door wijlen ds J.J. Bos
De eerste vermelding van de Openbare School aldaar, vond ik in een Rapport der Commissie van Weldadigheid aan de Prinses Anna Paulowna, over de maanden Juli, Augustus, en September 1819, waarin zij H.K.H, mededeelde, dat het getal leerlingen, die zij voor hare rekening naar de Dorpsschool zond, op 50 à 60 was bepaald, "tot gemak van den bedaarden Onderwijzer, en omdat de school te klein is, om een grooter "getal leerlingen te kunnen bevatten."
Die school was gelegen aan de Melmsteeg, dat is de weg die van de Kerkebuurt naar den Brink, en verder recht uit naar de Kleine Melm loopt. Het gebouw had toen waarschijnlijk niet meer dan een raam links van de voordeur, de woning van den Onderwijzer, en twee ramen, rechts van de deur', het eigenlijke schoolgebouw; wellicht was er ook toen nog een derde raam rechts,'het raam van eene kamer waarin de Gemeenteraad vergaderde: alles waarschijnlijk onder één dak, en stellig zeer laag van verdieping. De woning van den Onderwijzer bood zeer weinig ruimte aan doch omdat hij, en zijne vrouw, hoogbejaarde lieden waren, hinderde dat laatste minder.
Op 3 Juli 1820 verzocht de Heer G. van Steyn van Hensbroek, Burgemeester der Gemeente Soest, namens den Heer Schoolopziener Schluiter, om de medewerking der Commissie, ten einde, geheel of gedeeltelijk voor rekening dier Commissie, met ,het oog op de hooge jaren van den Schoolmeester Evert Tesselhoff, en het gebrekkige onderwijs, eenen Secondant aan te stellen. Op 30 Juli 1820 ontving de Commissie ƒ 150,- van den Prins van Oranje tot verbetering van het schoolgebouw, en op 15 September d.a.v. besloot het Gemeentebestuur, uit de kas der Gemeente daar nog ƒ 150,- bij te voegen. Daarmede toog men aan het werk, en, in het Rapport over Juli, Augustus, en September 1821, deelde de Commissie aan de Prinses mede, dat "door "de zorg van het Gemeentebestuur de dorpsschool is vergroot en verbeterd, zoodat zij thans eene van de besten in de Provincie is."
Tot in 1828 was, onder hetzelfde dak met de school en de woning van den Onderwijzer, ook nog een "locaal, thans bestemd tot de vergaderingen van het Gemeentebestuur." Toen werd er echter een plan gevormd om de school te vergrooten, door dat "locaal" er bij aan te trekken, en de Heer Schluiter, Schoolopziener in het 3de District, greep die gelegenheid aan, om bij het Gemeentebestuur ook aan te dringen op de vergrooting van de woning des Onderwijzers. Een afschrift van dien brief, d.d.14 Januari 1828, zond hij ook aan het Plaatselijk Toezicht op de School, en dat was hier toen de Commissie van Weldadigheid. Het schrijven aan den Burgemeester, was, in hoofdzaak, van dezen inhoud: "Vernomen hebbende dat het plan bestaat, om, "door aaneentrekking van het locaal, thans bestemd tot de vergade- "ringen van het Gemeentebestuur, de school te vergrooten, zoo is het "dat ik de vrijheid neem uwe aandacht te vestigen op de woning van "den Onderwijzer. Bij de uitbreiding van zijn gezin, en de verplich.- "ting tot het houden van eenen Ondermeester, is die woning te be- "krompen. Bij het opmaken van de begrooting der kosten, ook de woning "te voegen, en aan de Gedeputeerde Staten der Provincie verzoek te "doen om subsidie uit de Provinciale fondsen, met belofte van dat "verzoek van zijne zijde te zullen ondersteunen."
Alzoo is dan ook zeker geschied, en in 1843 heb ik deze zelfde school en onderwijzerswoning nog gezien en betreden. Doch in 1845 voldeed ook dit gebouw niet meer aan de behoeften, en besloot de Raad der Gemeente tot het bouwen van eene geheel nieuwe school, met onderwijzerswoning; en omdat het terrein van de oude school geene genoegzame ruimte tot vergrooten aanbood, zag men om naar eene plaats van grooter oppervlakte, en met meer licht en lucht. Men kocht daartoe een stuk grond, langs den straatweg van Naarden naar Amersfoort, aan den voet van den Engh, en ook alweder niet ver van de Kerkebuurt.
