Jan de Mos
Een van de markante gebouwen in Soesterberg is de villa Heidewijck, destijds gelegen aan de Amersfoortschestraat 3 in Soesterberg, naast het toen gerenommeerde hotel Nellystein op nummer 1. Het staat op een verkaveld deel van het oorspronkelijke vak aan de Wegh der Weegen van de tegenoverliggende hofstede Bloemheuvel, die in 1910 is afgebrand. Heidewijck is in 1905 gebouwd als zomerverblijf voor de familie Pichot. Deze familie bleef eigenaar tot na de oorlog. In 1945 werd het in gebruik genomen als woonhuis en praktijkruimte door dr. Splinter, even markant als de villa, waar een heel artikel aan is te wijden. Maar we beperken ons tot de eerste bewoners, de familie Pichot. Wie waren dat en waar kwamen zij vandaan?
Een verhaal van gevluchte hugenoten die rijk werden als plantagehouders in Suriname en waarvan later een Rooms Katholieke nazaat in Soesterberg terecht kwam.
De villa Heidewijck
Het zomerhuis werd in 1905 gebouwd door architect Jan Stuyt uit Amsterdam in opdracht van August Louis Guillaume Hubert Pichot, roepnaam Louis, een effectenmakelaar uit Amsterdam. De bosgrond is gekocht van de toenmalige eigenaar van de hofstede Bloemheuvel, dat toen in gebruik was als zomerverblijf voor bleekneusjes uit Utrecht. Het witgepleisterde gebouw heeft elementen van Jugendstil. De dakkapellen zijn golvend of halfrond. Opvallend is de rechter nis waar later dubbele tuindeuren voor zijn geplaatst met glas-in-lood vensters. De vensters hebben alle een roedeverdeling. Het houtwerk is geschilderd in wit en groen. Op de voordeur, die in twee delen kon worden geopend, zat een grote klopper van messing. Het pand is in 1959 door dr. Splinter, naar ontwerp van architectenbureau Van Hardenbroek uit Soesterberg, aan de linkerzijde uitgebreid. Heidewijck is nu een gemeentelijk monument met als huidig adres Banningstraat 3.
Herkomst familie Pichot
De familie Pichot zijn van oorsprong Hugenoten uit het Franse Bergerac. Zij vluchten rond 1690 naar Nederland. Twee van hen, de broers Isaac en Daniel Pichot besluiten in het kielzog van de West-Indische Compagnie (WIC) via de Waalse gemeente in Amsterdam door te reizen naar Suriname. Isaac trouwde daar in 1699 met Constance Alida Swart en Daniel (geboren 1677) in 1708 met Sara Swart, zussen afkomstig van het Franse eiland Guadeloupe, dochters van Albert (de)Swart,kapitein der burgerij en wijnkoper. Hun kinderen werden gereformeerd gedoopt.
De nazaten van Isaac Pichot ontwikkelden zich als zeer rijke en machtige personen in Suriname. Door samenvoeging met de achternaam van echtgenote zijn er ook takken ontstaan als Pichot Lespinasse, Pichot van Slijpe en Pichot du Plessis. De familie behoorde tot de elite van Suriname en werd, mede door huwelijken, eigenaar van vele plantages, onder andere Vlugt en Trouw, La Paix aan de Pauluskreek, Patience aan de Cottica, Lust tot Rust en Penoribo aan de Commewijnrivier, Zorg en Hoop (188 slaven),MonTrésor en Grand Plaisir (99 slaven) aan de Beneden-Commewijne. Na de dood van haar man Frans Laurens Grand in 1762 komt de plantage Grand Plaisir in handen van Susanna du Plessis (1739-1795), zij is dan 23 jaar. Zij beheert deze met groot zakelijk succes maar werd het symbool van de Hollandse wreedheid jegens Surinaamse slaven. Na de dood van haar echtgenoot Grand wijzigt zij uit pure kwaadaardigheid de naam van de plantage in Nijd-ten-Spijt, om de eigenaar van de plantage Zorg en Hoop aan de overzijde, van haar neef Samuel Paulus Pichot te ergeren.
Na het overlijden van Susanna du Plessis wordt de plantage voortgezet door Salomon Reinier Marius Pichot-du Plessis, een achterneef van Susanna. Ephraim Daniel Pichot (Paramaribo 1753 - Maastricht 1847), nazaat van Isaac, protestants (lid Waalse kerk) en vrijmetselaar, vertrok omstreeks 1770 uit Suriname om in Nederland een militaire loopbaan te volgen, werd kapitein en later onder andere rechter, burgemeester van Maastricht en lid van de Provinciale Staten. Hij trad op 25 april 1774 te Valkenburg in het huwelijk met Sara Louisa Marie Hesselberg. Het echtpaar Pichot-Hesselberg kreeg elf kinderen. Het vijfde kind is Daniel Louis Pichot (1779-1856), van beroep militair die wordt benoemd tot commissaris van politie in Schiedam. Nazaten van de plantagehouders van de familie Pichot, ontvingen na de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 ook nog eens 300 gulden schadeloosstelling per vrijgekomen slaaf.
