Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Het klooster Mariënhof I

door wijlen ds J.J. Bos

Het klooster "Mariënhof" in de Birckt II
Het klooster "Mariënhof" in de Birckt III
Het klooster "Mariënhof" in de Birckt IV en slot

Het einde der 14de en het begin der 15de eeuw was in ons vaderland een tijdvak van buitengewone godsdienstige opgewektheid. Men noemde het met nadruk het tijdvak der "nova" of "moderna devocio in terra nostra". Geert Groote; (Gerrit Groete, Gerrit de Groot, Gerardus magnus, geboren in October 1340, gestorven aan de pest op 20 Augustus 1384), had zijne stem alom in den lande doen hooren, ook in Utrecht en Amersfoort, en zijne volgelingen, zooals Johannes van den Gronde, te Deventer; Wermbold van Buscoop, te Utrecht; Hendrik Goude, te Zwolle; Hugo de Goudsmid, te Haarlem; Gijsbrecht Douwe, te Amsterdam; Gerard van Zutphen, (Zerbolt), te Deventer; Johannes Brinckerinck, te Diepenveen, werkten overal voort in den geest des Meesters, zijn getrouwe vriend, Florens, (Floris), Radewijnsz., (geboren te Leerdam, omstreeks 1350; overleden op 24 Maart 1400), die bij het leven van zijnen vriend reeds in diens arbeid gedeeld had, ging na zijnen dood daarmede voort. En de vrucht er van was, dat hij weldra te Deventer, in zijn huis nabij de Sint Lebuinus-kerk, een aantal "klerken van goeden wille" rondom zich vereenigd zag; evenals Geert Groote reeds in 1374, in het huis zijns vaders, later het "Meester-Geertshuis" genoemd, een aantal behoeftige, maar zedige jonge dochters, had laten samen wonen. Deze inrichtingen breidden zich al meer en meer uit, en zijn te beschouwen als de voorbereiding voor het geestelijke leven in het Klooster te Windesheim. (Kist en Mali, Kerkhist. Archief Dl. IV, bl. 99, 214-G.H.M. Delprat, Verhand. over de Broederschap v. Geert Groote; bl. 22,28-W.J. Hofdijk Kloosterorden in Nederl., op het art. Kanoniken, bl. 14,16.)


In 1398 werd deze "Broederschap des Gemeenen Levens", andermaal door eene besmettelijke ziekte bezocht, en op krachtigen aandrang der Broeders, die inzonderheid voor het leven van Meester Florens bezorgd waren, nam hij , met eenigen van de zijnen, de wijk naar Amersfoort, en werd, met de anderen, opgenomen in het, in 1394 gestichte, Klooster der Penitentie-broeders aldaar. Ook een aantal scholieren volgden den Meester, en werden door de inwoners dier stad liefderijk ontvangen.
Deze "Broeders des Gemeenen Levens", deze "Kerken van Goeden Wille", deze "devoten" verlieten hunne plaats in de wereld niet, maar namen het met de zaak van den godsdienst wat ernstiger op dan de groote meerderheid der menschen, ook der geestelijken, toen wel deed. Zij belastten zich met het onderwijs der jeugd, en gingen in vrome oefeningen voor.
Reeds in 1388 had Florens Radewijnsz in dien geest in Amersfoort gepredikt, zoodat eenige godvruchtige Priesters en Klerken, daar woonachtig, begeerig werden ook in hun midden eene Vereeniging op te richten als te Deventer bestond. Daaronder waren mannen, die in een eerbaar christelijk huwelijk leefden, met name Rutgers van Doem, Johan van Hagen, Gerrit Wilde, Steven Louwe, en anderen. Op hun verzoek zond Heer Florens Radewijnsz. hun, in 1395, drie Broeders, nl. Andreas van Attendoorn, Johan de Lemego, en Niclaes van Erpen (Arpel), teneinde in Amersfoort eene "huijzinge" voor eenige geestelijke personen in te richten.

