Een vorige maal hebben wij een en ander weergegeven uit de jeugdherinneringen aan de Kerkebuurt van het bakkers jongetje, dat later Meester Veenendaal geworden is.
Ditmaal halen wij uit zijn boekje "Oude Kennissen" (uit 1904) aan wat hij ons over de oude Soester Dorpsschool weet te verhalen. Over de geschiedenis van deze school, die gevestigd was in het nog bestaande huis aan de linkderzijde van de Eemstraat als men van de kerk afkomt, heeft de Soester Courant in haar nummer van 2 Februari 1954 al uitvoerige bijzonderheden gegeven. Nog leven er tal van oude Soestenaren, die op deze school in de geheimen van lezen, schrijven en rekenen zijn ingewijd.
De oude Meester Veenendaal vertelt:
"Op de leeftijd van 4*5 jaar vertrok ik naar de openbare lagere school. Zij stond vlak in de buurt van het ouderlijk huis) en was een langwerpig, niet hoog gebouw, dat evenmin als de daaraan grenzende onderwijzerswoning op een paleis geleek. Twee honderd kinderen en hun petten werden er in geborgen. Overjassen droegen de kinderen toen niet en klompen hielden ze aan.
't Was één lokaal. Niemand dacht er toen aan, om door een afscheidingsmuur twee lokalen te maken. De bovenmeester en de ondermeester waren er de enige onderwijzers. Van wanorde was geen sprake, 't Was er zo rustig en stil, dat al het onderwijs zonder enige hapering kon worden gegeven. Ja, ja, die vroegere schoolmeesters waren echte schoolhouders! Daar kunnen velen hunner collega's in de tegenwoordige tijd (1904) een puntje aan zuigen. En hun onderwijs was goed, wezenlijk, 't Bestond wel hoofdzakelijk in lezen, taalkunde, schrijven en rekenen, maar dat léérde men ook goed. Een beetje aardrijkskunde, wat zingen en geschiedenis kwam er bij, maar lezen, schrijven en rekenen was en bleef de hoofdzaak.
"Toen ik voor het eerst de school betrad, moesten wij doodstil zijn, omdat de bovenmeester (Daniël Haks, hoofd van 1823-1838) ziek lag. Die ziekte liep uit op de dood. De man was een al te trouw bezoeker van "De Drie Ringen" geweest en had zich misschien door onmatigheid een vroegtijdige dood op de hals gehaald. Er werd een vergelijkend examen gehouden en een reeds gevestigd hoofdonderwijzer (Egbert de Jong, hoofd van 1838-1884) werd, niettegenstaande hij een bril droeg, tot opvolger van de overledene benoemd, onder genot van enig salaris ( hoeveel weet ik niet), vrije woning en tuin en de opbrengst der schoolgelden, waartegenover hij aan de weduwe van z'n voorganger jaarlijks ƒ 100,- moest uitkeren en haar kinderen gratis onderwijzen.
Ook werd de nieuwbenoemde tot voorzanger in de Hervormde Kerk aangesteld tegen een salaris van ƒ 50,-, dat later verhoogd werd. De ondermeester, die hij nodig had, mocht hij zelf benoemen, maar ook zelf bezoldigen, waarom hij hem ook voordeelshalve in huis nam. Zestig, zeventig, tachtig gulden ('s jaars1), boven kost en inwoning was het salaris van hem, die wekelijks vijf dagen lang, des voormiddags drie uren en des namiddags twee uren, zich aan het onderwijzen van ruim 100 lieve kinderen moest wijden en in de drie wintermaanden.nog vier avonden per week twee uren lang herhalingsonderwijs mocht geven aan knapen en jongelingen, die de dagschool niet meer bezochten.
De hoofdonderwijzer moest voor de verwarming en wekelijkse, mitsgaders jaarlijkse reiniging der school zorgen. Dat in dit alles de zuinigheid zoveel mogelijk betracht werd, was de eerste eis van zijn beurs. Wee de onderwijder, die meer dan matige warmte in.de kachel onderhield! 't Was een goede leerschool voor hem om later in eigen huis en bedrijf de zuinigheid te betrachten en op de kleintjes (ik bedoel kleine uitgaven en inkomsten) te passen.
Op de kleintjes passen en van de kleintjes een grote maken, dat kon de nieuwbenoemde hoofdonderwijzer uitstekend. Hij gaf om de vier weken zijn maa/idbriefje; hij maakte dus dertien maanden in het jaar en telde de vakanties (een week op Kersttijd en een paar weken op andere tijden) onder de schoolweken mede. Hield hij twee weken vakantie, dan viel de «ne week aan 't einde der eerste en de tweede week aan 't begin van de tweede zogenaamde maand.
Lees- en schrijfbehoeften werden door de ouders bekostigd. Op t maandbriefje werden in rekening gebracht:
zoveel voor schoolgeld;
zoveel voor pennen (veren) en inkt;
zoveel voor schrijfbroeken en cahiers
zoveel voor leien
zoveel voor leer- en leesboeken
De betalende leerlingen mochten boeken en leien mee naar huis nemen. Hoe meer nieuwen ze nodig hadden, hoe liever het de "bovenmeester" was .
Vooreest genoot hij zijn 10% van de boekhandelaar. Bovendien berekende hij alles hoger dan de winkelprijs. De schrijfboeken maakte hij zelf, waartoe hij papier bij riemen liet komen.
Hij was verplicht aan de arme kinderen onderwijs te geven tegen lager schoolgeld, een bepaalde som ineens, die hij van de Hervormde Diaconie of van een liefdadige instelling ontving.
Die arme kinderen moesten hun schoolbehoeften in de school laten, hadden het voorrecht zich zo lang mogelijk op gebroken leien te oefenen en zich met beplakte leesboeken te behelpen. Toen ik later "Daniel Twist" van Charles Dickens las, dacht ik, of die kindervoedster, op de eerste bladzijden van dat boek voorkomende, ook familie van onze hoofdonderwijzer was.
Eén bron van inkomsten heb ik nog vergeten te melden. De verjaardag van het hoofd der school bedoel ik niet.
De ontdekking van die bron is van later datum. Neen, ik bedoel het handeldrijven in-prenten, sitsen en griffels.
Elke morgen bij de aanvang der school konden de klanten hun inkopen doen. De clientèle was groot, de winst enorm.
Een prent, zo'n Belgische, soms allesbehalve kuis en kuin, kostte 1 cent; 'n griffel ook. Gaven de prenten minstens 100 procent winst, die winst steeg bij de griffels tot 300 à 400 procent. Zo wist de toenmalige, niet te ruim bezoldigde onderwijzer veel kleintjes tot één grote te maken. Wee de scholier, van wie hij merkte, dat hij griffels en prenten of sitsen bij een andere firma kocht.
Nu, onze hoofdonderwijzer kon de revenuen best gebruiken en slecht missen. Hij had er niet zoveel baat bij als menigeen zijner collega's, die ook klokopwinder, vlaguitsteker, doodgraver, aanspreker en doodbidder was. Hij vervulde geen andere bijbaantjes dan voorlezer en voorzanger in de Hervormde Kerk en kon die betrekking waarnemen zonder dat het onderwijs er bij leed. Zijn onderwijs was dan ook goed en degelijk. Hij maakte zijn school o.a. tot een beschavingsinstituut. Toen hij in ons dorp kwam, waren veel kinderen uit de geringe stand gewoon, 's zomers met blote voeten ter school te komen. Zo iets vond de ma i niet goed. Ik geloof zelfs dat hij,het "vies, onbehoorlijk" en voor het reukorgaan alles behalve aangenaam vond, tot grote verwondering van de ouders van die natuurkinderen.
Door er zich moedig tegen te verzetten en door vol te houden, heeft de man het'zover gebracht, dat genoemde gewoonte, althans in de school werd afgeschaft, maar nauwelijks waren de guiten de school uit of klompen en kousen werden uitgedaan en onder de arm genomen en zo marcheerden zij op blote voeten huiswaarts en hadden toch meester en leerlingen beiden hun zin.
Ik heb aan de waardige man veel te danken; maar voor één zaak heb ik vooral reden tot danken. De schoolbevolking van deze openbare school bestond uit Roomse en uit Hervormde kinderen; de eersten maakten zelfs de meerderheid uit. In de Bijbel werd niet gelezen, bijbelse geschiedenis werd niet verteld, maar elke schooltijd opende en sloot hij met gebed en smeekte hij vergiffenis over het verkeerde af. Ik begreep in het eerst de woorden niet, maar toen ze mij duidelijk werden, heb ik de man temeer lief gekregen."
Tot zover de schoolherinneringen van E.J. Veenendaal. Kijkt U er, wanneer U door de Eemstraat wandelt, het oude huis (waarin helemaal links het onderwijzerswoninkje was) maar eens op aan, dat dit als school in het leven van ons dorp zulk een grote rol heeft gespeeld. Hopelijk kan het als herinnering aan oude tijden bewaard blijven. Zou het niet uitstekend geschikt wezen voor het herbergen van een Soester Oudheidskamer?
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.