Gijs van Brummelen
Een van de oudste, zo niet de oudste herberg van Soest waar gegevens over bekend zijn, is "De Drie Ringen", gevestigd in het pand achter de oude kerk. Bram van Herwaarden was de laatste echte waard van de herberg. Met zijn dood kwam er rond 1900 een eind aan herberg "De Drie Ringen". Daarna werd het pand met achterhuis bewoond door drie aparte gezinnen tot ruim na de 2de wereldoorlog. In de jaren zestig is het oude pand aangekocht door de heer A.C. van Ee. Hij heeft het in 1973 afgebroken en opnieuw geheel in oude stijl laten herbouwen. Het staat nog steeds bekend onder de naam "De Drie Ringen".
De herberg heeft een boeiend en interessant verleden. Een groot aantal jaren heeft "De Drie Ringen" een belangrijke rol gespeeld als middelpunt in het maatschappelijke leven.
De Kerkebuurt was in vorige eeuwen immers de dorpskern van Soest. De naam "De Drie Ringen" komen we in de archieven voor het eerst tegen op 11 October 1702, "de huysinge en harbarge daer de Drie Ringen uithangen, in 't dorpe van Soest. [1]
Volgens nog oudere archiefstukken van 1594 staat de herberg in dat jaar vermeld onder de naam "De Keijzerscroen". Anthonie Maessen, waerdt alhier "In de Keijzerscroen". [2]
Weer een halve eeuw later in 1645 komen we de herberg in de archieven tegen onder de naam "Het Wapen van Gaesbeek". In 1645 wordt volgende mededeling gedaan: Tot Zoest in 't wapen van Gaesbeek, sijnde een herberg op den hoeck achter de kerck bij den grote Ypenboom, staet in t voorhuys boven de deur dusdanig wapen ende daer onder den naam van Claes Gerbrandsz. de Beer. [3]
"De Drie Ringen" was in het verleden niet alleen de dorpsherberg maar ook de aanlegplaats van reizigers tussen de steden Amersfoort, Utrecht en Naarden. In de jaren 1815 - 1818 liepen de wegen Amersfoort-Utrecht-Naarden via Soest. "De Drie Ringen" kreeg vooral zijn grote bekendheid, doordat de bekende Nederlandse romanschrijver, Jacob van Lennep (1802-1868), zijn hoofdpersoon Ferdinand Huyck (1840) in zijn gelijknamige Roman, laat optreden in de oude herberg. Ferdinand Huyck, zoon van de hoofdschout van Amsterdam op weg van zijn reis door Duitsland naar huis in Amsterdam, doet op zijn laatste etappe Zoest aan.
Wie het verhaal leest krijgt een goed beeld van een herberg en de Kerkebuurt in die jaren. We zullen het nogal wijdlopige verhaal verkort weergeven.
Ferdinand Huyck, een jongeman van nog geen 25 jaar gaat op zekere dag te voet van Amersfoort naar Naarden. Hij heeft te weinig geld bij zich voor een rijtuig, daarom verzendt hij alleen zijn bagage met de bolderwagen. Hij vindt het niet erg om de weg naar Naarden te voet af te leggen want, zo mijmert hij onderweg, de wegen tussen Amersfoort en Naarden zijn slecht, zanderig en hobbelig, dus is het toch prettiger om lopend te gaan. Hij moet die dag de laatste schuit vanuit Naarden naar Amsterdam halen en is daarom vroegtijdig, zonder te ontbijten, uit Amersfoort vertrokken. Even voor negen uur 's morgens komt hij in de Kerkebuurt en besluit hier in "De Drie Ringen" te ontbijten. Op het plein voor de herberg staan al verscheidene boerenwagens.
