door wijlen ds J.J. Bos
In eene der "Wandelingen" van Den Heer J. Craandijk, zegt hij, (tot mijn leedwezen echter heb ik verzuimd aan te teekenen wââr hij dat zegt), dat in eene oorkonde van het jaar 866, afgedrukt in het Groot Charterboek van T. van Mieris, Deel I, bl. 17-19, reeds van Soest melding gemaakt wordt. Indien hij bedoelt den: "Catalogus Bonorum Ecclesiae Ultrajectinae, qruae habuit ante tempora Odibaldi Episcopi XII", welke aldaar op het jaar 866 te vinden is, dan komt het mij voor dat hij zich vergist. Wel wordt daarin gesproken van Suigna, maar dat is waarschijnlijk hetzelfde als Suesna, of Sualisna of Suahsma, of Suesnon, met welke namen men meent dat Zuylen, nabij Utrecht, bedoeld wordt (Beka en Heda, Hist. Trajectina, bl. 64-66).
Ook de benaming Susatum, of Zuzatum, waarover straks nader, moet buiten de beschouwing blijven, als zijnde klooster-latijn, en, van lateren tijd, en daarom minder geschikt om ons den oudsten vorm van den plaatsnaam "Soest" te leeren kennen.
Men vindt dat oude dorp vermeld als Zoys, Zoyse, Sose, Suys, Sous, Soest, Zoest: "sic pro temporis retustate pronuntiatio interdum variât", zegt Matthaeus (A. Matthaeus, De jure gladii. bl. 332) Slichtenhorst, en anderen, deelen mede, dat Ansfried, Bisschop van Utrecht, op 18 November 1006, aan het klooster van Hohorst, (Heiligen Berg), te Amersfoort, onder meer, "de vlecken Hese en Soys" heeft geschonken (A. v. Slichtenhorst, Gelderse Geschiedenissen, Boek V, bl. 52). Mattheaus verzekert, dat Keizer Coenraad er melding van maakt in een charter van 1028; en Bisschop Bernulph in een charter van 1050.
Niet vóór 1006 alzoo vinden wij Soest genoemd, maar Hees, Hese, ongeveer een derde deel der oppervlakte van de tegenwoordige Gemeente Soest, wordt reeds in 828 bij name vermeld (Tijdschr. voor Gesch. Oudh. en Statist, v. Utrecht, jaarg. 1840, bl. 273, 274). In dat jaar toch geeft zekere Verowaldus Lantwardus aan de kerken van Utrecht: "een goet geheeten Heze, mit den dorpen ende goederen daeraen gelegen, daer boven aen die voorn, veenen streckende zijn, met veel ackeren, weijden, bossagien, watergangen, ende gebruijckinge. Ja, zelfs tot nog vroeger mogen wij wellicht teruggaan want in den Schenkbrief van 7 Juni 777, geeft Karel de Groote aan de Kerk van St. Maarten, te Utrecht, onder meer: "die Bosschen, wier naamen zijn Hengestschote, Fornhese, Mokoroth, en Widock, welke liggen ter wederzijden van den Hemi" (G. v. Loon, Hoeve, Holl. Histori, Dl. II, bl. 4-6). Wanneer men in het oog houdt, dat in dit charter gesproken wordt van bosschen aan weerszijden van Den Eem; en dan verder bedenkt dat Hengestschote sedert eeuwen voor het tegenwoordige Bunschoten wordt gehouden; dat de naam Widock hoogstwaarschijnlijk tot dezen tijd toe voortleeft in de Wiek-akkers, enz., te Soest, maar naar de zijde van Vuursche, (Fürst, Forestum), dan is het niet onnatuurlijk dat men in het tegenwoordige Hees, het oude Fornhese meent weder te vinden; te meer, omdat op sommige landkaarten, de naam Hees ook wel met een ander voorhangsel, b.v. Laag Hees, voorkomt. Veenen en bosschen waren er in die dagen, in geheel deze landstreek, zeker in overvloed.
Melding, van wat nu Soest is, kan dus reeds in 777 hebben plaats gehad, maar genoemd wordt het eerst in 1006, en heet dan Soys, Zoys, Zoyst, bij v. Heussen en v. Rhijn, Soes; later Zoys, Soyse, Suys, Sous, Sose (v. Heussen en v. Rhijn, Kerkel. Hist. Dl. VI, bl. 676, f°.). Wie echter weet hoe willekeurig men voor eeuwen, met plaatsnamen en persoonsnamen omsprong, zal zich niet verbazen over al die verschillende schrijfwijzen. Dat ging maar op het gehoor af, en de sprekers waren lang niet altijd vast in de uitspraak.
Langzamerhand echter is de spelling "Soest" de overheerschende geworden, eene enkele maal met "Zoest" afgewisseld. Heel op het eind van de 18de eeuw, en in het eerste vierde van de 19de eeuw, werd de vorm "Zoest" menigvuldiger, maar de oudere spelling "Soest" keerde terug, en werd tenslotte algemeen en officieel.