Voor den bouw van de nieuwe school, de schoolmeubelen, en het salaris van architect en opzichter, rekende men ƒ 8050,- noodig te hebben, en meende daarin op de volgende wijze te voorzien:
1e door het realiseeren eener Inschrijving op het Grootboek der N.W. Schuld, nominaal bedragende ƒ 3000,-
2e door de opbrengst der te verkoopen oude school, met den grond.
3e door eene toelage uit de Provinciale Kas, groot ƒ 1000,-
4e door eene gift van H.M. de Koningin, groot ƒ 2500,-
Verder wilde men het overige trachten te verkrijgen, en verkreeg men ook, bij wijze van vrijwillige leening, om binnen twee jaren bij loting af te lossen, van de voornaamste in- en opgezetenen der Gemeente .
Ter herinnering aan deze stichting, werd, tegen een der muren van het schoollokaal, het volgende opschrift geplaatst:
"Het behaagde Hare Majesteit Anna Paulowna, Gemalin van Zijne Majesteit Willem den II, Koning der Nederlanden, enz., enz., enz. in Hare groote toegenegenheid voor de gemeente Soest, en het belang der Kinderen, bij de heugelijke bevalling op den 31en July 1844 van een Erf-Prins, van Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw Prinses Sophia der Nederlanden, Gemalin van den Erf-Groot-Hertog van Saksen-Weimar- Eisenach, een zeer aanzienlijk geschenk voor den Opbouw van deze Dorps-School te verleenen. "
Door welke edelmoedige giften, alle bestaande bezwaren werden weggenomen. Aan deze School is op den 8sten dag van de maand Mei 1845, de eerste steen gelegd door het jongste der schoolgaande kinderen, Pieter Hendrik van Brummelen, oud vijf jaren. Gods zegen ruste op deze nuttige Instelling voor de jeugd! Deze school is ingewijd op Donderdag 23 October 1845.
De Burgemeester van Soest, G. van Steyn van Hensbroek"
Of Hare Majesteit bij de inwijding tegenwoordig was, is mij niet bekend, maar stellig weet ik dat zij later, als Koningin-Moeder, ten minste éénmaal de school heeft bezocht, en het jaarlijksche schoolexamen heeft bijgewoond; dat moet geweest zijn tusschen 19 October 1850 en 10 September 1851.
Tot in 1884 was de ruimte binnen dit schoollokaal één en ongedeeld, maar tusschen 1 Mei 1884 en 1 Januari 1897, werd die ruimte door eenen glazen wand in tweeën gescheiden; en tusschen 1 Maart 1897 en 31 December 1900, werd er nog eene derde ruimte bijgebouwd.
De Openbare School telde, tot op 1869, meer dan 200 leerlingen, maar toen bleven op eens alle meisjes, uit de Roomsch-Catholieke huisgezinnen, weg, en gingen over naar het Sint Josefs Gesticht, tegenover de Roomsch-Catholieke Kerk, waar in ook eene Bijzondere School voor Lager-Onderwijs aan meisjes was ingericht. En toen een paar jaren later, dicht daarbij, eene Bijzondere School, met onderwijzerswoning, voor de Roomsch-Catholieke jongens gereed was, gingen ook dezen van den de Openbare School daarheen. Toch werd zij in 1897 alweder door ruim 200 leerlingen bezocht.
Hiermede is echter de geschiedenis der Openbare School nog niet uit.
Niet lang na 1887 stichtten de Doleerenden, bij hunnen Kerk, eene School met den Bijbel, en toen deze gereed was, verlieten de Kinderen der ouders, die zich bij die Gemeente hadden aangesloten, ook de Openbare School. Toch bleef het aantal leerlingen op deze laatste, nog altijd boven de 200; totdat eindelijk, in 1904, ook de Nederd. Hervormden overgingen tot het bouwen van eene eigene Christelijke School, en den Onderwijzer, met de leerlingen, van de School met den Bijbel overnamen. De laatsten verkochtten hun schoolgebouw, en nu tellen de Openbare School, en de Christelijke Schoool, ieder ruim 100 leerlingen.
Om volledig te zijn wordt nu nog, ook aan het volgende, eene plaats gegeven. Iets vóór 1866 had zich te Soest gevestigd, Mejuffrouw Hendrika Weytingh, bezitster van de vereischte Akten tot het geven van Lager-Onderwijs, ook in Fransen, Duitsch, en Engelsen. Zij opende, niet lang daarna, eene School voor Lager-Onderwijs aan meisjes uit den meer deftigen stand, en verbond daarmede het houden van kostleerlingen. Aanvankelijk scheen de onderneming te zullen slagen,- doch in de Gemeente zelve bleef het aantal leerlingen voor de dagschool te klein, zoodat, nà 5 of 6 jaren, de proef werd geëindigd.
Hoofd-Onderwijzers aan de Openbare School te Soest
De namen der tien eerste Onderwijzers heb ik gevonden in een kwartoboek, berustende in het Archief der Classis Amersfoort, getiteld:
"Kerkcken-ordeninge; Gestelt in den Nationalen Synode der Ghereformeerde Kercken, te samen beroepen ende gehouden bij laste van de Hooghmo: Heeren Staten Generael van de Vereenighde Nederlanden, Binnen Dordrecht, in den jare 1618 ende 1619. Ende alsoo goet ghevonden ende gearresteert bij de Ed. Mog. Heeren Staten 's Landts van Utrecht, Op den 6 Augusti des voorsz. Jaers 1619.- Tot Utrecht, Bij Salomon de Roy, ordinaris Drucker der Heeren Staten 's Landts van Utrecht. Anno 1620." - 20 blafzijden, 4°.
Achter deze gedrukte "Kercken-ordeninge", volgen, -twee vingers dik, bladzijden wit schrijfpapier.
Op de eerste bladzijde is geschreven:.(bijna onleesbaar)
"Acta die bij de Schoolmrs. onderteyekent worden, alsoo die in Synodo Provinciael gearresteert sijn ten overstaen van den Gedeputeerden des Synodi-Nationalis.
Wij onderschreven Rectoren ende Schoolmeesters resorterende onder der Classe van Amersfoordt verclaren oprechtelijck in goeder conscientie voor den Heer met dese onse onderteyekeninge, dat wij van herten gevoelen ende gelouen dat alle de articulen ende stucken der Leere in de Confessie ende Catechismo der nederlantsche gereformeerde Kercken begrepen, mitsgaders de verclaringe ouer Eenige poineten der voorschreuen leere in den Nationalen Synodo anno 1619 tot Dordrecht gestelt, in alles met Godes Woordt overeencomen; belouen derhalven dat wij de voorschreuen Leere getrouwelijck sullen voorstaen ende de Jonckheyt naer eysch van onsen Beroep ende haer begrijp neerstelyc inscherpen, op peyne dat wij hiertegens doende van onsen scholendienst sullen ontset wesen."
1. Jan Baltusszn, Coster Ende Schoolmeester te Soest, 1625.
2. Gijsbert Aelbertsz Vaerecamp, Schoolmeyster tot Soest.
3. Boij Mey d.w.z. door mii geteekend B: Coster) tot Soest, 1675 (N.B. dezen naam heb ik me t kunnen ontcijferen; de handteekening schijnt verkort te zijn).
4. Mr. J. Both, Kr. tot Soest.
5. M. van Altena, Schoolmeester te Soest.
6. Willem de Soete, Schoolmeester tot Soest.
7. Govert van den Hoek, Koster tot Soest.
8. Cornells van Weerdt, Koster tot Soest.
9. Pieter Tesselhoff, Coster tot Soest. Hij werd aangesteld in 1742, en bleef in die betrekking tot 1782.
10. Evert Tesselhoff, Pieterszn., Coster Zoest. Hij onderteekent de Formulieren in 1781, en wordt aangesteld in 1782. Hij huwde met Trijntje van Scherpenzeel, en bleef Onderwijzer tot 1823. Drie kinderen van hem woonden in 1847 nog in Soest, nl.
1. Arend, geb. 29 Juli 1787. Deze is nooit gehuwd, en was de laatste jaren van zijn leven volslagen blind. Hij was alleen koster, en overleed in die betrekking op 17 November 1871.
2. Anna Catharina, geb. 2 Februari 1793. Ook zij was nooit gehuwd, en woonde met haren broeder Arend samen; voor dien blinden broeder nam zij het kosterambt waar. Zij is, later dan haar broeder, te Amersfoort gestorven, op 18..
3. Hendrik; deze werd timmermans-knecht, is gehuwd en kreeg kinderen. Hij is te Soest overleden, op 18..
11. Daniël Haks, geboren te Haarlem op 29 April 1799, en werd op 23 October 1823 Hoofd-Onderwijzer te Soest. Hij overleed in die betrekking op 24 April 1838, nalatende eene weduwe met zes zoons, en eene dochter.
12. Egbert de Jong, geboren te Spaarndam op 22 November 1808. Hij wat eerst, gedurende vier jaren, Hoofd-Onderwijzer aan eene Bijzondere School te Zevenaar, en werd op 1 November 1838 Hoofd-Onderwijzer te Soest. Op 1 April 1884 herdacht hij zijnen 50 jarigen schooldienst, en vroeg eervol ontslag tegen 1 Mei, d.a.v. Hij was ook Voorlezer en Voorzanger bij de Hervormde Gemeente, en legde die betrekking neder, op 27 April 1884, na ze ruim 45 jaren vervuld te hebben. Hij was gehuwd met Neeltje Noordijk, en had drie kinderen, twee zoons en ééne dochter. Zijne beide gedenkdagen werden feestelijk gevierd, en daarna verhuisde hij naar Breukelen, en ging inwonen bij zijnen jongsten zoon Willem, gepensionneerd Militair Arts van het 0.1. Leger. Op 25 Mei 1887 overleed daar zijne vrouw, oud 76 jaren. Hij verhuisde met zijnen zoon, en diens gezin, naar 's Gravenhage, en overleed daar op 3 Juni 1894, oud 85 jaren. Man en vrouw werden te Soest begraven.
13. Willem Frederik van Voorst, geboren te Utrecht op 19 Augustus 1859, werd Hoofd der School op 1 mei 1884, en verzocht eervol ontslag tegen 1 Januari 1897. Hij had de benoeming aangenomen tot Directeur der Inrichting voor Stads-Bestedelingen te Amsterdam.
14. Kornelis Koerts, geboren te Hoogezand op 6 Juli 1865. Hij was vroeger Hoofd der School te Breedevoort, en aanvaardde zijne betrekking te Soest op 1 Maart 1897. Hij legde ze wederom neder op 31 December 1900, wegens het aannemen der benoeming tot Leeraar in de Hoogduitsche taal en letterkunde, aan de Hoogere Burgerschool te Tiel.
15. Otto Bussemaker, geboren te Meppel op 4 Juni 1861. Hij was vroeger Hoofd der School te Midwoud, en aanvaardde zijne betrekking te Soest op 1 maart 1901. Op 30 September 1907 legde hij ze neder, wegens het aannemen der benoeming tot Directeur van de Rijks-Normaallessen te Rhenen.
16. S Snijders, Hoofd der Openbare school te Winterswijk, trad op 1 October 1907 in zijne plaats, en werd 31 Mei 1908 eervol ontslagen, in verband met zijne benoeming tot Hoofd der School voor achterlijke kinderen, te Utrecht.
17. G H Veenstra, Hoofd der Openbare School te Purmerland aanvaardde die betrekking op 1 Juni 1908.
School te Soesterberg
In het Rapport der Commissie van Weldadigheid te Soest, aan H.K.H. Mevrouw de Prinses van Oranje Anna Paulowna, over de maanden Januari, Februari, en Maart 1829, komt, onder het hoofd: "Vaste tractementen", als post nr. 4 voor: "Onderwijs aan de kinderen op den Berg, ƒ 30,-, en ook in de daarop volgende jaren vermeldde de Commissie uitgaven voor datzelfde doel. Dit schijnt echter eerst in 1833 Hare aandacht getroffen te hebben, ten minste, in December van dat jaar vroeg de Heer van Hooff, namens H.K.H, verklaring van die uitgaaf. Dit gaf aan de Commissie, op 11 December van dat jaar, aanleiding tot eene breede verantwoording, waarvan een afschrift in haar archief berust, en waaraan ik het volgende ontleen.
Reeds vóór 1818 werd in de buurtschap Soesterberg, door wettelijk onbevoegden, onderwijs gegeven, en men had dit niet tegengewerkt, aangezien de Dorpsschool meer dan anderhalf uur gaans van daar gelegen was, en toen nog alléén te bereiken was langs heisporen en voetpaden door de heide en het zware zand der duinen.
Dat onderwijs was in den beginnen gegeven, alléén in den zomer, en des avonds, door den zoon van den toenmaligen tuinbaas op Sterrenberg onder de Gemeente Zeijst, maar tegen de grens van Soest. De Commissie had van den aanvang af daarvan gebruik gemaakt, door aan dezen jongeling jaarlijks ƒ 15,- te schenken, en daarenboven de boeken en schrijfbehoeften te betalen, zoodat zij telkenjare ongeveer ƒ 30,- daaraan uitgaf. Ook genoten die leerlingen, al die jaren, mede, van de winter-uitdeeling van hemden, kousen, en klompen.
En dit alles was op die wijze voortgegaan, tot dat de vader van dien jongeling was komen te sterven, en hijzelf tuinbaas werd in diens plaats.
Toen deed zich echter een ander persoon op, die te Soesterberg woonde, en dat onderwijs niet alleen in den zomer, maar ook des winters wilde geven.
De Commissie sloot met hem eene overeenkomst, tegen ƒ 50,- 's jaars, behalve de schoolbehoeften, en verzocht, in,gemeenschap met het Plaatselijk Bestuur en de Armbesturen, den Heer Bosch van Drakesteyn, om dat onderwijs, altijd onder de leiding van den Onderwijzer te Soest te mogen voortzetten, in eene ledig staande woning onder de Gemeente Soest, eigendom van genoemden Heer. Die nieuwe onderwijzer echter overleed ook al weder spoedig daarna, en zijne weduwe zette wel eenigen tijd dat onderwijs voort, maar hertrouwde, en vertrok naar Amersfoort.In het voorjaar van 1833 bood zekere Simon de Lange aan, om niet des avonds, maar op de gebruikelijke schooluren, onderwijs te geven in lezen, schrijven, en rekenen, ook al weder onder toezicht van den Onderwijzer te Soest; terwijl zijne vrouw aan de meisjes breien en naaien zou leeren. Ook dit verdrag werd aangegaan, maar kon al weder niet lang voortduren, want de Heer Bosch van Drakesteyn gaf kennis dat hij het gebouw, waarin nu school gehouden werd, wegens bouwvalligheid, wenschte af te breken.
Nu werd goede raad duur! Te Soesterberg was geene woning voor school geschikt, en de behoefte aan Lager Onderwijs daar ter plaats, deed zich dagelijks meer gevoelen. De Commissie wendde zich daarom, in verbindtenis met het Plaatselijk Bestuur, tot den Schoolopziener en tot de Gemeente Zeijst, ten einde te trachten, door samenwerking, eenen bevoegden Onderwijzer voor Soesterberg te verkrijgen. Men behoefde tot dat einde, behalve het tractement voor dezen, ook eene woning voor hem, en een, zij het eenvoudig, schoolgebouw. Dit had aanleiding gegeven tot het, op 6 November 1828, aan H.K.H, gedaan verzoek, om eene jaarlijksche toelage van ƒ 150,- waarvan ƒ 100,- aan den Onderwijzer zouden worden uitgekeerd,.en ƒ 50,- aan zijne echtgenoote, voor onderwijs in breien en naaien; altijd in de veronderstelling, dat de verdere Kosten door de Gemeente, en eenige gegoeden in de Gemeente, zouden worden'gedragen. Evenwel, ook al werden die ƒ 150,- door H.K.H, toegestaan, en de verdere gelden voor het onderwijs gevonden, zou de Commissie vreezen hare wenschen te zullen moeten opgeven, wegens het gebrek aan eene school.
