Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Hees

W. Klein

Verslag van een onderzoek naar de geschiedenis en de ligging van het oorspronkelijke Hees.

Inleiding
Bij het onderzoek naar de oorsprong van het landgoed "de Paltz" rees het vermoeden dat hier het oorspronkelijke Hees gelegen moet hebben. Omdat over dit Hees zo weinig bekend is en het thans in feite geheel verdwenen is werd een onderzoek gedaan naar de geschiedenis en de juiste ligging hiervan.
Daar de nederzetting Hees, zoals uit de gegevens zal blijken, gelegen heeft tussen Soest en Zeist moesten de gegevens gezocht worden in publicaties over deze beide gemeenten.
De gegevens zoals hierna vermeld zijn dan ook fragmentarisch.
De eerste vermelding van Hees is in een acte van 838. De volgende van 1028 waarin ook Soest genoemd wordt.

Hees is dus hoogstwaarschijnlijk eerder dan Soest gesticht.
Deze nederzettingen werden in de Frankische tijd aangeduid als "Villae". Naar gelang de rechtspositie van de bewoners werd onderscheid gemaakt in:
- villae divisae (verdeeld), deze bestonden uit een aantal "mansi", hoeven, die elk afzonderlijk beleend werden
- villae indivisae (onverdeeld) een landgoed beleend aan één persoon (4)

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat in het Nedersticht de villae divisae het talrijkst waren. Alleen Leusden en Doorn waren villae indivisae. Hieruit, maar ook uit de volgende gegevens blijkt dat Hees en Soest van oorsprong villae divisae waren.
Uit een kaart van 1698 blijkt duidelijk de ligging van Hoog Hees en de latere ontginning van het Heserveen, aangeduid met Laag Hees (zie bijlage). Hiermede kan vastgesteld worden dat het landgoed de Paltz enkele hoeven omvat van het voormalige Hoog Hees. Laag Hees maakt thans deel uit van het landgoed Pijnenburg. Een strook langs de Wieksloterweg genaamd Op Hees is bezit van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Volgens het Etymologisch woordenboek betekent Hees, bos van laag hout, struikgewas. In dit geval vermoedelijk eikenstruweel.

Geschiedkundig overzicht van de gegevens betreffende Hees

Uit een schriftelijke bron van 838 blijkt dat Graaf Rodgar vele goederen schonk aan de Sint Maartenskerk te Utrecht. In ruil daarvoor gaf de Bisschop van Utrecht hem voor de tijd van zijn leven de emolumenten van de goederen Zeist, Leusden, Hees en Doorn. In Hees kreeg hij de beschikking over een "familia cum edificiis et terris ipsius" "huis met verscheidene gebouwen en landerijen". (2 + 3)

Op 3 februari 1028, volgens de huidige jaartelling 1029, bevestigde Keizer Koenraad de schenking van de Utrechtsche Bisschoppen Ansfrid en Adelbold aan het klooster van het Heilige Kruis op de Hoogehorst bij Amersfoort (later verplaatst naar Utrecht en aldaar de Sint Paulus Abdij genaamd) van: "inter villae Heze et Zoys quatuordecim mansos cum omnibus familiis" d.w.z. 14 hoeven onder de villae Hees en Soest met alle daarbij behorende horige grondgebruikers. (2) Blijkens een oorkonde uit 1254 kregen de Heren van Lokhorst de jurisdictie over Hees, Soest en Emmeklaar (onder Hoogland) (3). In 1325 beleende de St. Paulus Abdij Zweder van Abcoude met het lage gerecht van Soest en Hees. (2)

Blijkens een oorkonde van 22 februari 1307 schenkt de Bisschop van Utrecht aan het Vrouwenklooster te Oostbroek 8 hoeven lands in de wildernis tussen Overhese en de Bilt en tussen de Vuursche en Scoutgenshegge, elke hoeve 32 roeden breed, tegen een jaartens van 20 schellingen, telkens te betalen op 12 november aan de Bisschopshof te Zeist. (2) (1)
Deze ontginningen worden op de oude kaarten als "Nonnegroep" aangeduid. Merkwaardig is dat zij slechts met een stippellijn worden aangegeven. De naam Overhese komt later ook nog voor met de vermelding "in het gerecht Zeist". Vermoedelijk wordt hiermede bedoeld het deel van de Heezer Eng dat thans nog als "de Eng" in Den Dolder bekend is.
Dit gebied wordt later ook wel aangeduid met Zeisterover. Kaarten uit die periode konden niet achterhaald worden om duidelijkheid te verschaffen.

