G.J.M. Derks
INLEIDING
In het navolgende worden de tot nu toe verzamelde gegevens behandeld van de voormalige boerderij aan de Lange Brinkweg nr. 28, 28a en 28b en haar eigenaren en bewoners vanaf 1748. Naar de oudste geschiedenis van deze boerderij, die vroeger eigendom was van de St. Paulusabdij te Utrecht, is nog aanvullend onderzoek nodig.
De titel van deze bijdrage verwijst naar de bewaard gebleven aankondiging van de openbare verkoping van deze boerderij uit 1928. Op deze aankondiging viel te lezen dat de notarissen Te Leuken uit Amersfoort en Dammers uit Soest op dinsdag 28 februari 1928 in het koffiehuis "Middelwijk" van F. Heeremans te Soest publiek zullen verkopen,
"De meest gunstig in de kom der gemeente Soest gelegen boerenhofstede"
Met die gunstige ligging zal bedoeld zijn de onmiddellijke nabijheid van de R.K. kerk en een aantal goede verbindingswegen, zoals de Rijksstraatweg (Steenhoffstraat) en de Lange Brinkweg. Ook de meeste landerijen waren dicht bij de boerderij gelegen. Het koffiehuis van Frits Heeremans moet gezocht worden op de plaats waar tegenwoordig de bar 't Luikje is gevestigd. De boeren die op zondag met hun tentwagentjes naar de kerk kwamen stalden hier hun paard en wagen. Ook werd hier na afloop van de mis een borreltje geschonken.
De boerderij met in 1928 als adres Kerkpad Noordzijde 37, was sinds 1748 eigendom van leden van de Soester familie van Logtensteijn. De aanleiding tot de publieke verkoping in 1928 was het kinderloos overlijden van de laatste eigenaar uit een tak van deze familie in 1926. .
In het navolgende zal eerst worden ingegaan op de gebouwen en vervolgens op de verschillende eigenaren en bewoners vanaf het jaar 1748.
DE GEBOUWEN
De boerderij is van het zogenaamde langhuistype en dateert volgens de gegevens van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) oorspronkelijk uit het eerste kwart van de 18de eeuw. Als deze schatting juist is moet de boerderij dus tussen 1700 en 1725 zijn gebouwd. [1]
Uit het tot op heden verzamelde archiefmateriaal kunnen over de ouderdom van het complex niet veel bijzonderheden worden afgeleid.
Situatie omstreeks 1828 (zie kaart)
Op het kadastrale minuutplan uit 1828 valt te zien dat het op de brink gelegen boerderijcomplex (sectie A 354) destijds bestond uit het hoofdgebouw en een achttal bijgebouwen. Het woongedeelte van het hoofdgebouw was aan de linkerzijde (noordzijde) uitgebouwd. Op het erf stonden verder twee schaapskooi-achtige bouwsels, drie kleinere schuurtjes en drie hooibergen. De bebouwing lag dicht bij de weg over de Brink. Naast de boerderij en voor de boerderij aan het Kerkpad lagen tuinen (sectie A 360, 355 en 359). Tussen de straatweg en het Kerkpad lag bouwland (sectie A 356 en 358). Het op de eng gelegen bouwland was bereikbaar via een vanaf het erf naar de straatweg lopende steeg (sectie A 357).
Huidige situatie
Het complex bestaat thans uit het hoofdgebouw, twee bijgebouwen direct ter weerszijden van het voorhuis en één van de schaapskooien. Het hoofdgebouw heeft verschillende wijzigingen ondergaan maar de hoofdvorm is redelijk gaaf gebleven. Zo zijn de ramen in de voorgevel tuindeuren geworden en is de kelder dichtgestort en de opkamer uitgebroken.
Het bijgebouw aan de linkerzijde is mogelijk (deels) nog dezelfde als de uitbouw die reeds op de kaart uit 1828 is aangegeven. Volgens de gegevens van het MIP was dit een kaasmakerij. Zelf houd ik het op een combinatie van bakhuis en ruimte waarin boter werd gemaakt, zoals ook bij andere boerderijen aan het Kerkpad wel het geval was. De boerenfamilies woonden 's zomers vooral in het bakhuis, terwijl de "goeie kamer" dan niet of nauwelijks werd gebruikt. Het bijgebouw aan de rechterzijde van het voorhuis was volgens de MIP-gegevens een knechtenhuis.
