Peter van Doorn
Eerdere uitgaven:
Deel I Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Lente 1991)
Deel II Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Zomer 1991)
Volgende uitgaven:
Deel IV Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Winter 1991)
Deel V Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Lente 1992)
Deel VI Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Zomer 1992)
Deel VII Herinneringen aan de Soester Zouaaf (Herfst 1992)
In de 2 vorige nummers van "Van Zoys tot Soest" schreven wij iets uit het dagboek van Peter van Doorn. Eerst zijn reis naar Rome, en verder zijn verblijf te Rome. Maar dan, na 17 dagen wachten krijgt hij zijn uniform en zijn wapens. Dan begint het "dagelijkse leven van een Zouaaf".
De reis van Rome naar Vilezie
Den 13 maart zijn wij van Rome vertrokken des namiddags om vijf uren zaten wij in de spoor wij zagen onderweg niets anders als groote bergen waarop sommige nog gebouwd wierd daar stond op weit haver gerst rog en in de laagte er stonden eenige druivenwijnders de spoor rijdt digt langs Velitrie zoodoende toen wij uit de spoor kwamen waren wij digt aan de stad en kwamen om 7 uren te Velitrie aan.
Daar werden wij van een serzant afgehaald welke ons bragt naar een Kazarnie. toen wij daar 2 dagen waren moesten wij aan het eccerseeren dat ons in het begin zeer moeijelijk voor kwam omdat wij dan in het fransch moesten leeren maar dat werdt al gaauw beter, wij waren ten minsten in twee maanden tijds afgerigt. toen was onze grootste drukten over. toen moesten wij gelijk de anderen de wacht optrekken.
Nu iets over de stad Velitrie en omtrek
Velitrie dat is 15 uren van Rome af. de stad ligt aan de voet van eenen grooten berg. poorten zijn er niet. aan de huizen zijn niet heel schoon de wijnhuizen zijn daar heel smerig want gij hebt den ezel bij u staan en ook de wijntonnen. de wijn is hier niet heel duur voor 25 centen een heel goede flesch wijn maar de tabak is hier vreesselijk duur en siegt dat viel mij in Italie veel af omdat ik nog al graag een pijpje rookte en er was haast geen aankomen aan want een pond kost wel 5 frang en daar bij de cigarren zijn hier ook een Rijock het stuk siegt, er zijn in Velitrie 9 schoone kerken, de stad teldt 18000 inwoners.
Wat buiten de stad aan betreft zijn verschrikke hooge bergen waar de wolken over heen drijven en er wordt niet anders gebouwd als druiven want die willen daar goed
De reis van Veletrie tot Aslatrie en Recede.
Na 4 maanden in Veletrie geweest te zijn was het woord dat wij vertrekken moesten na de stad Aslatrie dat was den 13 Juny want er zijn nog verscheidene steden in de Pauselijke Staten en in vele steden moest volk leggen, in alle steden dat kon niet omdat het Pausselijk leger te klein was maar toch in de voornaamste steden dat de roovers die niet in zoude nemen. Wij vertrokken den 13 Junij met ons Kompanie Velitrie uit naar de spoor, de lucht was zwaar bewolkt en zag donker zodat het er voor ons niet heel voordelig uitzag en daar wij naauwelijks in de trein zaten ging het er al op, maar wij zaten nog goed wij zagen de raamden al weer uit om wat te zien en wij zagen in het geheel niets anders als druiven, wijders dat een zeer schoon gezigt was daar zij juist in jeugdige bladeren stonden en de druiven al begonnen te zetten, maar nauwelijks hadden wij een uur gereden of wij zagen weer niets anders als bouwerij en het koren stond allemaal nog op het veld maar hier en daar maaide zij al een hoekje die bouwerij was rog haver weit en dergelijk die ik nooit had gezien en niet kende hier en daar zag ik ook een hoekje aardappels en ook stukken wei en hooiland en hier en daar zag ik een stadje leggen tussehen en op de groote bergen en eindelijk wij kwamen digt bij de stad Vranzenanie en daar moesten wij er ook uit want de spoor moest regt door en wij moesten lings af. de regen was bedaard en de lucht was helder en blauw. Wij namen de ransel op onze rug en gingen voort en lieten Vranzenanie aan onze rigterhand leggen
Nu wij moesten 3 uren loopen maar na een uur of anderhalf geloopen te hebben kwam er een luitenant van ons aanrijden die ons al een dag vooruit gegaan was na Alatrie die zeide dat wij niet verder moesten loopen en dat er dadelijk karren van Alatrie zoude komen om onze randsel te halen en ze te Alatrie zoude brengen en dat wij weer terug moesten gaan op patroelie want in Presede hadden zij de tijding ontvangen dat daar roovers waren en daar moesten wij op af. Wij keerden dan weer terug het was al zes uur gepasseerd
Wij gingen de zelfde weg weer terug tot Vranzenanie en een 10 minuten van de stad kregen wij een half uur rust om een verkwikking te nemen, want wij hadden dien dag nog niet te veel gehad. Wij aten en wij dronken daar zoodat wij daarvan heel wat opgekwikt waren en toen moesten wij ook weer op mascheeren. Wij gingen langs Vranzenanie zonder in de stad te komen. Wij gingen al verder de bergen in en binnen een uur was de stad uit ons oog en zagen bijna niets anders dan hooge bergen waar de wegen op en af slinggerde.