Dat waren andere tijden, ver voor"Black LivesMatter". In de huidige tijd zou de uitkering aan de vrijgemaakten zijn gedaan. Al voor de afschaffing van de slavernij ging men over op contractarbeiders, o.a. uit Java en Indië.
De tweede tak is die van Daniël Pichot en Sara de Swart.Hun zoon Samuel Paulus Pichot (Paramaribo 1714-1765) is gehuwd met Anne de l'Espinasse (1723-1763). Diens zoon Daniël Frangois Pichot (Paramaribo 1744-Schiedam 1788) vertrekt weer naar Nederland waar hij in Schiedam in 1766 trouwt met Agatha Wilhelmina Hogerwaard (1749-1800). Hij brengt het tot Grootburger van Schiedam met functies als Raad en vroedschap van Schiedam, aalmoezenier, Extra-ordinaris thesausier en Burgemeester van Schiedam. Zij kregen negen kinderen.
Hun dochter Henrietta Lucretia Pichot (Schiedam 1782-1834) trouwt in 1803 te Schiedam met haar hiervoor genoemde verre achterneef Daniel Louis Pichot (Maastricht 1779-1856 Amby), afkomstig uit Maastricht, maar waterschout en commissaris van politie geworden in Schiedam, en daar ook koopman en actief in de jeneverindustrie (mouter, korenwijnstoker, distillateur firma Pichot Lespinasse 8z Co). Daarmee zijn de twee takken van de broers Isaac en Daniël in Schiedam weer samengekomen. Zij kregen zes kinderen. Hun zoon Daniël Francois Guillaume Pichot (Schiedam 1806-Amsterdam 1869) was van beroep Ontvanger der directe Belastingen en domeinen in achtereenvolgens Schiedam, Roermond, Delft en Amsterdam. Hij trouwde op 08-10-1850 te Roermond met Maria Anna Theresia Westeneng (2-3-1827 Den Haag, overleden op 21-5-1888 in Amsterdam). Zij kregen acht kinderen:
Opmerkelijk is dat latere generaties van deze Hugenoten familie, al dan niet door huwelijken, alsnog Rooms-Katholiek zijn geworden. Uit dit gezin worden zelfs twee zonen pastoor en een dochter non.
Louis Pichot in Soesterberg
Hun zoon August Louis Guillaume Hubert Pichot (roepnaam Louis) trouwt op 23-08-1888 te Heemstede met Louisa Antonia Maria van Luenen, 26-5-1863 Heemstede, dochter van Theodorus Wijnandus van Luenen en Catharina Hermania Anna Kervel, uit dit huwelijk tien kinderen:
Ook uit gezin kiezen drie kinderen voor een religieus bestaan. Louis is van beroep makelaar in effecten en firmant bij het effectenkantoor J. Westerwoudt & Co. Deze zaak bestond al in het begin van de 19e eeuw, en beoefent de effectenhandel in de uitgebreidste zin van het woord en is gevestigd aan de Singel 297 Amsterdam. Zelf woont het gezin eerst aan deOZVoorburgwal 213 en later aan de Vondelstraat 58 te Amsterdam. Hij is lid van het bestuur der Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam (1904 herkozen). Bij invoering Beurswet 1914, plaatsvervangend lid van de Commissie ter advisering van de minister, daarna voorzitter van de commissie waardebepaling van die nieuwe Beurswet.
Louis Pichot besloot om in 1905 naast zijn werkadres in Amsterdam een zomerverblijf in Soesterberg te laten bouwen, de villa Heidewijck. Hij woonde met gezin en twee dienstboden gewoonlijk in de zomermaanden van juni tot begin september in Soesterberg. Het is hoogstwaarschijnlijk dat hij de familie van Pieter Tetrode uit Amsterdam kende, directeur van De Nederlandse Bank. Die kocht rond 1920 de tegenoverliggende villa Egghermonde, gebouwd nadat Bloemheuvel was afgebrand, als zomerverblijf. Ze zullen elkaar echter niet treffen in Soesterberg, hij overlijdt plotseling op 28 september 1918, 60 jaar oud. Hij wordt begraven op de RK begraafplaats in Soesterberg. Ook zijn jong overleden jongste dochter Hermientje ligt in het familiegraf begraven. Na het overlijden van haar man vestigde de weduwe zich met haar kinderen in 1920 definitief in Soesterberg. Zij is overleden op 11 juni 1937 te Soesterberg en ook bijgezet in het familiegraf.
De oudste zoon Daniël (Daan) Frangois Guillaume Pichot treedt in de voetsporen van zijn vader. Hij volgt zijn vader op als firmant bij J. B. Westerwoudt & Zn. en neemt Heidewijck over. De familie Pichot bezat in Soesterberg meer onroerend goed. Zij waren ook eigenaar van een stuk grond tegenover de villa aan de Kampweg. Een deel verhuurden zij aan boer Manusvan Burgsteden van de boerderij Moerbessenberg als landbouwgrond, een ander deel vanaf 1923 als sportterrein aan de net opgerichte Voetbal- en Atletiek Vereniging Soesterberg. De VV Soesterberg speelde bij de oprichting in 1922 op een veld naast de villa Heidewijck, dat werd echter door de voetbalbond afgekeurd voor competitievoetbal. Zij waren ook eigenaar van een oude boerderij aan de Postweg 5, aanvankelijk bewoond door Gijs Tammer, daarna boer Dirk Smorenburg en als laatste voor de sloop E. van Leijenhorst.