In de rekeningen van de bisschoppelijke rentmeester van 1377 wordt Hees genoemd als overnachtingsplaats van de voerlieden van de wagens met bagage en proviand van de Bisschop toen deze na een rechtzitting van Huis ter Eem (dit kwam midden 14de eeuw in zijn bezit) vertrokken en Utrecht wegens de duisternis niet konden bereiken. (3) Hun route moet gelopen hebben over de Eembrug, die begin van de veertiende eeuw gebouwd werd, via Baarn over de "Soestdijk". (3) Deze was in opdracht van de Bisschop aangelegd door het veen tussen Baarn en Soest om in de winter over een droge doorgaande weg te beschikken. Voorts door Soest en de Gemene weg naar Hees. Deze weg kwam bij Hees uit op de Oude Amersfoortseweg die overging in de Biltsche weg naar Utrecht. Het huidige Hezerspoor is een deel van de Oude Amersfoortseweg, die langs Hoog Hees gelopen heeft.

1390 was een belangrijk jaar voor de horige houders van hofgoederen. In dit jaar gaf de Bisschop toestemming tot het omzetten van de hofgoederen in leengoederen. (2)
Als reden voor de veranderingen werd opgegeven: "de bij de dag toenemende arglistigheid en door boosaardige aanslagen, waardoor de abdij meer nadeel dan voordeel had van de hofgoederen". Het voordeel voor de abdij was dat zij door deze omzetting niet langer verplicht was haar horige grondgebruikers van Soest en omgeving te moeten beschermen. De horige goederen werden echter niet en bloc omgezet. Het duurde tientallen jaren alvorens het project voltooid was.

Een acte van 1403 heeft betrekking op de omzetting van het hofhorige goed van Rolof van Haghenouwe en Dire ziin zoen, in een leengoed. Het betreft stukken "engelants" te Bees. Het hofgoed werd hiermede een "onsterfelijk erfleen". (2)
Naast omzetting in leengoed vond er ook omzetting plaats in "eweliken erfpacht" (eeuwige erfpacht). Een acte betreffende een "stuk engelants gelegen in Zoes kerspel" van 1417: "here Dire van Papandorp, cureyt van Zoes, tot behoef der papeliker provende van Zoes te houden hi ende syn nacomeling(en), cureyten to Zoes van ons en van ons abdien tot enen ewelijken erfpacht om een capoen desiaers te betalen op Sente Martijnsdach in de wijnter" . Dat hier voor erfpacht gekozen werd is omdat het een geestelijke betrof en deze geen leenman kon zijn. (2)

Een acte van 1500 vermeldt nog een derde vorm van omzetting n.l. naar vrij tinsgoed. Hierbij werden voor de gebruiker en diens rechtsopvolgers voor altijd kwijtgescholden de verplichting tot dienst en keurmede. Deze en de erfpachtgoederen behoorden tot de uitzonderingen. (2)

1399 was een belangrijk jaar voor Hees en Soest daar toen het Heser- en Soesterveen verkaveld werd ter ontginning en daarbij de grens tussen Hees en Soest in dit gebied werd vastgesteld. Over het algemeen behoorden de woeste gronden toe aan de Bisschop van Utrecht; een uitzondering waren de genoemde venen. Deze behoorden aan de Sint Paulus Abdij. Bij acte van 9 juli 1399 werden deze venen in 12 hoeven verdeeld, hiervan lagen er 6 "tot Zoest waert" en 6 "te Heze waert". Betreffende het Heser veen vermeldt de acte: "Dus is Heser veen gheloet (geloot):
"die erste hoefslag naest Zoest heeft Jacob Lieboert mit zinen ghezellen, III hoeven, des hoert Maergriete Beernts ende Peter Werrinc, elc een vierdeel. Roelof van Haghenouwen mit zinen ghezellen 1 hoeve ende een half vierendeel, des hoert Liisbet van Wede een halve hoeve. Gheriit van Ec mit zinen ghezellen III hoeven, des heeft Jan van Heze I hoeve ende Aernt Lubberts zoen een halve hoeve ...". (2)
Onduidelijk is wat bedoeld wordt met de verdeling in 6 hoeven, aangezien acht personen, waaronder 3 met hun gezellen, gronden krijgen toegewezen. De hierbij genoemde hele, halve, vierdeel en half vierdeel hoeven moet op de oppervlakte slaan, een maat die in die periode gebruikt werd. In het gehele Nedersticcht was deze maat 16 morgen (13 5/7 HA).
Aan het slot van de acte staat:
"Item all deze goede sijn der abdien Sinte Pouwels sculdig tyenden, smal ende groet, kuermied, tijns, voer ende sacke".

