W. Klein
Samenvatting van de lezing van Dr. J.G.C.A. Briels voor de Historische Vereniging Soest, gehouden in de jaarvergadering 1986.
Het onderhavige onderzoek werd bemoeilijkt door afwezigheid van Archieffondsen en de beschikbaarheid van slechts fragmentarisch bewaarde archiefbestanden. Op basis van berekeningen en schattingen blijkt de immigratie ongeveer 150.000 personen of 10% van de totale bevolking van de republiek in 1622 omvat te hebben.
Deze immigratie is essentieel geweest voor de ontwikkeling van de religieuze stratificatie van de republiek.
Het zwaartepunt van de reformatorische beweging lag in de 16e eeuw in de Zuidelijke provincies der Nederlanden.
In de jaren 1579 - 1584 schommelde het aantal overtuigde Calvinisten te Gent rond 30%, ongeveer 15.000 personen. In Antwerpen lag het percentage veel hoger, te weten 48% Calvinisten, Lutheranen en Doopsgezinden tegenover 52% Katholieken. In Brabant en Vlaanderen wordt in de jaren 1570 - 1580 het aantal Gereformeerden geschat op 30% van de bevolking.
De overkomst van tienduizenden vluchtelingen, omwille van hun geloof, heeft de positie van de reformatorische kerken in de Zeven Provinciën aanzienlijk versterkt. In de Noordnederlandse samenleving waren de gemeenten klein tot zeer klein. In 1587 werd het aantal Calvinistische lidmaten geschat op minder dan 10% van de bevolking.
De Zuidnederlanders versterkten de gemeenten en verschaften een groot deel van het kader-predikanten, ouderlingen en diakenen. Een voorbeeld: in de periode 1578 - 1609 ngeveer 48% van de lidmaten van de Calvinistische Gemeente te Haarlem Zuidnederlander. De hervormde ondertrouwregisters leveren een Zuidnederlands percentage op van 53,2%.
Rubens, Vlaams schilder: Zelfportret met Isabella Brant
Beeld van de Gouden Eeuw
Ook de leden van de Lutherse Gemeenten waren overwegend uit het zuiden afkomstig. De gemeenten van Amsterdam, Leiden, Rotterdam, Delft en Middelburg werden door réfugiés uit Brussel en Antwerpen gesticht.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609 - 1621) woedden de godsdiensttwisten tussen de twee rivaliserende stromingen binnen het Calvinisme. De rechtzinnige stroming, Contraremonstranten, werd geleid door de uit Brugge afkomstige predikant en theoloog Frans Goemare en bestond voor het grootste deel uit Zuidnederlandse ballingen.
De gematigde Remonstranten stonden onder leiding van Jacob Arminius en waren voornamelijk autochtonen.
De migratie is van grote betekenis geweest voor de sociale mobiliteit en economische vernieuwing. De jaren tussen 1580 - 1600 vormen een periode van grote economische expansie en toenemende welvaart in de republiek met name ook door de influx van Zuidnederlandse kooplieden, industriëlen en ambachtslieden.
De immigratie omvatte veel onbemiddelde mensen, maar ook een grote groep kaptiaalkrachtige kooplieden.
Hun kapitaalkracht blijkt o.a. uit vergelijking van de inschrijvingen van 10.000,-- gulden en hoger in de Kamer Amsterdam van de Oostindische Compagnie in 1602. Verrassend is dat de inschrijvingen van de Zuidnederlanders die van de noordelijke intekenaren met ruim ƒ 200.000,-- overtreffen.
De rijkdom van de gegoede Amsterdammer ongeveer 1585 was nog zeer beperkt. In 1631 blijkt het handelskapitalisme een enorme vlucht genomen te hebben. Minstens een kwart van de rijke kooplieden blijkt van Zuidnederlandse afkomst. Minder in het oog vallend maar niet minder belangrijk was de immigratie voor de ontwikkeling van de nijverheid.
De oorlog ondermijnde in het zuiden de textielindustrie.
De arbeidende bevolking was dikwijls gedwongen naar elders te trekken om werk te zoeken om in het levensonderhoud te voorzien. Aanvankelijk was dit naar Duitsland en Engeland, maar vanaf 1572 meer en meer naar de republiek, waar het relatief rustig en veilig was achter de waterlinies.
De sterke groei van de bevolking betekende een stijgende behoefte aan textielprodukten. Dit had een heropleving van de textielindustrie tot gevolg. De Zuidnederlanders speelden een zeer belangrijke rol bij het regenereren van de textielnijverheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijfstakken.