Ik vermoed echter dat dit pandje is gebouwd als woning voor de ouders van de boer. Mogelijk kan nader onderzoek hier nog eens meer duidelijkheid in brengen. De boerderij is thans in gebruik als woonhuis en magazijn. De schaapskooi is nog op exact dezelfde plek gelegen als één van de bouwsels op de kaart van 1828 en is dus waarschijnlijk voor dat jaar gebouwd. De schaapskooi is in 1954 "versteend" en herbergt thans een antiekzaak. Het zicht op de voorzijde van de boerderij is vermoedelijk omstreeks 1930 weggenomen ten gevolge van de bouw van woningen aan het Kerkpad . Op de aankondiging van de openbare verkoping in 1928 worden de percelen aan het Kerkpad als bouwterrein aangeduid.
EIGENAREN EN BEWONERS VANAF 1748
Hendrik van Logtensteijn
De boerderij kwam in 1748 in het bezit van de familie van Logtensteijn. De vorige eigenaresse, Juffrouw Andrea Magtildis van Haverden (ook: Havorden), was vermoedelijk aan het begin van dat jaar overleden. Deze Juffrouw, een "geestelijke dochter", woonde op het Huis Maperduist of Mopperduijs. Dit huis - de oudere Soester boeren weten nog van het bestaan ervan - lag tegenover de boerderij aan de overzijde van de (Lange) Brinkweg. Op het kadastrale minuutplan is Mopperduijs aangeduid met de nummers 543 en 544, sectie A (zie kaart). Ook Mopperduijs was eigendom van Juffrouw van Haverden. Har erfgenamen verkochten het huis en de boerderij begin april 1748 voor 4050 gulden aan Hendrik van Logtensteijn. De boerderij werd als volgt omschreven: "de drie vierendeels lands uijt de (Vliegers Houve?) met de huijsinge en getimmer daarop staande en dan nog vijf schepelen lands gelegen onder desen geregte voor de helfte leenroerig aen de abdije van St. Paul tot Utregt ...". Juffrouw van Haverden had de boerderij waarschijnlijk verhuurd aan Willem Peterse. [2]
Hendrik van Logtensteijn was een ongehuwd man en bij de koop ongeveer 45 jaar oud. In 1757 blijkt hij zelf bruiker te zijn van zijn hofstede. [3]
Bij testament van 29 september 1778 benoemde Hendrik zijn jongste broer Toon tot "eenige en algeheele" erfgenaam. [4]
Toon overleed vermoedelijk eind oktober 1778, dus ongeveer een maand na de opmaak van het testament. Hendrik van Logtensteijn overleed op 18 mei 1785. De boerderij én het huis Mopperduijs maakten vanaf die dag onderdeel uit van de nog onverdeelde nalatenschap van zijn overleden- broer Toon van Logtensteijn.
Ruim 20 jaar later, op 30 december 1805, werd de nalatenschap van Toon Teunissen van Logtensteijn en zijn vrouw Grietje van den Breemer verdeeld onder hun twee zoons, nl. Toon (1755-1822) en Wouter (1763-1842). De oudste zoon Toon kreeg de ouderlijke boerderij aan het Kerkpad, thans Zuidzijde nr. 5/7. De boerderij van oom Hendrik werd eigendom van de jongste zoon Wouter. De omschrijving luidde als volgt: "Een boerehuizinge, hoff en hofsteede met zijn verder getimmer daar op staande en twee wooninge staande op het erf genaamt Mopperduijs meede onder deze gerechte van Zoest"[5]
Wouter van Logtensteijn en Stijntje Kok
Hoewel Wouter pas vanaf 1805 volledig eigenaar was van de boerderij, is het niet onwaarschijnlijk dat hij er toch al vanaf 1791, het jaar van zijn huwelijk met Stijntje Kok, woonde. Wouter en Stijntje kregen tien kinderen waarvan er acht volwassen werden. Van slechts twee kinderen, nl. Grietje (1792-1836) en Toon (1794-1877), leven thans nog afstammelingen. Grietje trouwde met Peter van den Breemer. Van dit echtpaar stammen (bijna) alle "Van den Bre(e)mers" af. Toon van Logtensteijn was een voorvader, van de tak van de familie die de naam tegenwoordig spelt als "Van Logtestijn".
In 1838 liet Wouter een testament opmaken met daarin de bepaling dat de boerderij voor zijn jongste zoon Cornells (1806-1890) was bestemd. [6]
Cornells trouwde in 1840 bij zijn ouders in. Mogelijk bewoonden Wouter en Stijntje na het huwelijk van hun zoon het huisje aan de rechterzijde van de boerderij. Waarschijnlijk is het zelfs voor hen gebouwd. Hun ongetrouwde dochter Petronella van Logtenstein (1804-1889) woonde bij hen in. Later woonde zij er met Hendrika Broek, die in het bevolkingsregister aangeduid wordt als "huishoudster". [7] In juni 1841 vierden Wouter en Stijntje hun vijftig-jarig huwelijksjubileum. Het jaar daarop overleed Wouter. Stijntje overleed in 1847.
Van hun omvangrijke nalatenschap is een uitgebreide inventaris bewaard gebleven. [8] Daaruit doemt van Wouter en Stijntje het beeld op van een rentenierend boerenechtpaar, dat er wel zeer "warmpjes bijzat". De nalatenschap omvatte o.a. ruim 80 bunder land, vooral gelegen te Soest maar ook te Baarn, Eemnes en Bunschoten. Een groot deel van de grond werd rond 1800 aangekocht.
Sommige rijkere boeren in Soest waren geldschieters en Wouter van Logtensteijn vormde daarop geen uitzondering. Forse bedragen waren o.a. uitgeleend aan Izak Stalenhoef te Montfoort, Cornells Pen te Eemnes en Jan Fokken in Soest. Onder de "schulden en lasten des boedels" worden opgesomd, de nog onbetaalde rekeningen van de kleermaker (Helmus Butzelaar), de timmerman (Hendrik Fluit), de schilder (Jan Ebbenhorst), de bakker (Hendrik Ebbenhorst) en de dokter (Frans Kuiper). Ook de "doodskosten en begrafenis kosten" van Stijntje Kok ad 100 gulden moesten nog betaald worden.
Bij de boedelscheiding van 1848 werd de boerderij eigendom van zoon Cornells, overeenkomstig de wens van zijn vader. [9] Het huis Mopperduijs werd in datzelfde jaar door de kinderen van Wouter en Stijntje voor afbraak verkocht. Achterneef Anthonie Wilhelmusse Logtestein, destijds landbouwer op de boerderij waarin tegenwoordig het pannekoekenrestaurant "de Smickel" is gevestigd, werd voor 200 gulden degene die dit historische pand mocht afbreken. [10] Het vrijgekomen materiaal is mogelijk gebruikt bij de bouw of verbouw van één van de gebouwen van zijn boerderij.
Cornells van Logtenstein en Gerritje van 't Klooster
Cornells van Logtensteijn trouwde in 1840 met zijn achternicht Gerritje van 't Klooster. Zij was afkomstig van één van de grootste boerderijen van Soest, nl. de bekende boerderij 't Klooster aan de Eemstraat. Haar moeder was ook een "van Logtensteijn".
Cornells was jarenlang lid van de gemeenteraad. Ook was hij lid van het R.K. kerkbestuur. Zijn naam werd in het kader van laatstgenoemde functie in 187 6 vereeuwigd op de gevelsteen in het poortgebouw van de R.K. begraafplaats aan de Steenhoffstraat. [11] Uit het huwelijk van Cornells en Gerritje werden vier kinderen geboren waarvan de twee oudsten volwassen zijn geworden, nl. Wouter (1842) en Jannetje (1843). Gerritje overleed in 1865. Cornells werd 83 jaar oud en overleed in 1890. Zoon Wouter zette het bedrijf voort.
Wouter van Logtensteijn en Jannetje van Roomen
Wouter van Logtensteijn was jarenlang één van Soest's meest begerenswaardige vrijgezellen, niet omdat hij zo aantrekkelijk was maar vanwege zijn omvangrijke bezittingen. In 1910 trouwde hij met de 20 jaar jongere Jannetje van Roomen. Zij was weduwe van Petrus Hilhorst (Piet van Toon). Jannetje bracht geen kinderen mee uit haar eerste huwelijk, want zij was op latere leeftijd getrouwd. De boerderij werd draaiende gehouden met behulp van diverse meiden en knechten. Ook Wouter's ongetrouwde zuster Jannetje zal een handje hebben meegeholpen; zij overleed in 1918. Een van de meiden was Riek Stalenhoef (1896-1968) uit Hamersveld. Zij trouwde in 1920 met Willem Hilhorst, de latere directeur van de coöperatie. De eerste tijd na hun huwelijk huurden zij van Wouter de woning aan de rechterzijde van de boerderij.
Jannetje van Roomen sukkelde aan het einde van haar leven met haar gezondheid. Zij leed aan suikerziekte en was bijna blind. Toen ook haar geestelijke gezondheid minder werd vertrok zij naar Vught om daar verpleegd te worden. Zij overleed in Vught in de zomer van 1921. Wouter, toen 79 jaar oud, bleef alleen achter. Door de buurtgenoten werd hij wel aangeduid als "Oude Wouter". Hij overleefde zijn echtgenote bijna 5 jaar en overleed op 15 mei 1926.
Over zijn laatste jaren doen in Soest nog altijd verhalen de ronde. Zo zouden op zijn geld beluste personen de boerderij zijn binnengeslopen, waarna heel Soest over het toen ontvreemde bedrag aan het speculeren was. Verder zou Pastoor Vossenaar er in geslaagd zijn om Wouter te bewegen een aanzienlijk deel van zijn nalatenschap aan de kerk te schenken. Het overlijden van Wouter zal onder de Soester boeren veel aanleiding hebben gegeven tot gesprekken en speculaties rondom de vraag: Wie zal de vele bezittingen erven? Daar was inderdaad discussie over mogelijk want Wouter had geen kinderen en zijn enige zuster was ongehuwd overleden. Ook van zijn vele neven en nichten was het merendeel inmiddels gestorven, zodat mogelijk een groot aantal achterneven en -nichten de erfenis hebben moeten delen.
Wie destijds wat heeft gekregen is mij (nog) niet bekend. Zeker is dat voor de zieleheil van Wouter nog jarenlang missen werden gelezen in de R.K. kerk te Soest en dat zijn boerderij in 1928 in het openbaar werd verkocht. Is er iemand die weet wie toen de nieuwe eigenaar van de boerderij is geworden?
Noten :
RAU = Rijksarchief Utrecht
GAS = Gemeentearchief Soest
[1]. Monumenten Inventarisatie Project (MIP) in de Provincie Utrecht. Objectnummers SOE-199 en SOE-200.
[2]. RAU. Dorpsgerechten, invnr. 1910 (gerecht Soest), fol 222 e.v. Transport d.d. 9.4.1748.
[3]. GAS, oud archief gemeente Soest, invnr. 51, Nieuwe legger.
[4]. RAU. Notariële Archieven, invnr. 739 (notaris Johannes van Keiserswaart), akte 882, fol. 591, d.d. 19.4.1781.
[5]. RAU. Notariële Archieven, invnr. 2156 (notaris Zeger de Beer), fol. 79-86 vs, d.d. 39.12.1805.
[6]. RAU. Notariële Archieven, invnr. ?? (notaris Frans Pen), acte ??, d.d. 18.10.1838.
[7]. GAS. Bevolkingsregister 1861-1879, blad 155, Dorpsvoetpad A 124.
[8]. RAU. Notariële Archieven, invnr. Pen), invnr. 392 (notaris Harmanus Pen), akte 1074, d.d. 17.8.1848.
[9]. RAU. Notariële Archieven, invnr. Pen), invnr. 392 (notaris Harmanus Pen), akte 1079, d.d. 30.8.1848.
[10]. RAU. Notariële Archieven, invnr. Pen), invnr. 391 (notaris Harmanus Pen), akte 1008, d.d. 21.7.1848.
[11]. In de gevelsteen staat niet "G. van Logtenstein" zoals bijvoorbeeld op blz. 56 van de uitgave van de Historische Vereniging Soest getiteld "Soest Monumentaal" abusievelijk is vermeld, maar C. van Logtenstein.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.