P. de Booy, Weldaet der Scholen; Stichtse Historisch Reeks, deel 3 (1977).
  • W.A.G. Perks, Den Treek, 2e bijgewerkte editie, Amersfortia Reeks, deel 3 (1984)
  • J.H.M. Putman en H.A. Burgman-Feenstra, Eemlandse Klappers (div. delen)

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto