Simon van Alphen
Palmpasen en Pasen mogen dan bij uitstek christelijke feesten zijn, toch gaan veel gebruiken rond deze dagen terug op de heidense oudheid. Eigenlijk geldt dit voor alle christelijke feestdagen; denkt u maar aan Kerstmis.
Maar ook het voorjaasrfeest, het feest van de zon, dat door de kerk werd omgedoopt tot het feest van de opstanding, had een belangrijke rol in het leven van onze voorvaderen. Ook zij vierden op dat lentefeest een opstanding, met name een opstanding in de natuur; een gevoel dat ook nu nog in velerlei toonaarden wordt bezongen.
Voor die oude germaanse stammen gold die opstanding in de natuur vooral het herstel van de vruchtbaarheid van de bodem. De kerk heeft in het begin getracht die heidense feestgebruiken uit te roeien, maar de diepgewortelde tradities en de angst van de mensen voor de toorn van de vanouds vereerde goden (je weet maar nooit hoe je ze nog eens nodig kan hebben!) maakten dat men overging de heidense gebruiken in christelijke zin te vertalen.
Men wilde zich wel tot het christendom bekeren, - zij het soms onder dwang van de geldende politieke omstandigheden - maar van de feesten moest de kerk afblijven. Vergelijken wij die levensinstelling met de mentaliteit in onze dagen, dan blijkt er niets veranderd te zijn. Ook nu nog willen wij alles, mits maar niet wordt getornd aan Vult u het zelf maar verder in.
Mevrouw dr. Catharine C. van de Graft schreef in 1910 een studie over "Palmpaasch", waarvan in 1938 een vernieuwde versie verscheen. Zij publiceerde daarin een kaart van het "Nederlansch Palmpaaschgebied", waarop alle plaatsen waar toenmaals aan folkloristische palmpaas-viering werd gedaan staan aangegeven, met vermelding van de lokale vormen die in de loop van de jaren zijn ontstaan.
Opmerkelijk is, dat behoudens een tientel plaatselijke uitschieters, de folklore rond Palmpasen zich beperkte tot een door natuurlijke grenzen afgeschermd gebied, te weten de provincies Groningen, Drente, Overijssel en Gelderland tot de lijn Hattem, Epe, Vaassen, Renkum, Veenendaal en de oostelijke Betuwe. In grote lijnen zou men kunnen zeggen, dat de rivieren IJssel en Waal/Rijn de grens vormden. Tussen het verschijnen van de eerste publicatie en de nieuwe versie van 1938 blijkt in veel plaatsen niet meer de hand te worden gehouden aan de traditionele lokale of regionale vormen van de palmpaas en de daarbij te zingen liederen.
Mevrouw van de Graft - door haar studie een specialiste op het gebied van de palmpaasviering - heeft tijdens haar lange leven (zij werd geboren in 1874) de ontwikkelingen rond palmpasen op de voet gevolgd. In 1963 schreef zij: "Er heeft aan herleving plaats. Laat de vormen veranderen, het oude gebruik blijft bestaan". De neofolklore doet zijn intrede, niet alleen in het "oude gebied", maar ook elders in het land. Als er nu weer eens een kaart getekend zou worden, dan zou deze er weer heel anders uitzien dan die van 1910 of 1938. De invloed van het onderwijs en de georganiseerde jeugdbeweging in de jaren 1935/1960 werkte tot op heden nog door. Jammer is evenwel dat deze invloed snel afneemt, niet alleen door de veranderde mentaliteit in jeugdbeweging en onderwijs, maar ook door de rond 1960 ingezette ontkerkelijking.
Waaruit bestonden die oude gebruiken rond Palmzondag?
Op die dag liepen/lopen de kinderen na de palmprocessie in de kerk met hun palmpaas, bestaande uit een stok, waaraan lekkernijen geregen zijn: krentebollen, sinaasappelen, vijgen en versierd met bloemen en papieren slingers.
Bovenop prijkte altijd een broodvogel, b.v. een haan, gans of zwaan. Deze vogel symboliseert de oud-germaanse vruchtbaarheid. Ook de in sommige plaatsen verwerkte broodkransen (nabootsingen van het zonnerad) werden meegedragen op de palmpaas om de zon bij haar nieuwe omloop weer op gang te helpen. Tussen de spaken van de krans of het rad werden wel vier of acht broedende kippen aangebracht als teken van zonnewarmte.
Ook de nu nog rond Kerstmis gegeten "kerstkrans" van bladerdeeg met amandelspij s en versierd met kleurige vruchten e.d. zou zijn terug te voeren tot het zonnerad.
In de dertiende eeuw kwam er een nieuw element bij: de palmezel. Een oorspronkelijk echte ezel - later vervangen door een houten nabootsing - met een Christusbeeld erop, die medegetrokken of gedragen werd in de palmprocessie.
Een herinnering aan de intocht van Christus in Jeruzalem. Het trekken van het beeld was in sommige streken een grote eer; elders een vorm van boetedoening. In de 16e eeuw ging in onze streken ten gevolge van de reformatie dit gebruik weer teniet. Zo bepaalde een keur in Uitgeest uit 1635 onder meer, dat de ouders van de kinderen boete zouden moeten betalen als zij "op Palm-sondagh of daer omtrent" betrapt werden bij het "lopen singen met Palm of diergelijkcke groente langhs de wegen". In het Centraal Museum in Utrecht is nog een palmezel aanwezig, welke afkomstig is uit 's-Heerenberg. In ons land zijn mij geen meerdere exemplaren bekend. Komt men echter in Westfalen, Beieren en Oostenrijkse musea dan is de palmezel geen zeldzaamheid.
In Spanje worden in de processies welke op palmzondag door de steden trekken nog altijd deze beeldengroepen medegedragen, voorafgegaan door grote groepen volwassenen en kinderen met een palmpaas in de hand. In de kleine dorpen en stadjes in het binnenland is dit een schilderachtig gebeuren, dat nog echt voortkomt uit de volksziel. De steden Sevilla en Malaga zijn in dit opzicht internationaal beroemd. Ik vermeldde reeds, dat de versieringen van de palmpaas in onze streken sterk plaatsgebonden zijn. De palmpasen van Hattem en Harderwijk zijn groot en rijk versierd. In Naarden en in steden als Venlo en Roermond, waar vele gebruiken op grond van kerkelijke tradities lang in leven zijn gehouden, ziet men veelal de haan in top en niet de elders gebruikte zwaantjes.
De Amsterdamse Palmpaaskoopvrouw naar een tekening van J. Robijn in 1795
In de van oudsher katholieke streken waren bij de palmwijding tijdens de hoogmis op palmzondag de in de palmpaas gebruikte (buxus) palmtakken eerst gewijd. Zij maakten dan ook deel uit van het liturgisch handelen.
Op haar kaart uit 1938 geeft Mevrouw van de Graft zeer nauwkeurig aan in welke plaatsen men heeft:
1. een vogeltje op een stokje
2. een grote vogel op een stok
3. een dennetak met een, twee of drie vogeltjes
4. een horizontale broodkrans
5. een verticale broodkrans
6. een stok met doorboorde lekkernijen
De in streektaal of plaatselijk dialect bij de optochten in de namiddag van Palmzondag te zingen liederen verschillen van plaats tot plaats, alhoewel het bij nadere beschouwing dikwijls slechts om heel kleine verschillen gaat. Deze liedjes zijn een aparte studie waard.
Na het feest van de zondag valt de palmpaas in twee delen uiteen, nl. enerzijds de aan de stok bevestigde lekkernijen, die werden opgegeten (herinnering aan de oud-germaanse offermaaltijd?) resp. bewaard tot zaterdag voor Pasen als om twaalf uur in de middag de kerkklokken door het luiden het einde van de vastentijd aankondigden, resp. door hun beieren strooiden met eieren, die met Pasen (vruchtbaarheidsfeest) mochten worden gezocht in de tuin of rond het huis! Anderzijds bleef de gewijde palmtak over, die een heel jaar lang in huis werd bewaard. Aan de palm werd een afwerende kracht toegekend bij dreigend gevaar als onweer, ziekte e.d. Ook het gebruik om bij het bouwen van een huis, wanneer het hoogste punt is bereikt naast de vlag een palmboompje in top te steken, is terug te voeren tot de gedachten rond bescherming resp. afwering.
Engelbert Heupers vermeldt in zijn "Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de Westelijke Veluwe" onder nummer 1482 een verhaal, dat hem door Willem Elders werd verteld en dat een goede illustratie geeft van de afwerende kracht die aan de palmtak werd toegekend. Deze Willem Elders werd in 1895 geboren te Laren, maar woont sedert 1938 te Eemnes, waar ook zijn vader werd geboren. Hij vertelde het verhaal op 9 september 1963, maar zou het ook vandaag nog kunnen verhalen, want hij woont nog steeds te Eemnes aan de Nieuweweg. Hij vertelde:
"Ome Tijmen woonde op 't Zevenend en doar trouwde ik bie in. Hij had dear zo'n groot dik peerd op stal stean en ik weet het nog best, de eerste, de beste nacht, deed die knol niks as hinnikken. Alsmoar weeran.
Anderdoags zei ik het teugen Ome Tijmen. "O, die het vast de nachtmerrie bij hum gehad", zei die. "Laten we moar eens gean kijken".
Nu wij near de stal toe en jawel hoor, de manen waren heel opgekruld. Doaraan zag je dat de nachtmerrie er geweest was. "Ik zal hem zegenen", zei m'n ome.
"Dan heur je hem 's nachts niet meer". En hij ging met een palmtakje met wijwater over 't peerd. Ik heb later niks meer geheurd. De nachtmerrie kan niet teugen wijwater, heurde ik later van ome Tijmen"
Palmpasen is een bijna onuitputtelijk onderwerp, want het heeft zoveel kerkelijke en folkloristische raakvlakken, dat naar gelang je je er meer in verdiept, je steeds meer bijzonderheden aantreft, die aantonen, dat het leven vroeger nog niet zo ongezellig was.
Bronnen:
Palmzondag door Dr. C.C. van de Graft, Utrecht 1938
Folklore in het dagelijks leven door Ton de Joode, uitgave Sijthoff Alphen aan den Rijn 1977
Onze folklore door S.J. van der Molen en P. Vogt, uitgave Elsevier Amsterdam 1980
Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen door Dr. c.C. van de Graft, opnieuw bewerkt door Dr. Tj.W.R. de Haan, uitgave Het Spectrum 1978
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.