B.J. van Os
Bij het verschijnen van het boek "De straat waarin wij wonen" is het goed om ook eens stil te staan bij het ontstaan van de wegen in deze regio. Over de geschiedenis van de wegen in deze gemeente, hoef ik niets te zeggen, dat vindt u uitvoerig in het boek terug. Men kan stellen dat de oorsprong van de wegen in deze streek erg onduidelijk is.
De oude Hessenwegen zorgden echter voor het eerste wegenpatroon tussen oost en west.
Terwijl nu de Nederlanders de vrachtvaarders van Europa worden genoemd - Nederlandse vervoerders doorkruisen met hun grote vrachtwagens heel Europa -, hadden onze landgenoten van enkele honderden jaren terug nauwelijks interesse voor het vrachtvervoer over land. De zeevaart had veel meer belangstelling. Onze voorouders voeren met hun scheepjes over vele zeeën. Het vervoer over land liet men aan kooplieden uit Duitsland over.
Het is opvallend dat aan het ontstaan en de uitbouw der wegen in ons land geen uitvoerige studies zijn besteed.
De ontwikkeling van de wegen, van het vervoer, hangt samen met de groei van de steden. Heel globaal gezegd zijn er in onze streken sinds het begin van de jaartelling nederzettingen ontstaan, meestal in de buurt van de rivieren, waar de bewoners zich bezig hielden met landbouw, in eerste instantie voor eigen behoeften.
Binnen die nederzettingen komen op een bepaald ogenblik mensen, die voor anderen potten gaan bakken, stof gaan weven enz., die eigenlijk ambachtslieden worden.
Eerst ruilen ze hun produkten tegen landbouwprodukten, maar naar mate er geld in omloop komt, ontstaat de echte handel, ook tussen nederzettingen onderling.
De kooplieden zelf vervoeren hun produkten in min of meer primitieve wagens, trekken - veelal in groepen om zich beter te kunnen weren tegen overvallen - over de spaarzame wegen. Wegen die soms al sinds de Romeinse tijd bestaan, onder Karel de Grote en zijn opvolgers wat worden uitgebreid, maar soms nauwelijks een naam verdienen. Toch heet in de Achterhoek een gedeelte van de weg tussen Aalten en Zelhem nog altijd Romienendiek (Romeinendijk).
De wegen in ons land zullen in eerste instantie paden zijn geweest, die van boerderij tot boerderij, van nederzetting tot nederzetting liggen en - nadat de bevolking toenam en intensiever contact met elkaar nodig had - breder werden.
Het lijkt nauwelijks aannemelijk, dat men zich intensief bezighield met die wegen, hoewel natuurlijk anderzijds de machtshebbers van een bepaald gebied wel belang hadden bij verbindingen tussen de diverse nederzettingen die onder hun jurisdiktie vielen. Naar mate de leenheren meer macht over hun gebied kregen, zullen zij de horigen hebben gedwongen wegen aan te leggen en te onderhouden, wegen die vaak van tollen werden voorzien en zo geld opbrachten ook, maar die tevens dienden voor een bepaalde controle op het vervoer.
Zo kende Soest tot eind vorige eeuw drie tol-plaatsen: aan de Birkstraat ter hoogte van Avia, aan de Soesterbergsestraat even voorbij de bocht met Zonnegloren en aan de Beckeringhstraat. Deze laatste staat er nog.
We moeten ons van wegen in de Middeleeuwen nauwelijks iets voorstellen. Toch waren er handelsroutes, zoals bijvoorbeeld van Hardewijk naar Emmerik en Keulen, alhoewel vóór 1600 het vervoer vanuit Duitsland naar de kust zich vooral richtte op Antwerpen, toen hèt handelscentrum in de Nederlanden maar dat echter na 1585 die positie kwijtraakt als gevolg van oorlogshandelingen. Eerst werden Hamburg en Emden, later Amsterdam - beter gezegd Utrecht en Naarden - het eindpunt van de handelsroute die in Leipzig, met zijverbindingen naar Lübeck en Augsburg begint.
Het vervoer op die handelsroutes is in handen van speciale vrachtrijders, "wagenaars" zoals ze hier genoemd werden. In Duitsland spreekt men van "Frachtbauern".
Ze kwamen vooral uit de graafschappen Bentheim en Hessen.
