Dr. Henri Polak
DEN weg van Amersfoort naar Soest hebben wij reeds afgelegd, zij het in tegenovergestelde richting, en wij zagen, dat hij weinig belangwekkends te aanschouwen geeft. Het is een rijksweg van het oude type, uit den tijd vóór de automobiel het leven der menschen kwam verlevendigen eener-, vergallen anderzijds. Het was toen niet noodig de wegen negen of twaalf meter breed te maken, want het geringe en weinig snelle verkeer met paardentractie had daaraan geen behoefte, en ook rijwielpaden waren in die dagen overbodig. Bovendien behoefde niet te worden gestreefd naar rechtlijnigheid, want er bestonden geen voertuigen, welker bestuurders niet gelukkig waren als zij geen bocht konden „nemen" met een geringere snelheid dan die van een kilometer per minuut. Vandaar, dat de wegen, aangelegd waar zich voorheen wagensporen, zand- of kleiwegen bevonden en volgende dezer grillig beloop, of zoo getraceerd, dat er zoo weinig mogelijk grond voor moest worden gekocht of onteigend, of volgende een rivier of waterloop, zich met groote en kleine bochten slingerden door het landschap, hetgeen hun een eigene bekoring verleende — eene bekoring, die men in het bijzonder leert waardeeren, als men, bij voorbeeld, kennis heeft gemaakt met de Fransche route s nationale s en vele secondaire wegen, die onze Gallische vrienden route s d'intérê t commun noemen, wegen, die zich vele, som,s tientallen kilometers ver kaarsrecht uitstrekken en, vaak met zich ten hemel strekkende Italiaansche populieren beplant, het acme van verveling zijn, vooral indien ook het omringende landschap weinig aantrekkelijkheid bezit.
Zulk een „ouderwetsche" weg is die van Amersfoort naar Soest — al heeft men ook de rijbaan verbreed en een paar smalle fietspaden aangelegd, gelukkig zonder de boomen aan te tasten. De weg is met klinkers bestraat, welker afwisselende kleurschakeeringen een vroolijken indruk maken; en de boomen, meestal beuken, vormen een fraai berceau. De weg heeft eenige van de traditioneele bochten, hetgeen zijn verlevendigende uitwerking niet mist.
Het landschap aan weerszijden is lief, doch bezit geen bijzondere, vermeldenswaardige eigenschappen. Op de kaarten van Michelin zal hij dan ook waarschijnlijk niet versierd zijn met de groene arceering, met welke een routepittoresqu e wordt aangeduid.
Zeer veel landschap valt er trouwens niet te zien. Want in de nabijheid van Amersfoort is men bezig het door middel van de gezegende lintbebouwing dicht te timmeren ; verderop is hier en daar ook al aardig wat gebouwd ; en bovendien heeft men, eer men het weet, Soest en daarmede een vrijwel aaneengesloten bebouwing, die zich tot de Praamgracht, dus over zeker niet minder dan vier kilometer lengte uitstrekt, bereikt.
Hiermede is Soest gekarakteriseerd. Het dorp is één stuk lintbebouwing — en deze bebouwing bestaat grootendeels uit zeer alledaagsche, altijd onbeteekenende en vaak positief leelijke huizen, verreweg de meeste van geringe afmetingen.
Er bestaan geen betrouwbare afbeeldingen van hetgeen Soest eenmaal is geweest. Maar men behoeft geen buitengewone verbeeldingskracht te bezitten om het zich voor te stellen. Het was daar ongetwijfeld heel mooi. De weinige overblijfselen van den vroegeren toestand, de beboomde hoofdweg, de weinige nog aanwezige oude landhuizen en woningen, het oude buurtje achter de Hervormde Kerk, de golvende bodem in sommige gedeelten der gemeente, zij zeggen het ons.
Maar van de oude heerlijkheid is bitter weinig gebleven.
Over een lengte van ongeveer vier kilometer is de hoofdweg aan weerskanten dicht bebouwd en daar achter zijn allerlei buurtjes ontstaan, bestaande uit nagenoeg niets dan kleine huizen van een banaal en leeiijk type, producten van den „eigenbouwer" of van den dorps-„bouwkundige", armzalig en rommelig.
Met de architectuur is het trouwens te Soest in het algemeen slecht gesteld.
Het raadhuis is volmaakt onbeteekenend. Andere openbare gebouwen van eenigen omvang zijn er niet. In het eigenlijke Soest zijn in bouwkundig opzicht welgeslaagde huizen en villa's zeldzaam. De oude molen, eenmaal een pronkstuk, werd jaren geleden van zijn draaienden top en roeden ontdaan en staat daar nu, met metalen platen bespijkerd, verhaspeld en vernederd, als een aanfluiting en een hoon.
Geheel anders is het natuurlijk met de Protestantsche Kerk. Zij dagteekent uit het midden van de 14de eeuw en was dus, als zoovele Hervormde kerken in ons land, eenmaal een Roomsch-katholiek heiligdom. Zij bezit een zeer fraaien toren, ongeveer 40 meter hoog, forsch van lijn en toch slank, dank zij de langgerekte drietallen gotische nissen en galmgaten, zoowel in den onder- als in den bovenbouw, beide van zeer geslaagde proporties.