In de notulen van de R.K. Kerk te Soesterberg werden zij beschreven als "een flinke Amsterdamsche katholieke familie". Dat gold zeker voor hun zoon Theodorus Wijnandus Pichot die vaak in Soesterberg verbleef. Hij was als pater en zoon van de parochie betrokken bij het zilveren priesterfeest van pastoor H.Mocking in 1924 in het missiehuis St Jan in Soesterberg. Bij de viering van het eeuwfeest van de parochie in Soesterberg in augustus 1937 werd de plechtige Hoogmis in de St. Carolus Boromeuskerk door hem opgedragen, dan als Vicaris-Generaal van het Bisdom Haarlem, geassisteerd door pastoor H.Mocking, pater-overste W. Woudenberg en pater J. van Bergenhenegouwen, allen zonen van de parochie. Om gezondheidsredenen neemt hij in 1938 ontslag vestigt zich tot herstel van zijn gezondheid voorlopig in Soesterberg.
Als hij op 7 maart 1968 komt te overlijden wordt hij bijgezet in het familiegraf op de RK begraafplaats in Soesterberg.
Heidewijck in en na de oorlog
Daniel verblijft gedurende de oorlog niet in Soesterberg. In 1940 verhuurt hij de villa aan de familie Scheffer. Martinus Scheffer, winkelchef bijPeeken Cloppenburg te Utrecht, woonde aan de rand van het vliegkamp aan de Schoolweg 24 (nu Sterrenbergweg). Deze woning moest op last van de Duitsers worden afgebroken evenals het naastgelegen Soesterdal. Naast zijn werk als winkelchef was Martinus een druk man, zo bekleedde hij diverse functies zoals: Lid Pluimvee Vereniging Soesterberg Desta, bestuurslid van de vrijwillige brandweer Soesterberg, voorzitter van Soesterbergs Bloei (VVV) en erevoorzitter van muziekvereniging St. Joseph (Odeon). Martinus is ook een befaamd hoenderfokker, zo wint hij prijzen met enkele van zijn hoenders (Welsumer kippen) op internationale tentoonstellingen. Martinus weet enkele bouwkavels aan te schaffen aan de Lt.Koppenlaan, waar later zoon Ben woningen op laat bouwen. Zo is de familie Scheffer op enig moment zelfs in het bezit van 11 woningen aan deLt.Koppenlaan. Martinus overlijdt in 1941 op 77-jarige leeftijd. Zijn vrouw Hendrica betrekt dan een woning aan de Lt.Koppenlaan welke in het bezit is van zoon Ben.
Op 3 september 1944 is er een hevig bombardement op Soesterberg. Ook de schuur in de tuin van Heidewijck wordt getroffen. Door de inslag raken de gasleiding en de hoofdwaterleiding beschadigd, en tevens een telefoonkabel. Deze explosie veroorzaakt een grote lekkage, waardoor de straat tot aan de Kampweg onder water komt te staan. De Duitsers kappen tegen het einde van de oorlog alle bomen in deze mooie laan. Zij maken hiervan tankobstakels om de doorgang van geallieerden in de Amersfoortsestraat te belemmeren. De tanks van de Canadezen ruimen echter zonder al te veel problemen deze obstakels uit de weg.
Na de oorlog besloot Daniel Pichot om Heidewijck te verkopen. De nieuwe eigenaar wordt dan dr. Ary Theodorus Mary Splinter, de eerste eigen dorpsarts van Soesterberg. Hij trouwde op 14 november 1940 met Maria (Muis) Cammaert (1909-1992), verpleegkundige. Zij kregen vier kinderen. Direct na zijn huwelijk had hij zich gevestigd aan de Rademakerstraat 24 en verhuisde in 1945 naar deze markante villa. De wachtkamer was in de hal met tegels op de vloer. `s-Winters stond daar een enorme kachel met een meterslange lange pijp recht omhoog. In 1959 liet hij de linkerzijde uitbouwen. Hij bleef er wonen na zijn pensionering tot 1982. De nieuwe eigenaar werd toen de fam. Klarenbeek. Het is door hen gerestaureerd en in gebruik genomen als woonhuis. Bij het opruimen van de tuin werd een grote hoeveelheid lege flessen gevonden. Splinter was een groot liefhebber van wijn. Heidewijck is nu een gemeentelijk monument dat uitkijkt op het nieuwe dorpshart van Soesterberg.
Bronnen
• Literatuur plantages in Suriname.
• Historische landelijke en regionale kranten.
• Genealogische bronnen.
• Oud-Soesterberg, Martinus Scheffer, bevlogen Soesterberger laat sporen na.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.