In de gelijke verdeling van het veen tussen Soest en Hees wordt verondersteld dat er in die periode een gelijk aantal hofhorige hoeven waren. Daar bekend is dat er toen in Soest 14 horige hoeven aan de abdij behoorden (voorts 4 aan de Graven van Holland en 3 aan de Heer van Abcoude), derhalve moet Hees toen bestaan hebben uit 14 hoeven. De bij het uitmeten vastgestelde grens tussen Soest en Hees is de huidige Wieksloterweg.

Het Soesterveen dat in 1399 werd uitgegeven in stroken, paralel lopend aan die van het Heserveen, werd in 1424 herverkaveld, dwars op de oude verkaveling om een betere ontginning mogelijk te maken. Deze verkaveling is tot op heden gebleven. (3)

Aan de hoeven en later aan de hoevengedeelten waren "waardelen" in de almende (= meent = Gemene grond) verbonden. Een aanwijzing hiervoor te Hees treffen wij aan in een acte van transport uit 1400 [2]
"In den eersten een halve hoeve lants, ghelegen opten enghe te Heze ende is gheheten Cleppen halve hoeve, mit bosch, mit veen ende mit wildernisse, alze eenre halver hoeve toebehoren." Blijkens dezelfde oorkonde droeg Lubrecht de Vrede bovendien zijn recht over op: "een vierendeels lants ghelegen opten enghe te Heze en is geheten Campen, daar Lubbert voerseyt van denzelven verrendelen of behout bosch, veen en de wildernisse alze denzelven verrendeel toebehoort."
In de leen- en tinsregisters van de Sint Paulus abdij komen o.a. de volgende aantekeningen voor: (2)
"Item Jan van Hese een halve hoeve, die Gherids van Dielaers was. Item van deser selver halve hoeve heeft here Peter van Zoes bosch ende veen. Item Peter Wernic heeft een vierdel boschs ende veens uut Ruhorst halve hoeve, dye Ricouts van Hese was."
Hiermede hebben wij niet alleen gegevens over de waardelen doch kennen ook de namen van enkele der hoevebezitters te Hees rond 1400.

In de rekeningen van de rentmeester van de bisschop zijn de volgende vermeldingen met betrekking tot Hees: (1)
Huisgelden werden ontvangen van Jan Wyllams f1. 2.- en Isbrant fl. 1/2 in 1517, van Jan Willemss 1.50 gld in 1523. In 1525 worden de volgende huisgeldplichtigen vermeld zonder opgave van het bedrag: Jan Jans, Aryaem Heinrickss, Cornelis Janss en Cors Heymerickss.

Voorts blijkt uit deze rekeningen dat in deze periode een aantal hoeven te Hees met zand bestoven is en derhalve geen huur verschuldigd is: (1)
"Evert Ryckss van een erf tot Hees is bestoven met sand ende desolaet ergo hyer nyet.
Peter Peterss ende Lambert Peterss van de venen tot Hees is met sant bestoven ende onbekent ergo hyer nyet."
Vermoed wordt dat in die periode een deel der hoeven op de grens van Soest en Zeist toen verlaten is. Het is waarschijnlijk dat in deze periode Hoog en Laag Hees opgenomen werden in het gerecht Soest. Dat dit geschiedde blijkt uit stukken m.b.t. grensgeschillen tussen Soest en Zeist.

In de 16de eeuw kwamen belangrijke veranderingen tot stand met betrekking tot de eigendom der gronden.

Met het verdrag van Schoonhoven, november 1527 droeg de Bisschop van Utrecht de jurisdictie over in pand aan Karel V.

