G. Staalenhoef
BLEIJENDAAL/BLIJENDAAL vervolg
De familie Van den Berg/Berch (1604-1644)
De Johan van de Berg die, na opdracht van Geertruijt Evertsdr. de Wijs, op 15 september 1604 werd beleend met Bleyendaal was Domheer van Utrecht. Johan is ca. 1610 overleden, want blijkens het Repertorium werd met de beide delen van Blijendaal beleend "na doode van de voorn. Dom-heer Johan van de Berg, zijn oom" Mr. Elias van de Berg, advocaat; 21 april 1610. [6]
Eveneens na de dood van zijn oom Johan wordt Elias van de Berg door de Sint-Paulus-abdij beleend met:
"De rechte helft van een halve houve lands ende nog de wederhelft vandien genaamt Kampshouve, zijnde de voorsz. halve houve voor deezen gesplitst geweest ende nu verder door successie tot een Leen geworden. Ende is de meergenoemde halve houve gelegen tot Zoest"; 7 september 1610. [7]
Johan van den Berg had dit gekocht van Cornelis Gabrielsz, "borger tot Amersfoort".
De eerdere beleningen van de Kampshoeve zijn voor ons onderwerp niet van belang. De latere beleningen zijn (tot 1696) gelijk met die van de Bleijendaal.
Elias van de Berg, die na de dood van zijn oom Johan zowel met de Blijendaal als de Kampshoeve was beleend, overleed ca. 1617.
Op 2 augustus 1617 verscheen de Utrechtse notaris Anthonius van Deuticum in het huis van Mr. Balthasar van den Berch, advocaat voor het hof van Utrecht, welke huis gelegen was achter de Sint Pieterskerk te Utrecht. Uit de procuratie die dan wordt opgesteld blijkt dat Balthasar de enige erfgenaam is van zijn broer Johan, in leven Domheer, vermogens dienst testament. Daniel van den Berch, neef van zowel Johan als Balthasar, wordt gemachtigd om namens zijn oom "eed" te doen voor de leenhof van de St. Paulus-abdij voor het leengoed,
gelegen te Soest "genaempt Blijendaal ende dien annex".
Op 9 augustus gaat Daniel naar de Stadhouder van de Leenhof, Frederick van Baezen, heer van Coninckxvrij. En hij wordt dan, "ter goeder tijt binnen jaer en dach nae dode van za. Mr. Elias van den Berch, ten behoeve van Mr. Balthasar, zijn oom voornoemd" beleend met:
"Een halven steenen camere en die wederhelfte) met allen haren toebehoren met halff die hofstede ende hoff, genaempt Blijendaal en voorts die helfte van alsulcke timmeringe, bepotinge ende geboomte als op de selfdte hoffstede staet, gelegn tot Soest onderdeijlt, daer den Brenck oostwaarts, Die Costerse Goet westwaarts, die Gaasbeecker steech suijdwaerts ende d'erffgenamen ofte nacomelingen van heer Johan van den Berch voornt. noortwaerts naest gelandt en gelegen sijn."; 9 augustus 1617. [8]
Mr. Balthasar zal in 1634 zijn overleden want na het overlijden van Mr. Balthasar van den Berg, zijn oom wordt met Blijendaal beleend Jonker Hendrik van den Berg; 6 december 1634. [6]
Ruim negen jaar later schijnt Hendrik van den Berg tot verkoop te zijn overgegaan. Voor Blijendaal blijkt dit niet uit het Repertorium, wel voor de Kampshoeve, want Johan Kardoso wordt na opdracht van Hendrik daarmede beleend; 13 juli 1644. [7]
Blijendaal was toen bijna 40 jaar in leen bezeten door leden van de familie van den Berg.
Hoe de verwantschap was tussen de verschillende ooms en neefs is mij niet geheel duidelijk geworden.