Als hij de deur van de herberg binnenkomt is hij verwonderd dat er al zoveel mensen zijn en dat er al volop bier wordt getapt. Achter de toonbank staat de dochter des huizes, een knappe deerne op haar zondags uitgedost met zilveren oorijzers en een halssnoer van dikke bloedkralen. Er blijkt een soort verkoping te zijn, vandaar de drukte. Ferdinand vraagt twee boterhammen met kaas en een glas karnemelk en gaat aan het eind van een lange tafel zitten. In de herberg bevinden zich niet alleen groepjes boeren en wat burgers, maar tussen de gasten zit ook Simon, een Joodse marskramer. Deze komt al gauw met zijn handel (messen, scharen, kurketrekkers, kammen enz.) bij Ferdinand en zeurt net zo lang tot hij een kleinigheid van hem koopt. De marskramer heeft Ferdinand herkend als zoon van de hoofdschout van Amsterdam. Terwijl hij Ferdinand de gekochte kurketrekker overhandigt, fluistert hij hem toe om vooral bij het ontbijt een mes te vragen en niet naar het mes te kijken dat door zijn overbuurman, de ruige zeeman Andries, in de tafel is gestoken. Ferdinand snapt de hint en bedankt met een onmerkbaar knikje. Hij herinnert zich meermalen te hebben gehoord hoe sommige liefhebbers van het edele bekkensnijden, bijzonder in Eemen Gooiland, gewoon waren hun messen in de tafel te steken om de onkundige of onvoorzichtige vreemdeling die er zich van bediende, of er alleen maar even naar keek, tot een gevecht uit te dagen. Andries de zeeman wordt beschreven als een kwant met een afzichtelijk gezicht, sluike haren vanonder een muts tot op zijn schouders. Zijn ogen hadden een gluipende blik der hyena en hij had een grijnzende lach die een alleronaangenaamste indruk op Ferdinand verwekte. Zijn gezicht had veel naden en kruislijnen van lidtekens, overblijfselen van vroegere gevechten.
Andries begint Ferdinand uit te dagen door te vragen waarom hij zich niet had bediend van het mes dat voor hem in de tafel stond. Ferdinand zei het niet gezien te hebben en dat hij graag een mes voor zich alleen wilde. Waarop Andries vloekend overeind vloog, "niet gezien!?". Er was voor Ferdinand geen ontkomen meer aan, er moest worden gevochten. Juist toen Andries met zijn mes wilde uithalen sprong de zwaarlijvige waard tussenbeide. Simon de Jood had via dochter Mientje verteld dat Ferdinand een zoon "van hoge huize" was en de waard dacht meteen aan de mogelijke gevolgen "Die Sinjeurs in Amsterdam hebben armen die ver reiken en zij zouden het mij inpeperen, zoo ik een van hun broedsel in den pekel liet steken".
Andries wordt met veel gedoe gekalmeerd en ze laten Ferdinand verder met vrede.
"De Drie Ringen" was zeker in de vorige twee eeuwen het middelpunt van Soest. Wanneer er een veiling of een houtverkoping was, gebeurde dat in "De Drie Ringen". Ook de vroeger in deze omgeving zo bekende Soester kermis, die op 19 oktober viel, is vaak in de Kerkebuurt gehouden. De Gildefeesten, waarbij men zich drie dagen achtereen kon uitleven in eten, drinken en dansen, vonden in het verleden ook in "De Drie Ringen" plaats. Later hield men dit feest ook wel in andere herbergen.
In de Franse tijd heeft "De Drie Ringen" zelfs gediend als gerechtshuis, toen er de Maire in gevestigd was en de Municipaliteit - het gemeentebestuur - er onder de Maire, de latere burgemeester van Soest Stein van Hensbroek, vergaderde. Verder heeft "De Drie Ringen" ook nog een tijdje gefungeerd als raadhuis van Soest.
Na de restauratie in 1973 diende de voormalige herberg uitsluitend voor bewoning, terwijl het achterhuis werd gebruikt als expositieruimte onder de naam "Galerij de Drie Ringen".
Nadien is het achterhuis overgenomen door de Nederlandse Hervormde Kerk die deze ruimte gebruikt als wijkgebouw "de Deel".
Bronvermelding
[1] R.A. Soest 1144 deel XXIV
[2] Recht. Arch Soest 1144 dl VII
[3] Univ.Bibl Utrecht 1828/12
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.