Na het Plakkaat van Verlatinge van 1581 (afzwering van Philips II) werd de eigendom van de Almende "gedevolveerd" op de Staten van Utrecht, samen met de andere bisschoppelijke bezittingen. (4) Uit de 17de eeuw zijn er de volgende gegevens betreffende Hees:

De 18de juny 1603 vindt het transport plaats van een stuk veengrond van Adriaen Saeren, genaamd Sebeeck gelegen in Overhees gerecht Zeist aan Lubbert Gerritsz wonende te Amersfoort (afschrift gemeente archief Soest inventaris No 81). (1)

In 1615 richten de erfgenamen van Nyclaes Malepaert een rekest aan Schout en buren van Zeist m.b.t. de hofstede te Overhees, Soestwaert, genaamd Sebeeck. (1)

30 juni 1622 richten de inwoners van Zeist zich tot de schout i.v.m. grensgeschillen aan het Soesterveld. (1)

Het proces-verbaal van 17 juni 1612 heeft betrekking op de grensvaststelling tussen de gerechten Zeist en Soest in het "heeten plaggeveld" van Overhees (afschrift archief gemeente Soest inventaris No 81). Hees is toen blijkbaar in het gerecht Soest opgenomen. Het jaar waarin dit geschiedde kon niet achterhaald worden. (1) Uit de geraadpleegde bronnen blijkt dat niet alleen tussen Zeist en Soest grensgeschillen ontstonden in deze periode doch ook elders. Het betrof steeds de grens die door de almende liep. Zoals reeds vermeld had elke hoeve hierop een waardeel. Dit was onontbeerlijk voor het bedrijf. Hierop werden de schapen geweid, plaggen gestoken, alsmede turf gewonnen en brand- en geriefhout gekapt. De grenzen tussen de gerechten waren aangegeven door opworpen van zand. In andere gebieden ook wel door een ploegvore. Met de toename van de bevolking en uitbreiding van de schaapskudden werden deze terreinen intensiever gebruikt. Dikwijls tot over de grenzen, waarbij soms opworpen verplaatst werden. Bij grensgeschillen werden steeds oude herders als getuige opgeroepen om ten overstaan van de schouten der beide gerechten een verklaring af te leggen waar de oude opworpen gelegen hadden.
Over de ontwikkelingen van Hees in de 18de eeuw is slechts één gegeven gevonden. Het is de vermelding, door L. Staal in een artikel in de Dolderse Gids (6), dat omstreeks 1775 een groep Duitsche boeren zich vestigden in een kolonie in de omgeving van Soestduinen. Deze vertrokken weer in het begin van de 19de eeuw. Uit welke bron dit gegeven verkregen werd is nog niet achterhaald. Vermoedelijk vestigden zij zich in het gebied van Hoog Hees en noemden hun vestiging Pais en Kleine Pais. Twee namen die op de topografische kaarten van midden 19de eeuw en daarna voorkomen in dit gebied.

Het einde van de 18de eeuw bracht een belangrijke verandering in de grondeigendom. In artikel 25 der Burgerlijke en Staatkundige Grondregel van de Staatsregeling van 1798 werd het leenstelsel afgeschaft. (2) Hierdoor werden de voormalige leenmannen van de St. Paulusabdij voortaan grondeigenaren.

Vanaf 1811 tot aan de instelling van het Kadaster in 1828 zal het moeilijk zijn gegevens over het onderhavige gebied te achterhalen daar in 1811 de dorpsgerechten ophielden te bestaan. Hiermede was een einde gekomen aan de verplichte overdracht van onroerende goederen en het bevestigen van zakelijke rechten daarop door deze colleges. De rechtszekerheid op dit gebied liet in die periode te wensen over. (4)
Bij het instellen van het kadaster, dat in de eerste plaats moest dienen als basis voor de grondbelasting, moest door de landmeters uitvoerig onderzoek worden gedaan naar de eigendomsrechten. - '

Uit de acten bij het kadaster te Utrecht blijkt dat Andries de Wilde de terreinen van de Paltz in 1836 kocht van F. van Bern, burgemeester van Zeist.

Op 27 juni 1860 kocht Jhr. Ram op een veilig deze terreinen van A. de Wilde. In 1867 liet deze er het landhuis bouwen. Zo werd een groot deel van de grote Eng van Hoog Hees een landgoed.