Noten:
[6] RAU-AKK nr. 505 deel c fol. 371/373
[7] RAU-AKK nr. 505 deel c fol. 377
[8] RAU-AKK nr. 505 deel ? fol. 28 vs/29 vs.
De familie Cardoso (1644-1668)
Wij zagen reeds dat Johan Kardoso (Cardoso) in 1644 werd beleend met de Kampshoeve en dat hij waarschijnlijk ook met Blijendaal beleend had moeten worden.
Overigens verkreeg hij nog een leen van de Sint-Paulus-abdij.
Na opdracht door Doctor Thimannus Gesselius werd hij beleend met
"Een stuk erfs ende goeds met huijs ende hoffstede, strekkende van Zoest-brinck in de Eem toe, gelegen tot Zoest."; 28 juni 1645. [9]
Uit het Oud-archief Soest kennen wij een "Uitsettinghe van twee halve Jaren Huijsgelt", gedateerd 12 juni 1645. [10]
Iedere huiseigenaar (of bewoner?) diende een bepaald bedrag huisgeld te betalen. De hoogte van dit bedrag was kennelijk afhankelijk van de grootte van het huis. Onder nr. 49 komt op de lijst voor:
Jean Cordozo die 16 gulden moest betalen, hetgeen een hoog bedrag was. Vermoedelijk had dit betrekking op Blijendaal.
Een andere bron uit dezelfde tijd bevindt zich in het Archief van het Waterschap Middelwijk. [11]
Wij kennen de datering van dit stuk niet exact doch het is waarschijnlijk enkele jaren na 1645 opgesteld.
Het betreft hier een opsomming van de landerijen die voortaan gehouden zullen zijn in het onderhoud van de Eemdijk aan de westzijde van de IJselse Heule tot aan de Oude Melm.
Mr. Dirck van Lommetrum, advocaat, dient de onderhouden de Nije Melm en ook achter het huis. Voor vier roeden dijks aan de Nieuwe Melm liggende, beginnende bij de Noordhoek van het land van advocaat van Lommetrum en strekkende tot aan de schutting op de dijk aldaar, zullen worden onderhouden door het "onmumdigh kindt van
Evert Keijns Hilhorst ende Sa.r. Jean Cardozo" (?).
Daarna komen ter sprake de landerijen beginnend van de Gaesbeeckersteegh aff tot aende Oude Melm toe.
Op 12 november 1668 werd Isaak Cardoso, na de dood van Johan Cardoso, beleend met de Kampshoeve.
Op dezelfde dag wordt hij eveneens beleend met het erf en goed met huis en hofstede van de Brink tot de Eem.
Op 25 november 1668 wordt Isaac dan nog beleend met Blijendaal, na de dood van zijn vader "die daar mede door opdrachte van Jon. Henrik van de Berg had behooren beleend geweest te zijn."
Isaac had geen belangstelling voor deze goederen want op de zelfde dagen (resp. 12 en 25 november 1668) verkoopt hij deze kennelijk, want de abdij beleent dan Isaac Govertsen de Weth en Jacomijntje Denijs, echtelieden, met deze drie verschillende lenen.
Noten:
[9] RAU-AKK nr. 550 deel c fol. 323
[10] RAU-Oud-archief Soest nr. 124
[11] RAU-Oud-archief Soest nr. 22
Latere leenmannen (1668-ca. 1800)
Omtrent de volgende leenmannen staan ons slechts zeer summiere gegevens ter beschikking.
Isaac Govertsen de Weth heeft (op een voor ons onbekende datum) aan David de Waal verkocht:
- het stuk erf en goed van de Soesterbrink tot in de Eem;
- de Kampshoeve en
- de beide helften van Bleyendaal.
Na het overlijden van David de Waal werd de volgende leenman Mr. Gerard Hamel. Ook hiervan is geen datum bekend.
De administrateur over de boedel van Gerard Hamel draagt bij transport deze goederen over aan Juffrouw Susanna Veselaar: 30 mei 1692.