De aanblik wordt verlevendigd door de decoratieve werking van zandsteen-blokjes langs de hoeklijnen. In 1904 heeft de oude Dr. Cuypers kerk en toren voortreffelijk gerestaureerd. Bij deze restauratie werden, in een der gewelven verborgen, oude kerkbeelden gevonden, waarschijnlijk daar in veiligheid gebracht in de dagen van den Beeldenstorm ; zij bevinden zich thans in het Museum Flehite, te Amersfoort.
Het buurtje achter deze kerk is een van de aardigste van het geheele dorp. Daar staan nog, in ongedwongen, bevallige groepeering, eenige oude hoeven en huisjes, zonder veel pretentie, doch schoon in hun eenvoud. Een paar zeer oude, niet hooge, doch wijd-vertakte lindeboomen vormen een niet genoeg te waardeeren opluistering. Jammer dat een dezer eerwaardige gevaarten weinige jaren geleden uit het leven is gescheiden.
De Roomsch-katholieke kerk is, uitwendig, in architectonisch opzicht onbelangrijk. Wij kunnen haar zwijgend voorbijgaan.
Al met al : het eigenlijke Soest is geen dorp om den aanschouwer in verrukking te brengen. Het is niet leelijk te noemen. Geenszins. Het is een vriendelijke plaats, rein en intiem, als verreweg de meeste Noord-Nederlandsche dorpen. Maar iets bijzonders, iets karakteristieks bezit het niet, zelfs geen pleintje als middelpunt van het dorpsleven ; want de geringe verwijding tusschen het gemeentehuis en het postkantoor mag dezen naam niet dragen, al staat er ook een muziektent op den achtergrond.
In West-Pruisen ligt een stadje, dat eveneens den naam Soest (uitspreken: zoost) draagt. Het was eertijds een aanzienlijke Hansestad, doch heeft zijn glorie sinds lang verloren. Maar niet zijn schoonheid. Het is in zijn geheel een juweel. Het staat vol fraaie oude huizen en gebouwen ; en boven alles prijkt een prachtige romaansche kathedraal uit de 12de eeuw. Een onvergetelijk plaatsje — en zijn Nederlandsche naamgenoot is zeker niet in staat de herinnering, bij wie het eens zag, te doen verbleeken.
Bezit Soest dan niets, dat het een bezoek waard doet zijn ?
O zeker, en zelfs zeer veel. Zoo het dorp Soest niet veel van dezen aard kan toonen, de gemeente Soest daarentegen een schat van schoonheid.
Tot voor betrekkelijk korten tijd, was het gedeelte der gemeente, dat Soestdijk wordt genoemd (niet te verwarren met het paleis van dezen naam, dat in de gemeente Baarn ligt), nog zeer mooi. Er waren ettelijke villa's met groote tuinen en eenige buitenplaatsen van middelbaren omvang. Sommige van deze zijn er nog — een er van verheugt zich in het bezit van een bijzonder prachtigen boom in zoogenaamden treurvorm — o.a. in de buurt van de Praamgracht. Maar andere hebben plaats gemaakt voor rijen middenstands-verblijven en een zeer fraaie is vervangen door een katholiek gesticht met kerk. Bovendien is de hoofdweg hier, evenals trouwens in het eigenlijke Soest, langzamerhand grootendeels winkelstraat geworden, zoodat met reden mag gevreesd worden, dat op den, wellicht niet eens zeer langen, duur, ook voor de laatste landhuizen van beteekenis winkels en woonhuisjes in de plaats zullen treden.
Men kan echter niet aan Soest denken, zonder dat tevens de gedachten uitgaan naar drie daarmede verbonden namen : Soesterberg, Soester Duinen en Soester Veen.
Soesterberg is een in Nederland algemeen bekende naam geworden sedert aldaar het militaire vliegkamp werd gevestigd. Het was aanvankelijk een particulier vliegveld, dat de ondernemende heeren Verwey & Lugard, te Deventer, er aanlegden, in de dagen toen de luchtvaart nog zeer jong was. Later nam het Rijk het over en het is nu het centrum van de Lucht vaartafdeeling der landsverdediging. Velen in den lande hebben nooit begrepen waarom men haar heeft gevestigd op een terrein, dat, hoe geschikt het ook voor het doel moge wezen, gelegen is buiten de traditioneele verdedigings-linies, de Hollandsche Waterlinie en de Stelling Amsterdam — zooals trouwens velen evenmin begrepen, waarom het groote radiostation te Kootwijk, dus eveneens buiten deze linies, werd gevestigd. Maar misschien zijn daar wel goede redenen voor geweest. In elk geval is er, wat Soesterberg betreft, één belangrijk voordeel aan verbonden, namelijk dat nu een uitgestrekt heideveld zonder Jbebouwing is gebleven.