In het bijzonder is Hessen een voornaam kruispunt geweest van de toenmalige handelsroutes en de Hessen, zoals men de Frachtbauern algemeen ging noemen, hebben van de geografische ligging van hun graafschap dankbaar gebruik gemaakt om hun positie in het vrachtverkeer te verstevigen.
Vanuit het plaatsje waldkappel bij Kassei leiden twee wegen naar Antwerpen, één via Marburg en Keulen en de andere via Paderborn, Wesel en Grave. Met het verval van Antwerpen en de verovering van Deventer in 1591 komt een nieuwe route in gebruik die over Goor en Enschede naar Munster en Paderborn gaat.
Vanaf Deventer werden de eerste tijd de waren per schip over IJssel en IJsselmeer naar Amsterdam gebracht. Na verloop van tijd komt er nog een nieuwe route bij, zodat de Hessenwagens de route via Gendringen, Doesburg, over de Veluwe naar Amersfoort ook kunnen gebruiken. Per beurtschipper ging vervolgens het vervoer verder over de Eem en het IJsselmeer naar Amsterdam. Dat betekende wel dat de schepen vanaf Amersfoort tot de Grote Melm in Soest eerst getrokken moesten worden. Op eigen kracht konden zij het stuk Grote Melm - Amersfoort niet varen. Het Jaagpad in Soest langs de Eem is nog een herinnering aan die tijd.
Deze omgeving was dan ook een belangrijke schakel geworden in het verkeer naar en van het Oosten, met name naar de Messen van Leipzig en Frankfurt.
In Twente, in de Achterhoek, op de Veluwe en ook in dit Eemlandgebied liggen thans nog wegen die de naam "Hessenweg" voeren. Vanaf de Beckeringhstraat loopt nu nog achter Paleis Soestdijk de Hessenweg via de Zevenlinden naar de weg Baarn/Hilversum. Ook de gemeente Leusden kent nog haar Hessenweg. In Soest kwamen de wegen bij elkaar in de Kerkebuurt. Dat wilde zeggen, dat wanneer men van Utrecht of Naarden naar het Oosten wilde, door Soest kwam. De huidige Peter van den Breemerweg was een schakel tussen Soest en Amersfoort en wanneer men de tolplaatsen in Amersfoort wilde mijden, kwam men via Hoogland, over de pont bij de Kleine Melm en over de Eemweg naar Soest.
De richting Naarden en Utrecht ging over de Eng. De Soesterengweg heette vroeger Oude Baerneweg en de weg naar Utrecht, de Oude Utrechtseweg, ligt nu nog in Pijnenburg. Maar daarover kunt u in het boek alles lezen.
Behalve het feit dat de ligging van de Hessenwegen vrij goed bekend is, hadden ze ook een speciaal kenmerk: de breedte van het spoor.
Want de sporen in de zandwegen waren toen van groot belang. Op de verharde wegen was het volgen van een goed ingereden spoor erg belangrijk en dit was slechts mogelijk bij een overeenstemmende wielafstand en - liefst ook - velgbreedte.
De Hessenwagens - en ook een deel van de Hessenkarren, de tweewielige voertuigen dus - hadden naar Nederlandse maatstaven exceptionele aslengten met als gevolg een breed spoor.
Het gespan van de Hessenwagens varieerde van zes tot twintig hengsten.
Tot ongeveer eind 1800 reden de Hessenwagens. Toen konden ze de strijd met het ijzeren paard niet meer volhouden.
Zo eindigde de geschiedenis van de "Hessenkeerls" die eeuwenlang de vrachtrijders van Europa zijn geweest, maar waarvan de sporen in deze omgeving nog' te vinden zijn. Zij zijn het geweest die de eerste wegen bewust hebben aangegeven.
Ik hoop dat de benaming van de Hessenwegen overal in ons land gehandhaafd zullen blijven tot in lengte van dagen. Want helaas wordt maar al te vaak een stuk historie weggeworpen.
Wegen spreken namelijk een taal, omdat de geschiedenis ook die van de mensheid is. De Hessenwegen doen dat, maar eveneens de Dodenwegen, de Koningswegen en welke wegen we ook als oude benamingen kennen. Ze voeren de gedachten naar oneindigheid.
Want wegen voeren naar het oneindige. Achterom zien dat is het verleden, vooruit gaat de weg de verte tegemoet, de toekomst.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.