Susanna wordt er dan weer eens "echt" mee beleend op 9 april 1696
"uit krachte van Transport den 30en Maij 1692 gedaan bij de Administrateur over de boedel van Mr. Gerard Hamel, die na doode van David de Waal, als het recht van Isaac Govertsen de Weth bij koop verkreegen hebbende, alle successivelijk hadden behoorden beleend te zijn geweest." [12]
Hier houdt het Repertorium op de Sint Paulus-lenen op en komt er een periode van ruim een eeuw waarover wij niets weten over de bewoners en/of eigenaren van Bleijendaal.
Omstreeks 1800 blijkt de eigenaar te zijn Jan Pollert, wonende te Roermond.
Op 24 juli 1803 wordt voor Schout en schepenen van Soest een akte verleden, waarbij Jan Pollert de Bleijendaal verkoop aan Antonie Jacob Schutter. [13]
Heupers vermeldt daarbij dat Antonie's ouders reeds in 1801 het landhuis Bleijdendaal bewoonden.
Noten:
[12] RAU-AKK nr. 505 deel c fol. 323, 371, 373 en 377.
[13] E. Heupers, De Maires van Soest, in Jaarboek Oud Utrecht 1963 blz. 114/122.
De families Schutter, Schuijt en Snouckaert (ca. 1800-1853)
De familie Schutter welke sinds ca. 1800 op Bleyendaal woonde was een geslacht van predikanten en militairen. [1]
De vader van Antonie was Everard of Evert Cornelis Schutter, gedoopt te Doesburg op 25 maart 1736. Hij behoorde tot de aanzienlijke militaire stand. Hij was adjudant in het le bataljon van het regiment van Oyen; kapitein en ridder der Orde van Militaire Verdiensten van Frankrijk (onder koning Lodewijk XVI) en kapiteint bij het regiment van Hardebroek (1786).
Evert trouwde te Zutphen op 21 oktober 1764 met Isabella Margaretha Elisabeth Soltkast. Over haar familie is niets bekend; zelfs haar nationaliteit schijnt niet vast te staan.
Evert is (volgens Heupers) op 25 mei 1801 op het huis Bleyendaal overleden.
Het echtpaar kreeg acht kinderen, vier zoons en vier dochters. Over de zoon Antonie straks meer. Een andere zoon was Arnold Gerard Soltkast van Schutter, die luitenant-generaal is geweest in het Pruisische leger. Hij was kennelijk in het bezit van familiepapieren waaruit hij het recht op een adellijke titel kon bewijzen.
De familie zou oorspronkelijk Fabritius hebben geheten doch gezien het feit dat een der voorvaderen ca. 1400 bij het boogschieden prijswinnaar was geworden zou de familie de naam Schutter zijn gaan voeren.
Arnold is getrouwd geweest met de weduwe van ene Wolff. Dat huwelijk bleef kinderloos. De kinderen uit het eerste huwelijk van deze dame zijn zich later "Wolff van Schtter" gaan noemen.
Antonie Jacob Schutter (in officiële stukken ook genaamd Antoine Jacques) werd geboren in Zutphen op 3 mei 1770. Hij is ruim 30 jaar militair geweest en wel achtereenvolgens:
- cadet en vaandrig in Staatse dienst tot oktober 1787; le luitenant in dienst van de Franse koning Lodewijk XVI, tot augustus 1792;
- volontair in het leger van de Franse prinsen tot aan de reductie van die armee in 1792;
- volontair in Staatse dienst bij de jagers van Béon; febr. 1793;
- in dienst bij de huzaren van Timmerman; 17 september 1793 en daar cornet; 22 februari 1794 en afgegaan met demissie; 16 juli 1795.
- Door koning Lodewijk Napoleon tot le luitenant bij het corps gendarmes aangesteld, doch kort daarna weer buiten dienst.
Hier eindigde zijn militaire loopbaan.