In Leiden steeg de produktie van lichte weefsels van 1086 stuks in 1573 naar 27.000 stuks in 1584. Van Leiden is bekend dat tussen 1584 en 1594 79% van de nieuwe poorters van Zuidnederlandsche afkomst was. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat dit niet alleen vanwege de textielnijverheid was, doch ook vanwege de stichting van de Universiteit van Leiden in 1575, waarvan vele professoren en docenten Zuidnederlanders waren, afkomstig van de Universiteit van Leuven, toendertijd de enige universiteit in de Nederlanden.
In Haarlem werd de linnennijverheid sterk geactiveerd door de migranten, de produktie steeg van 18 tot 20.000 stuks rond 1586 tot 80 à 100.000 stuks in het midden van de 17e eeuw.
Ook in de meeste andere steden vond een opleving plaats van de textielnijverheid, zoals Delft, Rotterdam, Middelburg en Kampen.
De kapitaalkracht van deze immigranten was gemiddeld gering. Hun bestaan was in sterke mate afhankelijk van de wisselende economische omstandigheden. Daarbij stegen de kosten van levensonderhoud. Hierdoor ontstond een industrieproletariaat dat geen bestaanszekerheid kende. Er heerste soms dan ook schrijnende armoede, vooral onder de vreemdelingen. In Amsterdam stonden in 1611, 2511 gezinnen op de lijst van de stedelijke armenzorg waarvan nauwelijks 200 Hollandse.
Op het eerste gezicht lijkt het een algemeen verschijnsel in de republiek. In werkelijkheid was het anders, de gemiddelde levensstandaard lag in de republiek duidelijk hoger dan in de rest van Europa. Dit was dan ook de reden van de grote toeloop van immigranten.
De positieve bijdrage van de Zuidelijknederlanders tot de ontwikkeling van de intellectuele cultuur bleef niet beperkt tot de universiteiten, maar strekte zich ook uit tot het boekenbedrijf en het schoolwezen.
Dat het boekenbedrijf in de 17e eeuw leidinggevend was in Europa was niet alleen een gevolg van het unieke klimaat van geestelijke vrijheid, dat in de republiek heerste, maar ook van de komst van honderden boekdrukkers, letterzetters, lettergieters en boekhandelaren uit het zuiden.
Door de komst van honderden schoolmeesters, leraren en professoren kwam het onderwijs op een hoog peil en bereikte de alfabetisering van de bevolking een zeer hoog niveau. De ontwikkeling van de sociale stratificatie naar een oligarchische structuur werd door de Zuidnederlanders op gang gebracht.
Er ontstond een sterk verticaal gerichte sociale mobiliteit.
Hierdoor ontstond geleidelijk een culturele elite, bestaande uit families die in de handel en industrie tot rijkdom en aanzien waren gekomen en uit het oude regentenpatriciaat.
Geen enkele staat in Europa verleende zijn onderdanen in de 17e eeuw zoveel vrijheid als de republiek. Dit bevorderde de groei van een cultuur gekenmerkt door grote vitaliteit en verscheidenheid.
Het hoge cultuurniveau, samen met de groeiende rijkdom van de hogere klassen riep de behoefte in het leven aan luxe goederen. De hiervoor benodigde specialisten leverden de migranten, zoals voor: de diamantbewerking, de tapijtweverij, de fijne houtbewerking, de zijde- en fluweelweverij, de leerbewerking, de glasblazerij, de keramische nijverheid en de edelsmeedkunst.
Tot slot verdient nog vermelding de komst van talrijke kunstschilders onder de immigranten die in de Zeven Provinciën kwamen werken en een belangrijke bijdrage leverden aan de ontwikkeling van de schilderkunst in de Gouden Eeuw.
De gelegde relatie tussen de vroege Gouden Eeuw en de Zuidnederlandse immigratie betekent niet dat dit ten koste van het goud van deze eeuw zou gaan. De grondslagen waarop de cultuur van de Gouden Eeuw rustte waren niet trotse eenzelvigheid: saamhorigheid was daarvan de dragende grond, de natuurlijke culturele verbondenheid tussen noord en zuid.
(Gepubliceerd na overleg met Dr. J . Briels. Voor belangstellenden moge verwezen worden naar de demografische en cultuurhistorische studie "Zuidnederlanders in de Republiek 1572 - 1630" van Dr. J.G.C.A. Briels verschenen bij Uitgeverij Maklu B.V. te Apeldoorn).
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.