In 1872 ging het landgoed weer over in andere handen nl. Jhr. Rutgers van Rozenburg kocht het en liet door de firma Copijn te Groenekan het park rond het landhuis aanleggen. Het landgoed werd nog uitgebreid door aankoop van de Kleine Paltz van Jhr. Bosch van Drakenstein. Ook de Kleine Paltz maakte deel uit van de grote Eng van Hoog Hees (zie de kaarten bij dit artikel).
Over het bezit van de Kleine Paltz is uit processtukken het volgende bekend. (2)

In 1810 is door een viertal personen, in hun kwaliteit van geerfden onder het gerecht Soest bij het Hof te Utrecht een proces aangespannen tegen Mr. Paulus Willem Bosch, heer van Drakenstein, die rond de hofstede op de Hezer engh, die hij van Pieter Rademaker kocht in 1809, diverse omgravingen, afsnijdingen en verlegging van wegen, door de gemene heide lopend, deed. Hierdoor konden zij geen gebruik meer maken van deze gemene heide, waarop zij sedert onheugelijke tijden rechten hadden.
Uit het stuk blijkt dat de hofstede bestond uit drie vakken t.w. "den Groten Engh off Hangkamers-vak, welke van de oude Amersfoortsche weg (thans Hezerspoor) tegen den berg oploopt en op welk het huis der hofstede thans staat, voorts de zogenoemde Stofhoogte, welke van de schaepsdrift, gelegen tussen deze hofsteede en die van H. van Batenburg afstrekt langs de voorsz. Amersfoortsche weg en aan de gemeene heide gemeen lijt en voorts de Kleinen engh, welke op eenen zeer groten afstand van beide vorige is verwijderd en aansluit aan het vak van Ewijkshoeve." (Dit vak werd in 1911 verkocht voor de stichting van de Willem Arntsz hoeve).

Tot besluit van dit historisch overzicht kan nog vermeld worden dat bij de instelling van het kadaster in 1828 de vroegere markgronden (almende-meent) van Soest en Hees te boek gebracht werden ten name van het dorp Soest.

De volgende kaarten geven de ligging aan van Hoog en Laag Hees.

Slotbeschouwing

De oudste vermelding van Hees is een oorkonde uit 838 waaruit blijkt dat het bestond uit horige hoeven van de bisschop van Utrecht. De volgende vermelding is een oorkonde van 3 februari 1028, volgens huidige jaartelling 1029, waarbij door Keizer Koenraad de schenking bevestigd wordt van 14 hoeven te Hees en Soest aan het klooster van het Heilige Kruis op de Hogehorst bij Amersfoort, later verplaatst naar Utrecht en genaamd Sint Paulus abdij. In deze oorkonde worden Soest en Hees als "villae" aangeduid.
Zoals de meeste villae in het Nedersticht waren het "villae divisae", buurtschappen van afzonderlijke horige hoeven.
Aan deze hoeven was het recht verbonden op het gebruik van de omliggende heide en veengebieden, de meent of almende.
Dit recht werd een waardeel genoemd. De horige boeren werden aangeduid als buren.
In tegenstelling tot Zeist en Soest heeft zich blijkbaar in Hees nooit een kern ontwikkeld met kerk of kapel. Dit is waarschijnlijk de reden dat op de oudste beschikbare kaarten uit de 16de eeuw Soest en Zeist wel aangegeven staan en Hees niet.
De eerste aanduiding op een kaart is die van 1696 van de Roij, waarop Hoog en Laag Hees als een streek worden aangegeven.
De reden waarom Hees zich niet tot een gerecht of kerspel ontwikkelde moet m.i. gezocht worden in het feit dat er onvoldoende geschikt bouwland aanwezig was voor verdere uitbreiding.
Het grootste aantal hoeven dat vermeld wordt voor Hees bedraagt 14. In 1399 werd het Heserveen ter ontginning verkaveld om de Heserboeren aldaar een betere bestaansmogelijkheid te bieden.
Vermoedelijk waren het zandverstuivingen die de boeren noodzaakten naar andere terreinen te verhuizen. Aanwijzingen hiervoor vinden wij in rekeningen uit de 16de eeuw waaruit blijkt dat enkele hoeven met zand bedekt zijn en derhalve geen huur verschuldigd was.
Uit de gegevens van het begin van de 17de eeuw blijkt dat Hees opgenomen is in het gerecht Soest. Er is dan echter ook sprake van Overhees in het gerecht Zeist. Vermoedelijk is bij de opheffing van de "villae" Hees het Westelijk deel bij het gerecht Zeist ingedeeld, met o.a. de Eng te Den Dolder.
Naspeuringen om hierin opheldering te verschaffen hebben niets opgeleverd. Sommige schrijvers veronderstellen dat op het terrein van de Eng een klooster of een sterkte gestaan moet hebben doch nergens zijn aanwijzingen gevonden ter staving van die veronderstelling.
Duidelijkheid omtrent de ligging van Hoog en Laag Hees krijgen wij van de kaart van Bernard de Roij van 1698. Hieruit blijkt de Grote Eng van Hoog Hees op de Westelijke helling te liggen van de Zuidelijke uitloper van het Soesterhoogt.
Door de Kleine Eng loopt de grens tussen Soest en Zeist.
Van de oorspronkelijke 14 hoeven zijn er dan nog 7 over.
Uit deze kaart blijkt duidelijk dat de Grote Eng van Hoog Hees thans deel uitmaakt van het landgoed de Paltz. Het Westelijk deel voorheen de Kleine Pais is nu deel van het vliegveld. Het voormalige Laag Hees maakt thans deel uit van het landgoed Pijnenburg.
In zijn artikelenreeks over Den Dolder vermeldt Staal de stichting van een kolonie door Duitsche boeren in de Soesterduinen bij Den Dolder in 1775. Voorts dat deze in het begin van de volgende eeuw weer vertrokken zijn.
Helaas kon nog niet achterhaald worden uit welke bron deze informatie komt. De topografische kaarten uit de 19de eeuw vermelden op de plaats van Hoog Hees: Pais en Kleine Pais. Was dit die kolonie? Op die kaarten wordt Laag Hees als Hees aangegeven. Tegenwoordig heet het Z.O. deel van het Soesterveen Hees.
Een dergelijke verplaatsing van de naam zien wij ook bij Den Dolder. Oorspronkelijk was dit een riddermatige hofstede ten Westen van Pijnenburg, het huidige Venwoude onder de Lage Vuursche. Deze hofstede werd in 1835 afgebroken. Het huidige Den Dolder ontstond in 1902 met de vestiging van de zeepfabriek "de Duif". In 1912 werd toestemming gegeven de nieuwe nederzetting Den Dolder te noemen.
In 1798 werd het leenstelsel afgeschaft en werden de leenmannen eigenaar.
Van 1811 tot de instelling van het kadaster was er geen verplichte registratie van onroerendgoed transacties.
Hierdoor is het moeilijk om van die periode gegevens over de eigenaren te achterhalen.
Uit de gegevens van het kadaster te Utrecht is bekend dat Jhr. Rara de Pais kocht van A. de Wilde in 1860. In 1867 werd het landhuis gebouwd. In 1872 kocht Jhr. Rutgers van Rozenburg het en liet het park aanleggen. Daarna kocht hij van Jhr. Bosch van Drakensteyn de kleine Pais. Hierdoor werd de grote Eng van Hoog Hees herenigd en werd een voormalige Frankische villa een landgoed.
Helaas is er door verkoop van grote kavels en ontgronding nog maar weinig over van dit eens zo mooie landgoed.

Soest, september 1984

Literatuur:

1. "Bronnen voor de geschiedenis van Zeist", uitgave van de Van de Poll-Stichting deel I 838-1528 deel II 1529-1600 deel III afl. I 1601-1630

2. De Historische ontwikkeling van de rechten op de grond in de provincie Utrecht. W. van Iterson, 1932

3 .Historisch-geografische ontwikkelingen in en om Soest - Dr. M.K.E. Gottschalk, Jaarboek van de Vereniging Oud-Utrecht 1970

4. Hoe heeft Zeist zijn vroegere dorpsgronden verloren? Lezing, gehouden door Prof.Dr. W. van Iterson te Zeist, 1960

5. Fornhese, Hees en de Nonnengroepen. M. Raven, maandblad Oud-Utrecht, 1957

6. "Uit Dolders historieblaärn", reeks artikelen van L. Staal in de Dolderse Gids

7. Het ontstaan en groei van Den Dolder

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto