Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Kruiden in de oudheid

J. Petiet

Het begon in het Oosten
Sinds de mens plantaardig voedsel tot zich neemt, weet hij het verschil tussen voedingsplanten en planten, die na gebruik bijwerkingen veroorzaken: laxerend, stoppend, opwekkend, kalmerend, pijnstillend, braakverwekkend en niet in de laatste plaats wondgenezend. Het moet voor de primitieve mens een kwestie van instinctmatig handelen zijn geweest, waarbij het toeval ook een rol zal hebben gespeeld. Langzamerhand heeft zich dat proefondervindelijke vaststellen vergroot en het is aan te nemen, dat de kennis van de geneeskrachtige werking van sommige planten in de oertijd een zaak is geweest van mondelinge overlevering door tovenaars en medicijnmannen, die daarmee een overwicht op hun stamgenoten verwierven. De kennis van de bijwerkingen van planten is de basis geworden van het besef, dat er planten zijn, die als geneesmiddel kunnen worden gebruikt en dat bepaalde planten kunnen dienen om roofdieren - en wellicht ook vijanden - te vernietigen.
Al heel gauw moet de pre-historische mens de giftigheid van bepaalde planten hebben ontdekt, getuige de inscripties op bronzen voorwerpen, die ons overigens terugvoeren naar de diepste geheimen van de oudste religieuze opvattingen van Oost-Azië. Vandaar dat we aannemen, dat het gebruik van planten om ziekten te genezen stamt uit het Oosten.
Vrij recente onderzoekingen hebben een aantal raadsels opgehelderd omtrent de cultuur en het leven van de Sjang-mensen, die ongeveer dertig eeuwen voor het begin van onze jaartelling hebben geleefd.
Er is één volk, dat zich van oudsher het midden van de wereld heeft gevoeld en dat ten opzichte van andere culturen toch meer afgezonderd en op zichzelf is gebleven: het Chinese volk. Voor het begin van onze jaartelling kenden de Chinezen al een vijftal dynastieën, waarvan de oudste, de Hsia-dynastie, dateert van ongeveer 2200 v. Chr., het bronzen tijdperk.
Vijftig eeuwen geleden wisten de Chinezen al, dat de wortelknol van de rabarber laxerend kan werken. Kaneel, in het chinees "Kwei" genoemd bleek al in 2700 v. Chr. niet alleen als genotmiddel, maar ook als geneesmiddel bekend te zijn. De Chinese keizer Shen Nung, die meer dan driehonderd kruiden kende, gaf al een beschrijving van een kruid, Ma Haung genaamd, waaruit eerst tegen het eind van de vorige eeuw het ons bekende efedrine kon worden geïsoleerd. In China en Indië was het gebruik van gember (Zingiber officinale) - daar Kiang geheten - als specerij vrij algemeen. Volgens overlevering zou Confucius bij iedere maaltijd gember hebben gebruikt. De naam Zingiber zou afkomstig zijn van het indische woord sringawera, dat "hoornvormig" betekent en betrekking heeft op de hoornvormige gedaante van de wortelstok.
Ook is bekend, dat de witte moerbei (Morus alba) al in het oude China werd gebruikt voor het maken van zijde, omdat de bladeren het voedsel voor de zijdeworm leverden. Op het rooien van een moerbeiboom stond destijds zelfs de doodstraf!
Al heel oud zijn ook de zogenaamde liefdesdranken, bereid uit een aantal kruiden, die de kracht zouden bezitten om de gebruiker in liefde te doen ontbranden voor degene die hem de drank inschonk. Er zijn vele verhalen in omloop over de peper. Zo is er het verhaal, dat gaat over de peperbossen die in het Aardse Paradijs gegroeid zouden hebben. Om de peper te oogsten moesten die wouden in de as gelegd worden om de gepofte bessen te kunnen verkrijgen. In India beschreef men de peper al 3000 jaar geleden als "pippali". De wortels van de monnikskap (Aconitum napellus),, in het Sanskriet "Atviska" genaamd, werden in de alleroudste tijden in Indië gebruikt en waarschijnlijk ook in de oeroude Chinese geneeskunde.