Het aantal kinderen, dat de bevolking dier school zou moeten uitmaken, zou 60 à 70 bedragen, niet allen echter uit den behoeftigen stand, en waarvan enkelen onder Zeijst woonden. De Commissie bedoelde geenszins, om de kosten van het bouwen eener school, en de bezoldiging van den Onderwijzer, van H.K.H, te vragen, maar wilde alléén te kennen geven, dat zij niet bij machte was om het onderwijs aldaar voort te zetten, wanneer het Plaatselijke Bestuur zich, te dezer zake niet wendde tot Z.M. den Koning met het verzoek om te Soesterberg een' school te bouwen voor rekening van het Rijk.
Of het nu ten gevolge van dit alles geweest is, durf ik niet beslissen, maar wèl weet ik dat er inl837 voor die buurtschap betere dagen kwamen.
In dat jaar reed ik, per diligence, door Soesterberg, en zag daar langs den straatweg, steenen, balken, en planken opgestapeld. Op mijne vraag aan een der medereizigers, wat daar gebouwd zou worden, kreeg ik ten antwoord: "eene school." Ik beken dat ik verbaasd rondkeek, want ik zag wel eikenwallen en sparrebosschen, maar bijna geene woningen, waaruit dan toch de leerlingen zouden moeten komen. Ik wist toen nog niet hoever achteraf, en hoe verspreid, die woningen gelegen waren.
Die eerste school welke aldaar, niet voor rekening van het Rijk, maar van de Gemeente Soest, gebouwd werd, was niet veel bijzonders. De woning van den Onderwijzer was weinig beter dan eene goede daggelderswoning; en de school, het verlengde van die woning, alles onder één doorloopend dak, was zóó laag, dat men bijna met de handen tot aan de balken reiken kon; de lichtramen waren bijzonder klein. Zij werd gebouwd aan de ééne zijde van eenen zeer breeden zandweg, welke van den straatweg de heide inloopt, in de richting van Austerlitz, Gemeente Zeijst; die zandweg is eigendom der Gemeente Soest, en kostte alzoo geen geld.
De eerste Hoofd-Onderwijzer werd de Heer Lambertus Theodorus Moesveld, bezitter van den tweeden Rang. Hij was toen nog ongehuwd, en alzoo was er vooreerst in de woning ruimte genoeg.
Dat schoolgebouw werd in 1851 vergroot en verhoogd, en van betere glasramen voorzien.
De woning van den Onderwijzer werd geheel verbouwd, en begon nu op eene fatsoenlijke burgerwoning te gelijken. De toenmalige Voorzitter der Plaatselijke Schoolcommissie had voor dat werk, ƒ 680,—v an particulieren verzameld, en de verdere Kosten droeg de Gemeente. Op 25 November van dat jaar werd de vernieuwde School ingewijd; bij welke gelegenheid de genoemde Voorzitter eene toespraak hield.
In 1892 werd de School, doch nu niet de Onderwijzers-woning, nogmaals verbouwd, en in overeenstemming gebracht met de eisen van dien tijd; en nu, in 1907, vermelden de nieuwsbladen, dat de School nogmaals verbouwd zal worden.
Hoofd-Onderwijzers aan de Openbare School te Soesterberg
1. Lambertus Theodorus Moesveld, geboren te Amersfoort, op 18.., werd op 1837, de eerste Hoofd-Onderwijzer. Hij overleed aldaar op 14 April 1864, en werd op 19 April, d.a.v. te Amersfoort begraven.
2. Nanne van Veen, geboren te Nieuwkoop, op 3 September 1840, werd op 1864 Hoofd-Onderwijzer. Op zijn verzoek werd hij, op 1 Juni 1879, eervol ontslagen, wegens het aannemen eener benoeming tot Hoofd-Onderwijzer aan eene Openbare School te Amersfoort.
3. Hendrik van Lohuizen, geboren te Almen, op 10 November 1853, werd op 1 Augustus 1879 Hoofd der School. Op zijn verzoek werd hij, op 31 Mei 1882, eervol ontslagen, wegens het aannemen eener benoeming te Harderwijk.
4. Jacobus Woudenberg, geboren te Amersfoort, op 25 Januari 1857, werd, op 1 Augustus 1882, Hoofd der School, tot 1 April 1923.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.