Deze drie "Klerken" hebben, met de hulp van anderen, in drie jaren tijds een Fraterhuis, achter Sint Pieters-gasthuis, opgericht. Dit werd echter spoedig te klein, en daarom begon men, in 1403, met het bouwen van een nieuw Klooster. Den grond daartoe, (een kamp lands, tusschen den Ouden Bisschopsweg en de Stads - gracht, de derde kamp van de Beek, langs welken kamp een gemeene weg was van de Koepoort af tot aan den Bisschopsweg; deze kamp werd te voren al genoemd Andries-Kamp), kregen zij onverwachts ten geschenke van zekeren Wouter Vlowijk, en met behulp van Herman Snijders, Priester, begonnen zij in 1403, "op Heiligen Kruisavond "exaltationis, ter eere Godts, zijne gebenedijde Moeder, en "de S. Andries des Heiligen Apostels", een nieuw Klooster te bouwen, dat genaamd werd "het Convent van S. Andries-kamp". Daarin is Heer Willem Hendriksen (Wilhelmus Henrici), en Nicolaes van Erpen, met het grootste gedeelte van de Broeders uit het Klerkenhuis, in 1405, overgegaan, maar Johan de Lemego bleef, met eenige weinige Klerken, in het oude Huis achter. De nieuwe stichting werd in hetzelfde jaar door Frederik van Blankenheim, de 51ste Bisschop van Utrecht, bevestigd, en door het Kapittel der S. Joris-kerk te Amersfoort, op 22 December van hetzelfde jaar, geadmitteerd. (Kist en Mali, Kerkhist.Archief. Dl.Il.bl.170.-v. Heussen en v. Rijn, Hist. v.h. Utr.Bisdom, Dl.Il.bl.26, 40. Matthaeus, Fundat., et Frater Eccles, bl. 517-Delprat, a.w.bl. 83.-v. Bemmel, Beschrijv. d. Stad Amersfoort, bl. 180, enz. J.G.R. Acquay, Het Klooster te Windesheim, Dl.Ill, bl. 75.)
Omstreeks Paschen van het jaar 1399, hadden de Broeders van het Fraterhuis den Derden Regel van S. Franciscus aangenomen, en werden daarom gewoonlijk "Tertianen" genoemd, (v. Bemmel, a.w., bl. 198.) In 1417 zijn zij tot de Orde van S. Augustinus overgegaan, zich onder het Kapittel van Windesheim begevende, en werden alzoo geen monniken, maar Reguliere Kanunniken. Zij waren dus oorspronkelijk Broeders des Gemeenen Levens, dat wil zeggen, "mannen van goeden wille", die, zonder professie te doen, samenleefden van den gemeenschappelijken arbeid. Zij waren gekleed met een grijzen rok, overrok, en broek, zonder optooisel, en met weinig plooien, waaronder zij droegen linnen hemden, terwijl zij hunne hoofden dekten met grijze kappen.
Niet lang na de stichting werden Johan de Lemego, ("hij leefde als een engel, en stierf 1421", zegt de kroniek), en Nicolaes van Erpen, Priesters, terwijl Andreas van Attendoorn aan de pest kwam te sterven. Nadat nu ook nog verscheidene nieuwe Broeders waren aangenomen, werd Heer Willem Hendriksen, als de eerste Pater en Overste van dit Huis, aangesteld, (v. Bemmel, a.w., bl. 103.) Hij was te Amersfoort geboren, uit fatsoenlijke ouders en opgevoed in de school van Florens Radewijnsz. Hij werd "Leraar in de Gottheit en "geestelijke Rechten", en is daarbij "Overste van 't Kolle"gie, eerste Regent der Broederen van den goeden wille, dat "is, van de H. Jeronymus-broeders te Amersfoort, geweest." In 1380 werd hij Generaal der Franciscanen van den Derden Regel. Deze Wilhelmus was ook pastoor van Amersfoort, en heeft zekeren Priester Petrus tot Vicaris gehad. Hij stierf op 30 April 1414, algemeen geacht en betreurd.

