Henk Gerth
Met ingang van 5 juni 1902 wordt bepaald dat de lantaarns nu van 15 juli tot 15 mei moesten blijven branden. Op 16 juni 1902 stellen B en W de voorwaarden vast voor de straatverlichting en het aantal straatlantaarns wordt uitgebreid tot 4 9 stuks.
Uit deze voorwaarden pak ik 2 artikelen, die sancties opleggen aan de "Opstekers".
In artikel 9 staat geschreven: "De Opstekers zullen met de aan hen verstrekte materialen zuinig moeten omgaag en zelf de benoodigdheden voor de uitvoering, zooals ladders enz. in goeden staat moeten onderhouden, terwijl zij alles wat de straatverlichting aangaat als goede en trouwe dienaren moeten behartigen."
In artikel 10 wordt de straf genoemd die de opstekers gekort krijgen op hun loon bij nalatigheid of klachten van politiebeambten of particulieren. 50 cent per klacht en bij 3 klachten verliezen zij het recht op een extra uitkering van ƒ 10,--.
Straatlantaarn bij "De Drie Ringen" in de Kerkebuurt
In artikel 11 wordt vermeld dat vrouwelijke personen en jongelieden beneden 16 jaar de werkzaamheden als opsteker niet mogen verrichten. Toch blijkt het probleem van de slechte verlichting te blijven bestaan en daarom besluiten B en W op 31 juli 1902 de raad een voorstel te doen, een commissie in te stellen die onderzoek moet gaan doen naar de mogelijkheid om "voor deze gemeente ten behoeve van de straatverlichting en de particulieren een of ander kunstlicht te verkrijgen, alsmede om te dier zake een rapport en advies uit te brengen."
De burgemeester vindt dat straatverlichting zeer wenselijk zoude zijn indien die op niet bezwarende voorwaarden kan geschieden met gas of anderszins, terwijl de vraag door particulieren steeds toeneemt. Baarn bouwt in datzelfde jaar een steenkolen-gasfabriek. Het gemeentebestuur van
Baarn heeft te kennen gegeven om ook Soest gas te kunnen leveren. B en W van Soest hebben toen opgave gevraagd over de prijs en voorwaarden waarop de levering zou kunnen geschieden. Hetzelfde werd gevraagd aan de "Industriële Maatschappij" te Amsterdam, die in Baarn een centraal station voor electrisch licht exploiteert voor de levering van electrisch licht. De in te stellen commissie zal ook de opdracht krijgen tot onderzoeken van:
a. acetyleenverlichting
b. het bouwen van een eigen inrichting voor verlichting
c. het te verwachten aantal particuliere aansluitingen
De raad gaat akkoord met het voorstel van B en W. Tot leden van deze commissie worden benoemd de heren P. van den Breemer, L.A. Sevenhuijzen en W.L. Top.
In de raadsvergadering van 28 jan. 1903 heeft de commissie verslag uitgebracht. Hieruit blijkt dat er 50 particuliere aanvragen zijn. Uit een discussie blijkt dat de heer van de Flier zijn twijfels heeft over: "of het electrisch licht wel het aangewezen licht is voor deze gemeente., daarbij wijzende op Doorn en Baarn, waar er niet op geroemd wordt, verder is de spreker huiverig voor de grote kosten, terwijl de andere kosten stijgen en de wegen buiten de kom sterk verbeterd moeten worden. Terwijl nu door de stichting eener lichtfabriek juist het beste gedeelte van het dorp bevoordeeld zal worden". De heer Top geeft de hr. van de Flier wat de kosten betreft gelijk, maar daartegenover staan dan weer de inkomsten, die uit de verbeterde wegen nooit zullen komen, want die kosten alleen maar meer door het onderhoud wat daarvoor nodig is. De Raad besluit na de discussie dan ook met algemene stemmen tot stichting van een "lichtfabriek".
Lit. :
Raadstukken
Raadsnotulen
Notulen B en W
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.