De geneeskunde moet door zeer voorname lieden zijn bedreven; zij kregen hun materiaal van de ärmsten onder de bevolking: de kruidenzoekers. Priesters, die al veel kennis van kruiden bezaten, waren machtig en genoten een groot aanzien bij de bevolking.
Daarnaast werden tovenaars, die zich ook bedienden van krachten uit de natuur, zoveel mogelijk door het volk gemeden uit angst voor de door hen bedreven geheime kunst.
Het aziatische geloof in de krachten uit de natuur uit zich in het bijzonder bij de ginseng, de wortel die - zoals wordt gesteld - enigszins de gedaante van een mens heeft en daarom voor de mens van grote waarde is. Ginseng werd dan ook vele eeuwen langs als een panacee - een geneesmiddel tegen alle kwalen - beschouwd.
Het verhaal ging zelfs, dat een man, die ginsengwijn drinkt, zonen kan verwekken, een in het oude China belangrijke zaak!
Niet alleen in China, maar ook in India maakt men lang voor het begin van onze jaartelling gebruik van een groot aantal kruiden, zoals saffraan om zijden stoffen en de oranje-gele gewaden van de boeddhistische monniken te kleuren. Ook indigo was bekend als blauwe kleurstof, terwijl meekrap goed was voor de rode kleuren.
Toen de Babyloniërs ongeveer 25 eeuwen voor het begin van onze jaartelling in Assyrië - destijds één van de grootste rijken - hun beschaving, zeden en godsdienst brachten, kwamen daarbij ook de kruiden meer in de belangstelling. Eén van de oudste werken op het gebied van de geneeskunde dat bewaard is gebleven is de indiase verhandeling "Ayur Veda" van Sanruta, dat al ruim 1000 jaar v.Chr. in gebruik moet zijn geweest.

De indische geneesheer Altreya, afkomstig uit de Ajoervedische medische school, bezat reeds een apotheek met meer dan zevenhonderd verschillende kruiden; de Assyriers schijnen er zelfs nog meer te hebben gehad.
Niet alleen als geneesmiddel hebben kruiden in de oudheid hun waarde bewezen, ook als wapen in de strijd tegen dieren werd in de oertijd al gebruik gemaakt van giftige planten, zoals bijvoorbeeld bij de indische bergvolkeren, die de giftige Aconitum lycotonum bij hun jacht op de wolven gebruikten.

In het gebied van Ganges en Indus gingen de Indiërs de grond bewerken en gewassen verbouwen, die grotendeels bedoeld waren om offers aan de goden te brengen. Die gewassen werden in de Veda's - de heilige boeken - voorgeschreven. De handelaren in geurige kruiden deden goede zaken met grassoorten, sandelhouten henna. De Kamalaboom, de Kampila, werd voor rituele doeleinden gebruikt. Vele eeuwen later zal pas blijken, dat het haarbekleedsel van de vruchten van deze boom (Glandulae Rottlerae) dienstig is tegen lintworm.

De chinezen gebruikten sterke, zinneprikkeiende parfurms, die onder meer bestonden uit asa foetida (duivelsdrek), amber, patchouli en sandelhout. De vrouwen bepoederden zich met rijstepoeder. In Japan bestreek de vrouw haar gezicht met loodwit (!) en kleurde haar wangen en lippen met de bloem van een distelsoort.

Wat de pyramiden vertellen
Het staat wel vast, dat de oude egyptenaren reeds relatief ver gevorderd waren met de geneeskunst. De primitieve mens van 50 eeuwen geleden moet over vermogens hebben beschikt, die vaak aan het ongelovige grenzen. Hoewel heel veel uit de historie in het duister gehuld is, weten we uit gedane opgravingen, dat de oud-egyptische priesters een behoorlijke kennis van kruiden bezaten. Tegen het eind van de vorige eeuw ontcijferde de duitse egyptoloog Georg Ebers een belangrijke papyrusrol. Deze rol is bekend geworden onder de naam "Papyrus Ebers" en kan worden beschouwd als de oudst bekende medische verhandeling uit het oude Egypte. Uit hetgeen in de oudheid werd opgeschreven blijkt nu, dat aan het hof van de verschillende farao's priester-artsen verbonden waren, zodat men met recht kan stellen, dat de medische wetenschap voor een groot gedeelte in Egypte begon. Imhotep, de halfgod die zorgde voor de genezing van ziekten werd vereerd. Onder het zingen van liederen en het aanheffen van heilige spreuken bereidden de priesters in die tijd allerlei medicamenten.

Zij waren zeker wel op de hoogte van de werking van geneeskruiden, maar hulden hun kennis in een waas van geheimzinnigheid en wekten daardoor de indruk bovennatuurlijk begaafd te zijn. Wij dienen hierbij wel even te vermelden, dat uit het vroegste empirisch stadium, waarbij de ervaring de voornaamste rol speelde, zich langzamerhand een hogere vorm van de geneeskunde ontwikkelde, die niet meer een zaak was voor iedereen - de primitieve mens was aanvankelijk op geneeskundige zelfhulp aangewezen - doch door bepaalde personen uitmuntend door kennis, geschiktheid en handigheid werd uitgevoerd. Toen de natuurmens over het wezen der ziekten begon na te denken, trad als eerste ziektetheorie het zogenaamde daemonisme op. Een ziekte werd, tenminste als de oorzaak niet grof-zinnelijk - dus direct waarneembaar - was toegeschreven aan de inwerking van onzichtbare, bovenzinnelijke wezens, geesten of daemomen, die een zo belangrijke rol speelden in het leven van de oudste volkeren uit de geschiedenis. Het waren zeker wel de beste en verstandigste onder de natuurmensen, de toverpriesters, van wie het denkbeeld afkomstig was en die door allerlei magische handelingen, vooral door bezwering ziekten trachtten te verdrijven.

wordt vervolgd.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto