G. Staalenhoef
Inleiding
De toenmalige voorzitter van de Provinciale Utrechtse Bond voor Vreemdelingenverkeer J.R. Clifford Kocq van Breugel schreef (in de voorrede bij de Ie druk) dat genoemde bond in 1940 besloot over te gaan tot de uitgifte van een kastelenboek voor de provincie Utrecht. De heer Clifford, die ook de volgende twee drukken verzorgde, is in* 1957 overleden. Toen een vierde druk moest worden samengesteld werd de heer ir. J.D.M. Bardet verzocht dit te verzorgen. Nadien is, door dezelfde schrijver, de vijfde druk verschenen. Aan deze druk zijn een aantal gegevens voor dit artikel ontleend. [1]
In de verantwoording bij de vierde druk schrijft Bardet o.a.: "Maar ook wel vermelde huizen als bijvoorbeeld Bleijendaal en Hamelenburg leveren nog wel vraagpunten op. Een ieder die van nog niet vermelde of onvoldoende vermelde "kastelen" over nadere gegevens beschikt zou ik willen uitnodigen deze aan mij ter beschikking te willen stellen, opdat hiervan bij de voorbereiding van een eventuele volgende druk dankbaar gebruik zou kunnen worden gemaakt".[2] Getracht zal worden in ons tijdschrift een aanzet te geven omtrent meer kennis van de kastelen te Soest en met name van Bleijendaal en Hameienburg.
Hamelenburg
De tekst in het kastelenboek is dermate summier dat deze hier geheel kan worden overgenomen. "De Tegenwoordige Staat" deel 12 Utrecht vermeldt dat in het gerecht Soest een oud adellijk kasteel heeft gestaan, Hamelenburg genaamd, welk reeds vóór het jaar 1370 gebouwd was en bewoond werd door een geslacht van die naam, uit Amersfoort gesproten. Elders wordt vermeld dat dit kasteel heeft gestaan in de polder de Slaagh. Deze polder ligt geheel op de oostelijke oever van de rivier de Eem, dus thans gemeente Hoogland. Gebleken is echter dat de Slaagh nog in 1814 tot het rechtsgebied van Soest heeft behoord. Het kasteel is waarschijnlijk door Maarten van Rossum verwoest in 1543 en niet meer herbouwd". [3]
Tot zover dit citaat.
Veelal wordt in de "Tegenwoordige Staat" verwezen naar eerdere publicaties waaraan de schrijver(s) de kennis hebben ontleend. Bij deze mededeling over Hamelenburg staat echter alleen vermeld dat het is ontleend aan een manuscript. [4] Waar wordt vermeld dat Hamelenburg in de Slaagh heeft gelegen geeft Bardet helaas niet aan. Inmiddels behoort de Slaagh niet meer tot de gemeente Hoogland, aangezien deze gemeente is opgegaan in Amersfoort.
Omtrent familie(s) met de naam van Hamelenburg zijn bijna 100 jaar geleden wel enige publicaties verschenen, welke echter nog niet zijn geraadpleegd. In een later stadium zal daar nader op worden ingegaan. [5]
Bleyendaal (I)
Evenals over Hamelenburg is Bardet ook over Bleyendaal. vrij summier. "Dit kasteel heeft gelegen in de gemeente Soest aan 3e Kleine Melmweg dicht bij het voormalige Brigittenklooster Mariënburg. In de vijftiende eeuw behoorde het huis tot de Gaasbeekse goederen. ... Het huis is sinds lang verdwenen en nadere gegevens zijn voorhands niet bekend." [6]
Bardet vermeldt hierbij ook het vaak geciteerde verhaal van de doodslag van Jacob van Gaasbeek op zijn zoon Anton. [7]
Van belang is hier de opmerking dat Jacob van Gaasbeek uit berouw voor deze daad, vlak bij zijn kasteel Bleyendaal, het klooster gesticht zou hebben. De zoon Anton is ca. 1410 geboren en de doodslag zou dus plaatsgehad kunnen hebben in de jaren 1420-1430. Doch het klooster wordt reeds vermeld op 5 maart 1393! [8]
Er kan dus geen direct verband zijn tussen de doodslag en de stichting van het klooster.
Evenmin is het zeker dat Bleijendaal toen reeds bestond of dat Jacob van Gaasbeek daar heeft gewoond of verbleven.
De heer Heupers geeft een andere, meer betrouwbare lezing. Jacob van Gaasbeek heeft (volgens die versie) toestemming gegeven tot stichting en/of uitbreiding van het klooster Mariënburg te Soest. De broeders en zusters van de Orde der Brigittijnen, die zich blijkbaar reeds te Soest gevestigd hadden, kregen de beschikking over zijn kasteel, om dit in te richten als een klooster en kapel. [9] Dit zou dus betekenen dat niet Bleyendaal het kasteel van Jacob van Gaasbeek is geweest doch dat zijn kasteel is omgebouwd tot het klooster Mariënburg.
Ik betwijfel zelfs of Bleijendaal tot de Gaasbeekse lenen heeft behoord.
Na het overlijden van Jacob van Gaasbeek (en gedeeltelijk zelfs nog tijdens zijn leven) zijn de Utrechtse bezittingen en rechten overgegaan naar de bisschop van Utrecht, terwijl vast staat dat Bleyendaal in 1565 tot de lenen van de Sint Paulus-abdij behoorde.
Helaas gaven de opgravingen geen nadere aanwijzingen omtrent deze vragen.
Noten
(1) Ir. J.D.M. Bardet, Kastelenboek provincie Utrecht, 5e druk, Utrecht 1974; Uitg. de Haan, Bussum
(2) Bardet, blz. XIII
(3) Bardet, blz. 101
(4) Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden. Twaalfde deel, Vervolgende de beschrijving van de provincie van Utrecht. Te Amsterdam Bij de Wed. Isaak Tirion, MDCCLXXII (1772). In 1965 is een (fotografische) herdruk verschenen bij de Europese Bibliotheek te Zaltbommel onder de titel Nederland in vroeger tijd.
(5) Nederlandsche Leeuw 1907 en Familieblad 1883-1884
(6) Bardet, blz. 27
(7) Op dit voorval kom ik een volgende maal uitvoerig terug
(8) Van Zoys tot Soest, Ie jrg. nr. 1; zomer 1980, blz. 8. Helaas noemt de heer Van den Beemt hier geen bron.
(9) E. Heupers, Soest bij kaarslicht en tuitlamp; Kruseman's Uitgeversmaatschappij B.V., Den Haag; 1978, blz. 79. Als bron wordt daarbij genoemd: Dr. Tore Nyberg, Birgittinische Klostergrundungen des Mittelalters, Leiden, 1965, blz. 195 e.V.
Bleyendaal (II)
Zoals reeds eerder aangegeven betwijfel ik dat Jacob van Gaasbeek het kasteel Bleyendaal heeft bezeten en/of er gewoond heeft. Indien Jacob een kasteel te Soest heeft gehad is dit waarschijnlijk het latere klooster Mariënburg geweest.
Zeker is dat in latere tijd het kasteel Bleyendaal een leen was van de Sint Paulus-abdij te Utrecht; deze abdij bezat vele goederen, o.a. te Soest. [1]
De oudst bekende omschrijving van Bleyendaal dateert uit 1565 en luidt:
"De helft van een steene kamer met haar toebehoren, met de helft van de hofstede ende van de timmeringe als op de voorsz. hofstede staat, gelegen tot Zoest" en "De wederhelft van een steenen kamer, met haar toebehoren, met de helft van de hofstede, hof ende vande timmeringe, als op de voorsz. hofstede staat, gelegen tot Zoest". [2]
Deze twee beleningen vertellen ons dat er een "hofstede" was, waarmede bedoeld zal worden een boerenbedrijf, waarop een "steenen kamer" (een kasteelachtig bouwsel) stond alsmede nog ander "getimmer" zoals schuren en dergelijke.
Oorspronkelijk is dit waarschijnlijk één leen geweest, doch op een bepaald moment werd dit gedeeld, zodat er twee eigenaren/leenmannen waren, ieder voor de helft.
Ook als later dezelfde leenman beide helften verkreeg was het gebruikelijk dit in twee leenbrieven uit te geven, tenzij uitdrukkelijk werd vermeld dat het in één brief werd opgenomen.
De familie De Wijs (1565-1604)
Degene die op 7 april 1565 met de beide helften in twee brieven werd beleend was Evert de Wijs.
Wie de vorige leenman was vermeldt het Repertorium niet, doch ik vermoed dat wij de eerdere leenmannen moeten zoeken in de familie Van der Borch.
Vooral ook omdat een jaar eerder (18 januari 1564) Evert de Wijs, na de dood van zijn oom Willem van der Borch, krachtens dienst testament, door de bisschop van Utrecht werd beleend met "den thient van Nederseldert, gelegen in dat oude goet ter Borch." [3]
Ook te Eemnes had Evert een leen van de bisschop. Hij werd namelijk, na de dood van Elisabeth Goort de Wijsendochter, beleend met "Enen halven acker lants, gelegen op Emenesse; 7 oktober 1558. [4]
Wij kennen Evert voorts nog als getuige bij het huwelijk van zijn nicht Margrieté Willemsdr. van der Borch met Thiman Lambertsz op 1 mei 1590. [5]
Evert de Wijs zal ca. 1530-'40 zijn geboren. Hij is overleden ca. 1601 want op 28 maart 1601 wordt zijn dochter, Geertruid Evertse de Wijs met de beide helften van Blij endaal beleend. (2)
Wij kennen twee dames van die naam, waarbij het niet is uitgesloten dat het dezelfde betreft.
Geertruijda Evert de Wijsendochter trouwt op 12 december 1592 voor de schepenen van Amersfoort met Cornelis Janz. van Liener en Geertruijd Evert de Wijsendochter trouwt op 8 augustus 1596 met Laurens Huijgens Poortman, schoonzoon (in ons spraakgebruik stiefzoon) van Hendrik van Nijenhoven. [5]
Voor ons onderwerp is dit niet zo belangrijk want de Bleyendaal blijft niet in de familie. Op 15 september 1604 draagt Geertruijt beid beid*e delen over aan Johan van den Berg.
Noten
(1) Van de lenen van deze abdij bevinden zich in het Rijksarchief te Utrecht (RAU) nog vele leenregisters en wel in het Archief van de Kleine Kapittelen en Kloosters (AKK).
(2) RAU-AKK nr. 505 deel c fol. 371/373 vs.
(3) Dr. A. Johanna Maris, Repertorium op de Stichtse Leenprotocollen uit het Landsheerlijke tijdvak; 's Gravenhage 1956, blz. 187.
(4) Maris, St. Leenprot., blz. 78.
(5) Drs. J.G. Smit, Huwelijken voor schepenen van Amersfoort (1585-1599) en (1600-1622(1671)) in Jaarboeken Centraal Bureau voor Genealogie, delen 27 (1973) en 28 (1974). Deel 27 blz. 191 (1590); blz. 194 (1592) en blz. 198 (1596).
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.