Jac. van Looy
Het "wonderlijke" boek, dat Jac van Looy schreef over "de wonderlijke avonturen van Zebedeus" zou in Soest geschreven zijn. Van Looy woonde van 1895 tot 1907 is Soest aan de van Weedestraat, in Zomerzorg ('t Lange Eind A56). In dat boek komt de naam "Soest" niet voor, maar wat denkt u van de passage in "Het vierde boek" geschreven de vier en twintigste avond? Dansen de Soesters rond de Gildeboom? En "onze held" Zebedeus zag dat.
Redactie
Vier-en-veertigste avond
Dit is mijne Vinger
En dit is mijne Duim
Waar zou ze wezen?
Waar zou ze zijn?
Aldus verwoordde zich het wijsje van den bakker langs den eenzij ds open weg dien onze held was gaande. Een tuinmansjongen zong het, klomp-klossend uit een koffiehuisje ; een zwartgetande vrijster zong het, wijdbeens stappend in haar donkere rokken. Dan liep een gansche bende eensgezind, getooid met roodgebiesde petten als soldaten, in schettering en paukende muziek, die als een roes je met hen meevoer in de lauwe lucht en Zebedeus herkende al de instrumenten, al de glimmende figuren voor de bolle wangen, de drachtige, ten buik gedragen trom, de groote hoorn waarin de knaap geklonken liep als in een gulden boei van roem. Geloop of ergens brand was, was er komend; een boer kwam hard draven, schoor op een ploegpaard zittend met oranjedek en toonend breed in 't achterover hellen zijn dubbelborstig vest; notabelen stapten bewust; de kapelaan kwam aangepeddeld met zijn lage hoedje en liet zijn fiets omkantelen en stond er spillebeenig en met zilveren ruitjes op zijn schoenen bij een gladgeschoren raadsheer ijverig te vragen.
Dichtbij een graspiein postten zich de muzikanten om een lindeboom waarvan de stam door een oude drievoet was omzet. Een rei bedaagder dorpelingen had zich daar vezameld en maakte zich klaar om rond den boom te dansen. Dit is mijne, hieven zij hun vinger en, dit is mijne, hieven zij hun duim en lieten die dan weder naast elkander hangen. De vrouwen waren aangekleed met kostbare zijden bouwen en veelkleurige keursen en zilveren kasken hadden zij om 't hoofd, die hun de wangen als tot bloedens knepen. De mannen, streng gestropdast, meestal luuster-zwart, droegen koteletjes bij hun stoere ooren; een flesch-hals stak er uit een jekker op. Dan bij het nooden van de koperen fanfare, schakelden zich ten leste hun knuisten, doch de mannebeenen bleven staken, wankel van bewegen.
Ze verdijen het echt, zei er een villa-meisje, leggende den nadruk op dij.
Schroomvallig tuurden er de lieden naar elkanders oogen ofschoon wel de monden zangdriftig zich vertrokken, rondedansten ze niet. Een jong en trantel wijf hield duchtig met zingen vol: wàar zou ze wezen, die scone uitgelezen! maar keek al spoedig even hulpeloos, naar links naar rechts, of raasde er een horzel in de buurt. Ze ginnegapten, giegelden: jij dan, jij, en dreven toen elkander met de ronzebons der muzikanten mee, hun bolle billen keerend naar den klammen boom, naar 't oude weitje van den dans.
Alles vervult zich, zuchtte onze held, wist ik het niet reeds lange dat de Vraag het eigendom van vele harten is. Wàar zou ze wezen? Hoe droevig klonk het bij den lindeboom, hoe schaamden zij zich zoo? Hadden zij hun schoone kralen om de halzen niet en 't erf-goud aan hun lijf? Waarom weigerden hun voeten bij den boom te doen, wat vóór hen geslachten deden? O verloren heil! Wàar zou ze wezen? hoor toch hoe het weeklaagt.... o, ik zal de lange landen afgaan met gevoelig trachten en onderwijl maar weldoen waar ik kan. Na dit gezegd te hebben, had Zebedeus zich verwijderd van het feestende gehucht en ging geruimen tijd zeer stil, voorbij aan vele dingen.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.