Hier en daar zag ik een oud Klooster staan waar nog menschen in waren maar ook heb ik ze ontmoet die geheel vervallen waren en vroeger de menschen waren uitgebannen.
Het werdt des avonds tien uren wij hadden weder een uur of drie geloopen. wij kregen rust om onze vermoeide leden een weinig uit te rusten de avond was gevallen zoo dat het al zeer donker werdt om te loopen het liep zoo ver het werdt 12 uren wij kregen al weer een weinig rust om onze afgematte leden een weinig te verfrisschen, maar het rusten hielp ons bijna niet meer want onze voeten gingen kapot van het langdurig loopen over de grentwegen en onze ledematen werden stijf. Het was 12 uren de Maan stak haar zilveren hoornen op en gaf haar schitterende stralen over de wegen en bergen. Wij Baseerde weer op, heel zachtjes aan want hard konde wij niet meer maar na een half uur geloopen te hebben kwamen wij in de stad Presede aan. toen wij daar in kwamen begonnen de honden te blaffen en alles was in beweging zodat wij niet wisten wat dat allemaal was. maar niet bevreest dat hoe afgemat wij ook waren als het er op aangekomen had wij toch ons best wel zoude doen maar er viel niets voor er lag een Kompanie Karbiniers en die stonden gereed om naar een anderen stad te gaan vertrekken zoodat haar legersteden de onzen werdt voor enige dagen. Nu ons werdt dadelijk een legerstede aangewezen en wij begaven ons spoedig ter rust, maar ik durf zeggen dat wij van vermoeijenis niet konde slapen want wij hadden van 's middags 12 uren af geloopen. Des morgens ontwaakt zijnde was ik nog even moei en kon bijna niet loopen, maar wij hadden toen een dag dat wij niets behoefden te doen.
De Patroelie
Den derde dag des avonds om negen uren moesten wij op patroelie er bleef er geen een aan de Kazarne als de wacht om de Kazarne te bewaren, nu wij vertrokken des avonds om negen uren wij waren niet buiten de stad of wij moesten tegen de grooten steenbergen op klimmen die bijna gelijk waren of wij tegen trappen op moesten en het was gelijk grootten kei jen zoodat wij soms verder terrug gleden als vooruit, toen wij drie uren geloopen hadden het was zowat 12 uren hoorde wij eenige honden blaffen en een beweging als of daar menschen waren wij liepen alweer een ent je weg met de haan van ons geweer overgehaald om als er onraad was er maar op in te blazen
Het liep zoo ver wij kwamen aan een hutje en een hond of vijf om het huis heen in dat hutje woonde een boer die daar schapen en ossen hoeden en eenig land bewerkten voor een heer. Zij maakte haar dus geheel bekend bij de Gendarme die wij ook bij ons hadden zodat haar niets geen leed aangedaan werdt Wij hadden vreezelijke dorst en niets om te drinken Wij vroegen daar om wat drinken, zij zeide zij hadden geen water of wijn maar zij hadden nog melk die hing in potten in mikken buiten de hut. daar lieten zij ons zooveel van drinken als wij maar wilden daar kwikten wij zeer veel van op en die menschen waren zeer blijde dat zij Zouaven zagen want zij zeide dat zij ook wel eens van de roovers werden aangetast. Wij bedankte de menschen voor het genoegen ons aangedaan en wij gingen al weer verder op daar onze ververschete leden er toen weer tegen konden.
Wij kwamen zover dat wij alweer een eindt van de berg waren afgelopen in de laagte, toen werdt er gekommedeert van halt en daar moesten wij blijven wachten want zij hadden gehoord dat zij daar heen zoude komen, er wierden van ons eenige wachten uitgezet dat al zij kwamen, ons niet onverwachts können overvallen en om zijn beurt gingen wij een weinig slapen, de lucht was zonder wolken maar de dauw verspreide zich over de bergen zoodat het gras zeer nat was geworden om op te rusten, Wij bleven daar zoolang, dat de dag al aan begon te breken en de zon haar schitterende stralen over de bergen en dalen verspreide daar wij zeer veel van opkwikten want wij hadden den geheelen nanacht daar in de nattigheid en koude gelegen zoodat wij blijde ware dat wij de Zon aanschouwde, het liep zoo ver het wierdt 5 uren. de boeren bragten hunne ossen en schapen in de weide en wij stonden op en zouden weder onze weg gaan naar Rezede want wij zagen toch niets, wij gingen die zelfde berg weer over die wij des avonds van te voren waren opgeklommen en kwamen om 8 uren in de stad Rezede aan. wij hadden geen netten schoenen meer aan de voeten van het loopen op steen bergen. Wij hebben daar maar 8 dagen geweest en die anderen dagen hebben wij niets meer behoeven te doen zoodat wij toen geheel konde uitrusten.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.