In 1810 is hij aangesteld tot "Maire" van Soest. Over zijn activiteiten in deze functie zal hier niet nader worden ingegaan. Daartoe doet zich nog wel een andere gelegenheid voor.
Antonie trouwde op 5 september 1795 met Jacoba Schuijt, geboren te Amsterdam op 7 december 1767 als dochter van Albert Schuijt en Johanna Cornelia Gheel van Spanbroek.
Zoals wij reeds zagen kocht Antonie in 1803 de Bleyendaal en heeft daar, samen met zijn echtgenote, gewoond.
Zij verhuren in 1803 de hofstede Blijendaal en 41/2 morgen land op de Eng aan Willem Jorisse Kok en Elisabeth Hendrikse voor f 380.20 en 12 schepel Soester knollen per jaar. De huurders waren verplicht ten alle tijden "aen de plaets Blijendaal" room en melk te bezorgen zonder iets anders dan ordentelijke betaling daarvoor te ontvangen.
In 1810 werd opgemaakt een "Staat van Opneming der Landerijen". [2]
Volgens deze staat bezat Anthony Jacob Schutter toen:
65 weiland 2 percelen; groot 8 morgen en 212 roeden
66 bouwland; 4 morgen en 140 roeden
368 buijtenplaats; 2 morgen en 181 roeden
369 bouwland; 1 morgen en 93 roeden
395 bouwland; 4 morgen en 229 roeden
406 bouwland; 272 roeden (in 1810 gekocht!)
407 bouwland; 493 roeden
435 bouwland; 88 roeden
567 bouwland; 1 morgen en 224 roeden
Antonie is op huize Blijendaal (dat toen huisnummer 174 droeg!) overleden op 16 januari 1814 in de leeftijd van 44 jaar. Hij liet geen kinderen na.
Zijn weduwe hertrouwde op 11 mei 1814 met Hendrik Philip baron Snouckaert van Schauburg. [3]
Dit echtpaar heeft Bleijendaal nog vele jaren bewoond en zijn daar beiden overleden. Hendrik op 12 november 1844 en Jacoba op 23 december 1853.
De laatste jaren
Na het overlijden van Jacoba Schuijt, weduwe van achtereenvolgens Antonie Schutter en Hendrik Philip Snouckaert van Schauburg, werd Bleijendaal in de publieke verkoping gebracht.
De koper was Frans Pieter Muysken, makelaar te Amsterdam, die reeds eigenaar was van de buitenplaats Middelwijk aan het kerkpad.
Het wordt dan als volgt beschreven:
"Een zeer aangenaam gelegen buitenverblijf, genaam Bleyendaal, met deszelfs kapitaal en wel doortimmerd Heeren huizinge, ruim koetshuis, paardenstalling, broeyery, moestuinen, koepel en in Engelschen smaak aangelegde en met uitmuntend opgaand geboomte en fijn bloemhout beplante wandelplaats, alles staande en gelegen op het fraaie gedeelte van de Gemeente Soest aan den Brinkweg ..."
In de loop der daaropvolgende jaren werd het huis afgebroken, de bomen omgehakt en geheel herschapen in bouwland. Niets in de buurt waar het oude herenhuis heeft gestaan herinnert aan dit huis.
De herinnering er aan leeft zelfs niet meer bij de oude bevolking, zo volkomen is het geliquideerd.
In het winternummer 1982/83 - 3e jrg. nr. 3 - heeft de heer P.J. van den Breemer onder de titel "Op zoek naar het huis Bleijendaal" reeds een goed overzicht gegeven van het wel en wee
van "Bleijendaal". Hierdoor geïnspireerd ben ik ook nog eens met de pen gaan "graven". Voor zover mijn onafhankelijk van hem verzamelde gegevens het door Peter van den Breemer geschreven artikel niet overlappen, kunnen mijn bevindingen wellicht een aanzet vormen voor anderen om "Bleijendaal" opnieuw in de belangstelling te brengen.
Noten:
[1]
[2]
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.