De tweede Rector van het Klooster van S. Andries-Kamp was Heer Gesuinus van Zanten, (v. Heussen en v. Rijn, a.w. Dl. II.) In het tweede jaar van zijn Prelaatschap, dus in het jaar 1416, begonnen de Regenten en de Burgers van Amersfoort, er bij de Broeders op aan te dringen dat zij zich naar elders zouden begeven, uit vrees dat de vijand zich, bij eene onderneming tegen hunne stad, in hun Huis zou kunnen nestelen, en er gebruik van maken ten nadeele van de stad, aangezien dat gebouw zoo dicht bij de stadsvesten was gelegen. De verplaatsing werd hun gemakkelijk gemaakt, door het aanbod van zekeren Meester Hendrik Kamerman, (hij stierf te Deventer in 1430, als Subdiaconus Canonicus Daventriensis), die te Deventer woonde, en aldaar Kanunnik was, maar jaarlijks de Broeders in Amersfoort, zijne geboorteplaats, bezocht, (bl. 131.-Matthaeus, Rerum Amersf. Script., bl. 74.-Matthaeus, Fund, et Fata Eecles. , bl. 518.-v. Bemmel, a.w. bl. 199.) Zoodra deze van het verlangen der Broeders, om zich te verplaatsen, gehoord had, bood hij hun zijn vaderlijk erfgoed in de Birckt, eene buurt onder Soest, zoowat halverwege de stad en de kerkbuurt van dat dorp, gedurende zijn leven tegen eene jaariijksche rente, aan. Op 8 Mei 1419 begonnen zij met den bouw van het nieuwe Convent. Het altaar van S. Andries, het eenigste gewijde dat de Broeders van S. Andries-kamp bezeten hadden, werd door "een gauwen werkbaas", op een wagen, van Amersfoort derwaarts overgebracht, en is daar gaaf en ongeschonden aangekomen. In 1420 hebben de Broeders, ten getale van 21, dat nieuwe Convent betrokken. Zij gaven daaraan den naam van "Hortus Mariae", Maria's Hofken, naar de H. Moeder Maria", tot wier eer het Klooster op S. Andries-kamp was ingewijd. Later werd het "Marienhof" genoemd, of ook wel "het Klooster in de Birckt", terwijl de Broeders meermalen eenvoudig weg als de "Bircktenaars" werden aangeduid.

De eerste Prior van het Klooster in de Birckt was alzoo gezegde Heer Gosuinus van Zanten. Hij is later Regent of Overste geworden van de Zusteren, of Nonnen, in het Klooster Jeruzalem, eerst buiten, later binnen Utrecht. Hij was 11 jaren haar Rector, en is in December 1433 aldaar gestorven en begraven.
Wat ik tot hietoe schreef, is voor een groot deel ontleend aan Prof. A. Matthaeus, in zijn boek getiteld: "Fundationes et Fata Eeclesiarum"; Leijden, 1704. Hij zeide het geput te hebben uit een oud geschrift, (scheda), uit dat Klooster afkomstig, dat hij tot zijne beschikking had. Wat nu volgen zal, tot 1563, is, op ééne uitzondering na, geheel alleen uit deze bron geput, maar uit het Latijn in onze taal overgebracht, slechts in één geval niet letterlijk; ook laat ik zoo goed als geheel weg, de, soms zeer uitvoerige, verhalen van de vervolging en terechtstelling der van "Lutherany" verdachten, en daarom veroordeelden, omdat dit alles niet strikt met de geschiedenis van Marienhof in verband staat.

Deze drie "Klerken" hebben, met de hulp van anderen, in drie jaren tijds een Fraterhuis, achter Sint Pieters-gasthuis, opgericht. Dit werd echter spoedig te klein, en daarom begon men, in 1403, met het bouwen van een nieuw Klooster. Den grond daartoe, (een kamp lands, tusschen den Ouden Bisschopsweg en de Stads - gracht, de derde kamp van de Beek, langs welken kamp een gemeene weg was van de Koepoort af tot aan den Bisschopsweg; deze kamp werd te voren al genoemd Andries-Kamp), kregen zij onverwachts ten geschenke van zekeren Wouter Vlowijk, en met behulp van Herman Snijders, Priester, begonnen zij in 1403, "op Heiligen Kruisavond exaltationis, ter eere Godts, zijne gebenedijde Moeder, en de S. Andries des Heiligen Apostels", een nieuw Klooster te bouwen, dat genaamd werd "het Convent van S. Andries-kamp". Daarin is Heer Willem Hendriksen (Wilhelmus Henrici), en Nicolaes van Erpen, met het grootste gedeelte van de Broeders uit het Klerkenhuis, in 1405, overgegaan, maar Johan de Lemego bleef, met eenige weinige Klerken, in het oude Huis achter. De nieuwe stichting werd in hetzelfde jaar door Frederik van Blankenheim, de 51ste Bisschop van Utrecht, bevestigd, en door het Kapittel der S. Joris-kerk te Amersfoort, op 22 December van hetzelfde jaar, geadmitteerd. (Kist en Mali, Kerkhist.Archief. Dl.Il.bl.170.-v. Heussen en v. Rijn, Hist. v.h. Utr.Bisdom, Dl.Il.bl.26, 40. Matthaeus, Fundat., et Frater Eccles, bl. 517-Delprat, a.w.bl. 83.-v. Bemmel, Beschrijv. d. Stad Amersfoort, bl. 180, enz. J.G.R. Acquay, Het Klooster te Windesheim, Dl.Ill, bl. 75.)
Omstreeks Paschen van het jaar 1399, hadden de Broeders van het Fraterhuis den Derden Regel van S. Franciscus aangenomen, en werden daarom gewoonlijk "Tertianen" genoemd, (v. Bemmel, a.w., bl. 198.) In 1417 zijn zij tot de Orde van S. Augustinus overgegaan, zich onder het Kapittel van Windesheim begevende, en werden alzoo geen monniken, maar Reguliere Kanunniken. Zij waren dus oorspronkelijk Broeders des Gemeenen Levens, dat wil zeggen, "mannen van goeden wille", die, zonder professie te doen, samenleefden van den gemeenschappelijken arbeid. Zij waren gekleed met een grijzen rok, overrok, en broek, zonder optooisel, en met weinig plooien, waaronder zij droegen linnen hemden, terwijl zij hunne hoofden dekten met grijze kappen.

Niet lang na de stichting werden Johan de Lemego, ("hij leefde als een engel, en stierf 1421", zegt de kroniek), en Nicolaes van Erpen, Priesters, terwijl Andreas van Attendoorn aan de pest kwam te sterven. Nadat nu ook nog verscheidene nieuwe Broeders waren aangenomen, werd Heer Willem Hendriksen, als de eerste Pater en Overste van dit Huis, aangesteld, (v. Bemmel, a.w., bl. 103.) Hij was te Amersfoort geboren, uit fatsoenlijke ouders en opgevoed in de school van Florens Radewijnsz. Hij werd "Leraar in de Gottheit en geestelijke Rechten", en is daarbij "Overste van 't Kollegie, eerste Regent der Broederen van den goeden wille, dat is, van de H. Jeronymus-broeders te Amersfoort, geweest." In 1380 werd hij Generaal der Franciscanen van den Derden Regel. Deze Wilhelmus was ook pastoor van Amersfoort, en heeft zekeren Priester Petrus tot Vicaris gehad. Hij stierf op 30 April 1414, algemeen geacht en betreurd..

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto