Rainoud van Dorresteijn
Vorig artikel
De geschiedenis vanj Hees deel I
Ontginning Hezerveen
De moeilijk toegankelijke en voor onbekenden levensgevaarlijke veenmoerassen vormden eerst slechts natuurlijke grenzen, maar nu ze economisch waardevoller werden, moesten ze tussen de aangrenzende dorpen verdeeld worden. In deze streken was de woeste grond eigendom van de bisschop (Bodenregal), die de gebruiksrechten aan de bovengenoemde hoeven in Soest en Hees verleend had. Dit wordt volledig bevestigd door een kopie uit 1394 van een dus eerder opgemaakte akte, waarin de bisschop een officiële scheiding bekend maakt tussen Soester- en Hezerveen. Uit de akte wordt duidelijk dat er reeds activiteiten gaande zijn in het veen, wat de noodzaak van een (officiële) scheiding groot gemaakt zal hebben [10].
De Soesters werkten vanaf de zuidwestrand van de Eng, loodrecht op diens lengte-as, het Soesterveen in. In de 14e eeuw werd op ca. 700 meter ZW van de Engrand de Veens loot als voorlopige eindgrens van de veenexploitatie gegraven. Een ieder moet dat deel van de Veensloot "neven sijn veen" zodanig op breedte en diepte houden, dat men er varen en keren kon, zo beval de bisschop in 1398 [11]. Blijkbaar is dit deel van het veen dus al verdeeld onder de gerechtigden. We vinden hier vooral bouwland na de ontginning.
In 1399 vindt de verdeling van het Hezerveen plaats. Het Hezerveen werd aan de oostkant begrensd door de grens met Zeist, in het noordoosten door de toen net gegraven Praamgracht en een de noordwestzijde door de Wiek-("Wijck")sloot, de scheiding tussen Soester- en Hezerveen; de enige natuurlijke grens was de hogere grond in het zuiden.
De verdeling vond plaats in 6 hoefslagen van ongelijke grootte; de twee meest oostelijke waren beide 3 hoeven groot, 45 roeden (ca. 170 m) breed op de Praamgracht en 640 roeden (ca. 2400 m) lang (1 Stichtse hoeve = 9600 vierkante Stichtse roeden = ca. 13,6 ha). De overige vier hoefslagen waren van oost naar west resp. anderhalf, 2, anderhalf en 1 hoeve groot. Deze laatsten zijn moeilijk te reconstrueren, want hiervan wordt gezegd dat deze "zeilen gheliic breden te Hezewaert op, elc na zin voerbrede te winnen ghelike groot te wesen want de graft inden middel leit vanden voers veen" [12]. Deze hoefslagen waren niet rechthoekig maar verbreedden zich in de richting van het dorp Hees (zij geerden naar de Praamgracht toe), zij besloegen in totaal ook 6 hoeven en werden van de rechthoekige gescheiden door een gracht. Met inachtneming van de huidige hoogtelijnen, de door Hilhorst [13] vermelde voorbreedtes en oude kaarten ben ik tot de op kaart 2 ingetekende verkaveling gekomen, waarbij de zuidgrens van de kavels globaal de 4,50 m hoogtelijn volgt. Mogelijk heeft er wel veen boven deze hoogte gelegen, maar dit kan te dun geweest of reeds gewonnen zijn. Rekening moet bovendien gehouden worden met verschuiving van hoogtelijnen door b.v. verstuiving.
Met nadruk zij er op gewezen dat de auteur de ingetekende verkaveling slechts ter verduidelijking van de gedachten bedoeld heeft, daar er uit de beschrijving onvoldoende aanknopingspunten bekend zijn om deze interpretatie onbetwistbaar te doen zijn. Als we de 4,50 lijn toch als globale richtlijn aanhouden en we bezien het Soester deel van het veengebied (kunstmatig begrensd door Wieksloot, Praamgracht tot aan de aansluiting met de Veensloot), dan zou daar een vergelijkbare veenoppervlakte van ongeveer 375 ha gelegen hebben. Vergelijken we dan de verhouding van de in de venen gerechtigde hoeven in Soest en Hees (18,5 resp. 8) en die van de geschatte oppervlakten van winbaar veen van Soester- en Hezerveen dan blijken deze twee goed overeen te komen. Men was in die tijd blijkbaar inderdaad al zo ver in de landmeetkunde dat men de Wieksloot zo precies heeft kunnen graven, dat beide dorpen precies die oppervlakte veen toegewezen kregen, die ze "verdienden".
De verdwijning van Hees
De periode 1300-1450 wordt beschouwd als een tijd van agrarische depressie, waarin men op bepaalde plaatsen de ontgonnen, vaak marginale landbouwgrond weer op moet geven, waardoor in ernstige gevallen een dorp zelfs "verhuist" en een "Wuestung" achterblijft [14]. In hoeverre dit ook in de omgeving van Soest speelde zou nadere aandacht verdienen; op het eerste gezicht lijkt deze depressie veel minder of later plaats te vinden.
In Hees zijn de veranderingen echter wel drastisch. In tegenStelling tot Soest zien we te Hees bijna geen groei: in 1400 is er in Hees voor zover bekend nog steeds niet meer dan 8 hoeven bouwland aanwezig, net zoveel als in 1028 genoemd werd [15]. Over vrij grondbezit naast dat van de Paulusadbij is mij niets gebleken. De kaart van Bernhard de Roij uit 1698 [16] geeft bij intekening op de huidige topografische kaart een zeer nauwkeurig beeld van de oppervlakten van Hoog- en Laag-Hees eind 17e eeuw. Hoog-Hees (het oude bouwland van Hees) is verdeeld in twee stukken. Het grootste stuk (tegenwoordig bekend als het landgoed de Paltz ) ligt op de flank van de stuwwal van Soesterberg. De oppervlakte van dit deel is ca. 110 ha hetgeen overeenkomt met 8 hoeven. Het westelijk deel van Hoog-Hees, op oude kaarten aangeduid als Hezereng ligt aan de voet van de stuwwal op het dekzand. Het meest westelijke deel ervan was omringd door een brede hakhoutwal, die ten noorden van de spoorlijn nog terug te vinden is. De oppervlakte van de Hezereng is ongeveer 50 ha (3,75 hoeven). De reeds genoemde weg liep hier ten zuiden, dus niet onderlangs maar bovenlangs het bouwland.
Het genoemde omwalde gedeelte ligt precies buiten het huidige Soest en op de 17e eeuwse kaart staat ook dat het in Zeist ligt, maar tienden betaalt te Hees. Deze tweedeling houdt mogelijk verband met de vermelding van een oudere westgrens van Soest: de Oosternonnenqroep. Deze naam houdt verband met het vrouwenklooster van Oostbroek (bij Utrecht) dat hier een veenontginning in bezit had (groep = greppel). De Oosternonnengroep liep in het noorden door naar Soeststapel, wat een zeer oud grenspunt moet zijn geweest tussen het Sticht en Holland [17]. Er wordt verondersteld dat de grens Zeist-Hees- (Soest) ook tot hier doorliep, hetgeen zou betekenen dat Soest/Hees wel zeer veel noordelijker doorgelopen zou hebben [18]. Trekken we de grens verder in zuidelijke richting door (zoals op laatstgenoemde kaart van de Roij) dan zien we de grens zo'n 500 meter westelijk van de huidige grens van de gemeente Soest liggen. Uit een getuigenis van 1512 blijkt dat het gerecht van Soest vroeger tot aan de Nonnengroep liep [19]. Rekenen we Hees tot het gerecht van Soest dan zou de Hezereng in die tijd wel geheel binnen de grenzen van Hees gelegen hebben. Het Hezerveen daarentegen, wat zoals we hiervoor hebben kunnen lezen rond 1400 ontgonnen is, reikte weer niet verder dan de huidige grens [20]. Het lijkt er in ieder geval sterk op dat Soest (Hees) in het noordwesten veel meer grond gehad heeft, maar dit door grenswijzigingen is kwijtgeraakt (zie ook [21]). Hoe en wanneer dit plaats vond zal nadere studie verdienen. Misschien moeten we aannemen dat de Hezereng een later toegevoegd stuk bouwland is geweest. Van uit de Gelderse Vallei weten we dat de ontginningen op dekzand hier pas rond de 11e of 12e eeuw op gang kwamen. De eerste 8 hoeven (1028) zijn die, die op de stuwwal liggen en hier moet ook het oude dorp Hees gelegen geweest zijn. Weliswaar schijnen er bij het huidige Den Dolder westelijk van de Hezereng vindplaatsen van oude gebouwresten bekend te zijn, maar deze liggen, zelfs als we de Oosternonnengroep als westgrens beschouwen, nog buiten Hezer grondgebied [22].
Op de geomorfologische kaart zien we dat direct langs de noord- en oostflank van de stuwwal van Soesterberg (waar Hoog-Hees en Oud-Leusden te vinden zijn) de dekzandstrook op veel plaatsen omgewerkt is tot stuifzand (duinen).
Het ontstaan van de stuifzandgordel (perioden van sterke verstuiving: 700 en 1330 n.Chr., de laatste inderdaad bij Oud-Leusden aangetroffen) veroorzaakte een grote afstand tussen het bouwland en de lager gelegen, landbouwkundig steeds waardevoller wordende gronden. Deze scheiding zal ook de namen Hoog- en Laag-Hees een grotere betekenis hebben gegeven. Uit de kaart van 1698 maken we op dat de zuidgrens van Laag-Hees samenvalt met de huidige weg de Zoom (toepasselijke naam dus, al weet ik niet of dit werkelijk een oude naam is). Het westelijk deel van deze grens is nog markanter bewaard gebleven: de oorspronkelijke hakhoutwalletjes zijn tot metershoge wallen opgestoven, waarbij het eikenhakhout op veel plaatsen "de kop boven het zand uit heeft weten te houden". Direct ten zuiden van deze grens liggen uitgestoven vlaktes met jeneverbesstruiken, welke vaak voor schijnen te komen in intensief betreden gebieden; iets wat aan de rand van Laag-Hees op de route naar Hoog-Hees inderdaad verwacht mag worden. Er zijn aanwijzingen dat hier de "Winterstruycken", een op een oude kaart van Leusderberg voorkomende naam van een gebied, gezocht moeten worden [23].
We zien dat de verkaveling van Laag-Hees geert naar de Praamgracht, iets wat we ook hebben gezien in het Hezerveen, het noordelijk deel van Laag-Hees. De grenzen van de hoefslagen uit 1399 vallen slechts voor een deel samen met die uit 1698, maar deze laatste zijn dan ook eigendomsgrenzen, die veel sneller kunnen veranderen dan topografische (sloten, wallen). Bovendien is eind 17e eeuw het dorp Hees al minstens bijna een eeuw verdwenen (zie hierna). Het extensievere gebruik van (vooral Hoog-)Hees weerspiegelt zich in de grote kavels, waarvan er meerdere in handen zijn van grootgrondbezitters. Het dorp Hees lijkt verbazingwekkend geruisloos verdwenen te zijn. Als men in 1612 een onderzoek instelt naar de grens tussen Soest en Zeist, is het dorp verdwenen [24]. We spreken in dit geval van een Wuestung, i.e. een dorp dat opgegeven en verlaten wordt. Dit zal waarschijnlijk niet plotseling gebeurd zijn, want dan was het niet zo onopgemerkt gebleven.
De verdwijning van Hees moet toegeschreven worden aan de verstuiving, die niet alleen stukken land onbruikbaar maakte, maar tevens een zo grote afstand tussen de twee nog wel bruikbare delen (het bouwland in Hoog- en de lage grond in Laag-Hees) veroorzaakte dat het economisch niet meer mogelijk was om bij Hoog-Hees een boerenbedrijf draaiende te houden. De verstuiving kan veroorzaakt zijn door het afgraven van het veen in Laag-Hees en de omringende veengebieden (Stichtse venen), waardoor een grote oppervlakte dekzand blootgelegd werd. Tevens moet gedacht worden aan de steeds intensievere begrazing van de woeste grond en een door diverse ontginningen bewerkstelligde diepere ontwatering.
Het bouwland van Hoog-Hees, geheel omgeven door stuifzand en heideveld, zal waarschijnlijk als zodanig nog wel geschikt geweest zijn (de overdekking met stuifzand was op deze hoogte waarschijnlijk miniem), maar weidegrond voor de steeds belangrijker wordende runderen was te ver verwijderd. In periode van agrarische depressie, waarmee in dit geval bedoeld wordt dat de graanprijzen laag waren, schakelde men vaak over op het houden van meer vee; in Hees moeten deze tijden dubbel hard zijn aangekomen.
Dat er ook werkelijk land verlaten moest worden vanwege de verstuiving, blijkt uit een rekening van 1564; vermeld worden onder meer "een erff tot Hees; is bestoven met sant ende leyt desolaet", "veenen tot Hees, is mit sant bestoven" en "land van de Houtcamer tot Hees, is sant ende duynen" [25]. In een soortgelijke rekening van 1592 worden deze stukken ook genoemd, maar dan wordt niets vermeld over verstuiving en moeten de gebruikers wel gewoon thins betalen. Overigens was er in de eerstgenoemde rekening in de hele omgeving sprake van stukken land, waarvoor niets werd betaald: soms vanwege het onbruikbaar zijn, maar ook vaak omdat men zegt het niet meer of nooit gebruikt te hebben. Mogelijk is het dus deels ook een uitvloeisel van b.v. een wisseling van de macht of opstandigheid in een moeilijke tijd.
Het gebied van Laag-Hees is qua hoogteligging, positie t.o.v. de stuwwal van Soesterberg en bodem vergelijkbaar met de Treek zoals Hoog-Hees gelijke trekken vertoont met Oud-Leusden.
In Leusden zien we het verschijnsel dat de boerderijen in de Treek (of Heetveld) allen land bezaten op de Leusder Eng [26]. In [27] wordt vermeld dat de marke van Leusden 26 hoeven, verspreid over Oud-Leusden, de Treek en het Bovenheetveld, bevatte. Het lijkt dan ook niet gewaagd te veronderstellen dat een deel van de mensen uit Hoog-Hees is verhuisd naar Laag-Hees, waarbij men evengoed het oude bouwland in gebruik hield: het is noodzakelijker dicht bij de weidegrond te wonen dan bij het bouwland. Door de zo ontstane grote afstand van Laag-Hees tot Hoog-Hees zal daar toch een zekere mate van extensivering opgetreden zijn. Dat het centrum van landbouwkundige activiteit naar het noorden verschoof, blijkt duidelijk uit het feit dat er in 1640 naast een molen op de Eng en een in de Birk ook een molen in Laag-Hees staat (waarschijnlijk nabij het Keienhuis, in het centrum van het gebied; zie kaart 3) [28]. Gezien de plaats van de molen zal er in Laag-Hees ook bouwland zijn geweest, maar het is zeer de vraag of men dit in het Hezerveen heeft gelegd, zoals we bijvoorbeeld al tegenkwamen in het Soesterveen, waar men afgegraven veenoppervlakken als bouwland in gebruik nam. In Hees ontbrak het vooral aan goede weidegrond, waarvoor de onder een deel van het veen vandaan gekomen humeuze zandgrond zeer geschikt was.
We kunnen Hees beschouwen als een dorp dat, in ieder geval door natuurlijke (bodemkundige/hydrologische) omstandigheden, niet mee heeft kunnen groeien met de agrarische ontwikkelingen. Toen de koeien en de varkens in het bos en later de schapen op de heide nog hun voedsel vonden, was Hees goed aangepast, maar naarmate de lagergelegen, humeuzere grond als weideplaats meer gebruikt werd, werd het in Hees steeds moeilijker vol te houden. De in de laatste eeuwen in de Eempolder afgezette zeeklei en de beekleem in respectievelijk Soest en Leusden zorgden voor een aanvulling in de vruchtbaarheid van de weidegrond. In Hees daarentegen werd de grond langzaam uitgeput. Alleen in het oude Hezerveen zien we nu nog enkele landbouwbedrijven.
NOTEN:
[10]. Documentatie P. Schimmel.
[11]. Gottschalk '70, M.K.E. "Historisch-geografische ontwikkelingen in en om Soest" in Jaarboek Oud-Utrecht '70, p. 120.
[12]. Hilhorst, J.G.M. "Het bezit van de St. Paulusabdij te Hees en Soest in 1028 en 1400". Flehite Dec. '80. pag. 63-65.
[13]. Hilhorst, idem.
[14]. Slicher von Bath, 1980, "Agrarische geschiedenis van West-Europa, 500-1850", Aula-boeken 565, pp. 158 en 180.
[15]. Hilhorst, J.G.M. "Het bezit van de St. Paulusabdij te Hees en Soest in 1028 en 1400" in Flehite dec. 1980 pag. 62.
[16]. Overgenomen door Hilhorst, p. 64.
[17]. Raven, M. "Soeststapel, een oud grenspunt" in Maandblad Oud-Utrecht '53.
[18]. Raven, M. , "Fornhese, Hees en de Nonnengroepen", in "Maandblad Oud-Utrecht" jan. 1957, pp. 9-11.
[19]. De Monte Verloren et al, "Bronnen voor de geschiedenis van Zeist", deel 1, pp. 407-409.
[20]. Hilhorst, pp. 63-65.
[21]. Raven, M. "De grenzen van 'Den Dolder'", in Maandblad Oud-Utrecht juli '65.
[22]. Raven, M. "Hees en Den Dolder", in "Maandblad Oud-Utrecht" jan. '64, pp.5-6.
[23]. Heupers, E. "De Winterstruycken" in Maandblad Oud-Utrecht '59.
[24]. Gottschalk '70, p. 126.
[25]. De Monte Verloren et al., deel 2, p. 120.
[26]. Perks, W.A.G., 1984, "Den Treek, van marke tot landgoed", Amersfortia-reeks, pp. 17-19.
[27]. de Beaufort, Jhr. W.H., "Een en ander over de geschiedenis van de landbouw in de provincie Utrecht", 1947, p. 32.
[28]. Heupers, "Soest in grootvaders tijd", pp. 145-147.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.