Herfst 2017 - 38ste jaargang nummer 3 - blz. 44 t/m 46 -
DE SCHELLEBELLEN EN PAULA VAN ALPHEN
Piet van Elteren reageerde op het artikel over Paula van Alphen: "Zij was mijn onderwijzeres in de tweede klas van de Mariaschool (1948). Toen nog gemengd, maar door de grote hoeveelheid kinderen in de wijk was er behoefte aan een nieuwe school. De Mariaschool werd een jongensschool en de Theresiaschool werd een meisjesschool. Paula van Alphen heeft in de vijftiger jaren een paar kindermusicals georganiseerd in het Ludgardisgebouw. Daaraan heb ik zelf ook meegedaan, zoals op een van mijn foto's is te zien."
Lente 2014 - 34ste jaargang nr. 4 - blz. 14 t/m 15 -
DE EERSTE SCHOOLDAG VAN KEES VAN BERGENHENEGOUWEN
In dit artikel beschrijft Jan de Mos de komst van de familie van Bergenhenegouwen naar Den Dolder. Deze familie huurde de boerderij van de (voormalige) stichting"Padua".In het kort beschrijft hij de oprichting en ook de ondergang van deze stichting. In de Dolderse Kroniek (juli 2016) beschrijft de beer R.P.M. Rhoon uitvoerig de geschiedenis, waarin toch nog enkele relaties met Soest tevoorschijn komen. De titel van het artikel luidt: "Heilige Antonius, beste vrind, zeg mij waar ik in Den Do/derPaduavind." Oudere katholieken zullen weten dat de Heilige Antonius, overleden in 1231, begraven is in het noorden van Italië en werd aangeroepen bij vermissing van aardse goederen. Thans is alleen de Paduaweg nog aanwezig in Den Dolder, mocht de stichting wel geslaagd zijn dan zou Den Dolder misschien wel Paduageheten hebben, de naam Den Dolder is pas in 1912 vastgesteld. De stichting had een ruime doelstelling: werkloze en drankzuchtige Utrechtenaren een nieuwe toekomst te geven door een tuinbouwgebied te ontwikkelen en exploiteren. Daarvoor kocht de niet onbemiddelde Mia Bahlmann (1861-1951) in september 1899 tegen betaling van 5000 gulden 20 hectare grond in de omgeving van de huidige Fornheselaan in Den Dolder van de Soester landbouwersfamilie Kuijer. De prijs van een kwartje per vierkante meter lijkt laag, maar het werd omschreven als heidegrond, overigens lag een gedeelte van de grond in de gemeente Soest. Op tekeningen is te zien dat het Dolderse gedeelte de naam "De Eng" had, het Soester gedeelte "De Heezer Eng". De familie Kuijer betreft vader Aalbert Kuijer (1820-1905) en zijn dochters Maria van Hofslot-Kuijer (1852-1905) en Barbara van den Breemer-Kuijer (1855-1927). Notarieel is de verkoop en koop vastgelegd op 26 januari 1900, waarschijnlijk bij notaris W.E. Bosch van Oud-Amelisweerd.
Op het terrein werden huizen gebouwd, de eerste bouwaanvraag is van 'meester-timmerman' Johannes van Dijk uit Soest gedateerd 23 februari 1903, dit wordt het huis"Padua". Op 21 februari 1905 vraagt Van Dijk wederom een bouwvergunning en die wordt al op 1 maart 1905 verleend voor twee huizen. Waarschijnlijk was de gehele opzet te idealistisch om heidegrond in enkele jaren om te vormen naar vruchtbare tuinbouwgrond, binnen tien jaren was het gedaan met de stichting N.V.Padua.
Stichting Trein 8.28
Onderlaatst werd ik benaderd met enkele foto's met daarbij de vraag welk kindertehuis dat kon zijn. Een van de personen op de foto was Sophia Polak en zij was werkzaam in een kindertehuis in Soest. Gelukkig waren er van het gebouw enkele typische bouwstijlkenmerken te herkennen en konden we snel vaststellen dat dit het gebouw van de "Stichting Trein 8.28" was. De bevestiging volgde bij onderzoek in de krant "De Soester" van 25 mei 1925, daarin vestigde Sophia Polak zich te Soest aan de Kolonieweg 5.
Geschiedenis van de Stichting Trein 8.28 H.IJ.S.M.
De heer W.H.A. Klein (1914?-1991) beschrijft in het Lentenummer 1987 (7 jrg. nr. 4 blz. 3) "DeBunten omgeving omstreeks 1900". Volgens hem werd in 1910 aan de Bunts Holleweg een herstellingsoord gebouwd voor de kinderen van minder draagkrachtigen uit Amsterdam. Het initiatief werd genomen door een groep filantropen die elke morgen met de trein van 8 uur 28 naar hun werk reisden. De heer Hugo Schaaf vond het nogal merkwaardig dat de toenmalige uitleg was dat vaders uit Amsterdam om 8.28 naar hun werk gingen, en daarbij bedachten dat frisse lucht hun bleekneusjes goed zou doen (Herfst 1994 15e jrg. nr. 2).
Dat was ook niet zo: "Volgens de overlevering ging de oprichting van de Vereniging als volgt: 'Zes van elkaar vreemde heren zaten dagelijks in de trein, die om 8.28 vertrok uit Amsterdam. Aan het Weesperpoortstation trok een zielige jongen de aandacht van een van deze mannen, die toen de opmerking maakte dat `zo 'n zwakke jongen eens naar buiten zou moeten kunnen gaan om misschien voor zijn leven flink en gezond te worden'. Daarop werd geantwoord dat 'de rijken en de armen er het gunstigst voorstaan: de rijken kunnen het zich veroorloven te gaan waar het goed is voor hen, en voor de armen wordt gezorgd. Maar de middenstand, de kinderen van onderwijzers, eenvoudige ambtenaren en kantoorklerken, zij die tot geen van deze groepen behoorden, voor hen wordt niets gedaan. En dat moest toch niet. 'Hierop pakte een van de heren spontaan zijn hoed uit het net en heeft een ieder er een dubbeltje in geworpen, deze 60 centen vormden het startkapitaal van de Vereniging" (website Stadsarchief Amsterdam toegangsnummer 30363). De oprichtingsdatum van de stichting was 1 oktober 1903 en de letters H.IJ.S.M. staan voor de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij, welke rond 1874 de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort aangelegd heeft. De eerste kinderen gingen onder andere naar Bethanië in Zeist. In Soest werd het tehuis "Nieuwe Weg" aan de Kolonieweg 5 geopend op 8 mei 1911, de architect van het markante gebouw zou Adr.Moenzijn. De opvang van de "zieke, zwakke en prae-tuberculeuze kinderen" was niet zonder risico, en dat zal de integratie met de Soester bevolking niet gestimuleerd hebben. Tijdens de Eerste Wereldoorlog is het gebouw in gebruik geweest als vervanging van het tbc-herstellingsoord in het Belgische Wenduijne. Als eerste directrice wordt genoemd Clasina Elisabeth Maria van den Dungen en voor haar zou de dienstwoning Kolonieweg 6 gebouwd zijn. Zij was te Amsterdam in 1909 met de kunstschilder/tekenaar Johan Herman Isings getrouwd. Het jaar 1916 verliep catastrofaal voor haar en haar gezin. Op 29 mei beviel zij van een levenloze tweeling, ruim een maand later overleed hun driejarige zoon Herman Johan Isings en binnen vier maanden overleed ook zijzelf (23 oktober 1916).
Het aantal kinderen neemt blijkbaar zodanig toe dat in 1924 ook Vosseveld (Birkstraat 84) door de Stichting Trein 8.28 H.IJ.S.M. wordt gebruikt voor kinderopvang. In 1939 dient het gebouw ontruimd te worden voor huisvesting van het Nederlandse leger dat voor de Grebbelinie gemobiliseerd is. Tijdens de Bezetting wordt het een tehuis voor gewonde Wehrmacht soldaten, ook welke aan het Oostfront gestreden hebben. Direct na de oorlog is het nog even interneringskamp geweest voor 'foute' Nederlanders maar al gauw werden er alweer kinderen opgevangen. Vrijwel zeker in 1948 was er een bijzondere Kerstviering, de kinderen werden bezocht door jeugdige 'Kerstmannen', een van deze 'Kerstmannen' was Prinses Beatrix. De stichting Trein 8.28 H.IJ.S.M. besloot om zelf geen kinderen meer op te vangen en de gebouwen en gronden werden overgedragen aan andere zorginstellingen, nu is het complex van Amerpoort en heet de locatie aan de Kolonieweg 5 "Kwatrijn".
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.