Ik heb natuurlijk wel eens nagedacht over den oorsprong van dien naam, en liet mij daarbij leiden door den latijnschen vorm en van in middeleeuwsche geschriften. Susatum, of Zuzatum, heet het daar, en die vorm deed mij denken aan Zuid-Zate, zuidelijke nederzetting. Ik heb die gissing eens medegedeeld aan den Heer H.G. Janssen, Predikant te St. Anna ter Muiden, toen met den Heer J.H. van Dale, te Sluis, redacteur van een tijdschrift of jaarboekje, die, volgens zijn brief aan mij van 23 Juli 1858, ze al spoedig daar in liet drukken. Later heb ik den Heer Johan Winkler, te Haarlem, naar zijn gevoelen hieromtrent gevraagd, en deze opperde, in een schrijven aan mij van 2 Maart 1896, dezelfde gissing, daarbij uitgaande van de veronderstelling, dat de oorsprong en beteekenis van dien naam hier, eenzelvig zou zijn met den naam van de stad Soest, in Westfalen. Hij achtte het aannemen van die eenzelvigheid niet te gewaagd.
"Dezelfde betrekkelijke ligging van de Eemlandsche en van de Westfaalsche plaats, kan, onder de oorspronkelijk vrij wel dezelfde taal sprekende Eemlandsche en Westfaalsche bevolking, de opkomst van denzelfden naam ten gevolge gehad hebben. In middeleeuwsche, in 't Latijn geschrevene oorkonden, wordt de naam van de stad Soest menigmaal in verlatijnschten vorm geschreven, als Susatium of Susacia, ook Sosatium en Sosacia. Intusschen komt het even menigvuldig voor dat men den naam dezen stad onveranderd liet, d.i. juist zoo, of ten naasten bij zóó, als hij luidde in den mond der toenmalige ingezetenen. En dan vinden wij dien naam geschreven als Sosat en Susat, ook Suesacen, (in den locativus). Deze naamsvorm nu is gemakkelijk te verklaren. Het is een versleten vorm van het oorspronkelijke Sudsate, d i. de zuidelijke woonplaats of Zuidsate. De naam "sate", nog heden eigen aan de boerenhofsteden in Friesland, (Mellema-sate, Andnnga-sate, en duizend andere dergelijken), hangt samen met het woord zitten, getal.
"Het is als 't ware de plaats waar een eigengeerfde boer, een vrij man, gezeten is. Ook in den Vlaamschen dorpsnaam, (tusschen Gent en TerNeuzen), Selsate, vinden wij dit woord terug. Dus Sudsate, Susate (u = oe), Sosate, Soest. Dit gaat geheel geleidelijk, en volgens de wetten der nederl. uitspraak. Zuidsate dan, denk ik, in betrekking tot Amersfoort. De sate of woonstede, de eerste, zuidelijk van Amersfoort gelegen."
Dat was dus, iets meer uitgewerkt, mijn eigen gevoelen van voor 38 jaren terug. Toch was ik niet bevredigd. De latijnsche vorm van den plaatsnaam Soest, woog vroeger bij mij zwaarder dan in lateren tijd. Waarheid is het dat Soest, in Eemland, meermalen Susatum, of Zuzatum genoemd wordt, maar toch geloof ik niet dat de oude plaatsnaam Soyse, Zoys, Sose, daarmede juist vertaald is. De middeleeuwsche monniken, (er waren te Soest twee kloosters), hebben dien Westfaalschen plaatsnaam, wellicht maar zoo voor het Stichtsche Soest overgenomen. Evenzoo deed nog in onzen tijd, met eene andere bijzonderheid, A.J. van der Aa, in zijn Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland, en noemt het Nederlandsche dorp de geboorteplaats van den schilder en graveur Hendrik Aldegraaf, die in werkelijkheid geboren is te Paderborn, in Westfalen, doch al spoedig daarna verhuisde naar Soest, ook in Westfalen. Hetzelfde zal ook wel het geval zijn met Christianus Lenneppeus, dien hij opgeeft als eerste Hervormde Leeraar in het Eemlandsche Soest, in 1588 herwaarts gekomen, doch die in werkelijkheid hier te lande volstrekt onbekend is. Aannemelijk is het zeker dat de bevolking van het Westfaalsche en het Eemlandsche Soest, oorspronkelijk vrij wel dezelfde taal zal gesproken hebben, maar dan is toch nog niet duidelijk, met betrekking tot welk punt men, deze nederzetting, eene zuidelijke heeft kunnen noemen. Amersfoort is niet zoo oud als Soest, en Soest ligt niet ten zuiden van Amersfoort.
Dat de plaats zeer vroeg bewoond werd, leeren de menigvuldige Germaansche grafheuvels welke daar gevonden worden, en uit welke ik enkele gebroken urnen, en vele brokstukken van urnen, gedeeltelijk nog gevuld met beenderen, asch, en enkele fragmenten van metaal, heb opgegraven.
In de dagen, toen ik aan den latijnschen vorm Susatum meer waarde hechtte dan thans, heb ik wel eens gedacht over "Susatheim", woonplaats van zekeren Susat, en stond niet weinig verbaasd toen ik later, in W.J. Hofdijk's: Ons Voorgeslacht, Deel II, blad 144, en wel in het "Walters-lied", uit den tijd van Karel de Groote, gesproken vond van "Susats cierlijk Slotpaleis", als tijdelijke verblijfplaats van Etzel, der Hunnen Koning. Maar het komt mij nu voor dat men dien Susat zal moeten zoeken, óf in Westfalen, ôf in het brein van den dichter van het Walters-lied.
Uit al het voorafgaande laat zich dus opmaken, dat ik den oorsprong van den naam "Soest", voor ons Eemlandsch dorp, niet wel te verklaren acht, en van meening ben dat men thans niet beter doen kan dan de eeuwenoude, altijd meest algemeene, en thans officieele, schrijfwijze te volgen, en daarmede te getuigen dat dat schoone dorp, in de Provincie Utrecht, Soest heet, met eene S, en niet met eene Z.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.