Van de naaste omgeving van het vliegkamp kan dit niet worden gezegd. Daar is in betrekkelijk korten tijd een heele nederzetting gekomen, zeer weinig fraai van aanleg en bestaande uit meestal onbelangrijke, alsook positief leelijke huizen van meestal bescheiden afmetingen. Tusschen het vliegkamp en den rijksweg De Bildt—Amersfoort is het daarmede erg genoeg gesteld. Aan den rijksweg zelf meer dan erg. Het is ongelooflijk, dat het Departement van Waterstaat zoo opeengepakte bouwerij daar vlak langs den weg heeft gedoogd — het is even ongelooflijk, dat het gemeentebestuur van Soest toestond dat een zoo fraaie plek zoo schromelijk werd bedorven.
De weg, die Soesterberg met Soest Verbindt en over den eigenlijken berg loopt, was voorheen een prachtige route door het boschrijke oord. Zoo is het, helaas, niet meer. Van het punt, waar deze weg te Soest een aanvang neemt, tot aan zijn eerste scherpe kromming, is sinds eenige jaren reeds een vrij dichte bebouwing aanwezig. Vandaar tot aan den spoorwegovergang bij Soestduinen is het ietwat, doch niet veel beter. Daarna komt het stijgende gedeelte van den weg, bosschen ter eene, prachtige uitzichten op de heide in de richting van den Stompert ter andere zijde. Hier is nog maar weinig bedorven. Het is te hopen, dat het zoo moge blijven, maar voor het tegenovergestelde mag met reden beduchtheid worden gekoesterd. Want ter wille van werkverschaffing wordt in deze omgeving in het natuurschoon schromelijke verwoesting aangericht.
Men kent Multatuli's verhaal (in den Max Havelaar) van de weggenomen buffels en den daarbij gevoegden uitroep: Het verhaal wordt eentonig.
Zoo is het ook met de schoonheid des lands. Wie haar beschrijft, is onophoudelijk genoodzaakt te weeklagen over het letsel, haar reeds toegebracht, en de vrees uit te spreken, dat het daarbij niet zal blijven, dat het kwaad rusteloos verder gaat en de schoonheid met volledigen ondergang bedreigt.
Het verhaal wordt eentonig, vervelend misschien. Sommigen van hen, die het lezen, zullen wellicht, als zij beschouwingen tegenkomen als die betreffende den weg van Soest naar Soesterberg, zeggen: nu ja, dat weten wij nu wel, daarover moest nu maar verder gezwegen worden.
Het zou begrijpelijk wezen. Maar het is niet mogelijk er over te zwijgen. Want de vernieling van de schoonheid des lands wordt zonder verpoozing voortgezet. Vele factoren van verschillenden aard laten zich daarbij gelden. Degene, die zijn land lief heeft en de alzijdige, rampzalige destructie gadeslaat, moet waarschuwen, moet moord en brand schreeuwen — hij kan niet anders, want hetgeen hij ziet, snijdt hem in de ziel, vervult hem van angst voor de toekomst, voor de niet eens zeer verre toekomst.
Indien niet snel en krachtdadig wordt ingegrepen, indien er geen einde komt aan de rampzalige werkverschaffing, aan ontginningen en droogmakerijen, aan lintbebouwing, aan de heerschappij van grond- en bouwspeculanten, aan de ordelooze bouwerij op willekeurige plekken, aan den zwaren belasting^ druk op landgoederen en bosschen, en daarmede aan verkaveling en versnippering, aan de voortdurende uitbreiding van het wegennet, alsmede aan vele andere invloeden ten kwade, dan kan men met zekerheid aannemen, dat wij binnen een kwart eeuw aan werkelijk natuurschoon weinig anders meer zullen bezitten dan de betrekkelijk weinig talrijke en even weinig uitgestrekte reservaten en natuurmonumenten, die de bekende vereenigingen en sommige publiekrechtelijke lichamen van den ondergang hebben gered. Men denke niet hier te doen te hebben met een overdreven-zwartgallige beschouwing. Het is nuchtere werkelijkheid, ieder, die zich met deze dingen bezighoudt, bekend. Wie het onvermijdelijk wederkeerende thema hoort weerklinken, worde dus niet wrevelig, doch schare zich bij hen, die strijd voeren voor het behoud van de schoonheid van land en dorp en stad, even onontbeerlijk voor het leven als dingen van stoffelijken aard.
Het verhaal wordt eentonig — best mogelijk. Maar de Soester Duinen zijn al evenmin veilig als de rest des lands.
De Soester Duinen — een prachtig geaccidenteerde uitgestrektheid, beboschte en begroeide golvingen, fraaie zandverstuivingen.Het Soesterveen — een zeer liefelijke streek. Beide kostelijke stukken natuur moeten behouden blijven. Het zou onverantwoordelijk wezen deze fraaie oorden aan vernietiging prijs te geven.
En dan is daar de Stompeft — maar deze ligt te zeer verwijderd van 't stroomgebied van de Eem ; zóó ver kunnen wij njet afdwalen. Dus keeren wij naar Soest terug en verlaten het tevens, want wat er te zien is, hebben wij gezien.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.