Engelbert Heupers
De turfgravers Eeuwenlang is er in het Soesterveen turf gewonnen, tot aan het begin van deze eeuw. De laatste Soester turfgravers waren Rijk van de Heuvel en Tieme Daselaar, die heel hun leven in het Soesterveen doorbrachten.
Waarschijnlijk reeds voor 828, maar zeker vóór 1239, werd in het Soesterveen turf gebaggerd en gestoken. In 1253 was het Soesterveen tiendplichtig. Het veen bestond uit hoog- en laagveen, zodat er lange- en baggerturf werd gemaakt. Men onderscheidde "bolle zodzen", van hoogveen gestoken, en harde of baggerturf. Het hoogveen had oorspronkelijk een dikte van 50 tot 100 centimeter. Door afgravingen en uitbaggeren verdween het veen en de grond werd herschapen in weiland.
"Veentuuters" was de scheldnaam voor de turfdelvers en voor de kleine boeren, die zich later op de ontgonnen gronden vestigden. Een "tuuter" is het plaatselijke dialect voor een regenwulp. Na een korte opbloei tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918), toen bij gebrek aan kolen de turf als brandstof zeer gewild was, ging het spoedig bergafwaarts en was het al gauw met de turfwinning in het Soesterveen gedaan.
Turfmaken was beslist geen beroep, dat veel winst opleverde. Lang en hard werken, dag in dag uit, dat was het leven van de turfmakers.
Het turfbaggeren vereiste spierarbeid; machines waren onbekend.
Men trok de bagger met de baggerschop, de "boezemschup", uit het veengat en gooide ze in een vierkante houten bak, de "bok". Bevatte deze voldoende baggerbrij, dan voegde men er water aan toe. Met deze bewerking, "oozen" genaamd, verkreeg men een dikke papperige massa, die werd bewerkt met de "overhaal", een plank met een lange steel, waarmee de brij gelijkmatig over de bok werd verdeeld. Na enkele dagen begonnen de turfgravers met het trappen. Zij bonden de trapborden onder de klompen op dezelfde manier als waarop men schaatsen onderbindt en zo liepen ze over de turfmassa, totdat de brij tot een harde koek was getrapt. Daarna werd de turfmassa verdeeld met de "klauw", een grote hark met lange tanden en een lange steel; eerst in acht, daarna in zestien gelijke blokken. Eén blok werd met een scherpe spade in vier turven gestoken. De baggerturf werd eerst op kleine hoopjes gezet, "keutjes", daarna kwamen ze op langwerpige hopen, aan de "richel" te staan en vervolgens werden de turven aan grote hopen, "steupels" gezet, luchtig opgebouwd, zodat zon en wind de turven konden drogen,
's Winters werden de turfhopen afgedekt met stro; de turfhopen kregen, zoals men zei, een "dak" van stro.
Vele boerderijtjes en boerderijen in het Soesterveen zijn al lang verdwenen, maar hun karakteristieke namen houden de herinnering aan de bedrijvigheid van weleer nog enigszins vast. Zoals bijvoorbeeld de namen van de ontginningsboerderijen Dorresteijn, Kostverloren, de Lapdoos, de Piepekop, Enghendaal, Koudhoom en de Kooi, die voornamelijk aan de rand van het veengebied lagen. De Ringweg, de Veenzoom, de Kostverlorenweg, de Dorresteijnweg, het 1ste en 2de Weteringpad, het Veenpad en het Vaarderhoogt zijn wegen en weggetjes ontstaan tijdens de afgraving en ontginning van het Soesterveen.
Een typische naam ging verloren in de jaren dertig. Het toenmalige gemeentebestuur meende op aandrang van een aantal bewoners de Veenhuizerstraat te moeten veranderen in Koninginnelaan, vanwege de associaties met de bekende kolonie voor bedelaars en landlopers Veenhuizen in Drente. Met een volkomen negeren van de historie van het oude dorp veranderde men de naam van deze eeuwenoude straat, zonder ook maar de bronnen te raadplegen, waarin de Veenhuizerstraat keer op keer wordt vermeld. Aan het einde van de Veenhuizerstraat, nabij de Praamgracht, was tot het begin van deze eeuw het Veenhuis gelegen. Hier werd de turf uit het Soesterveen per praam aangevoerd en ingeklaard. De nodige formaliteiten werden vervuld, voordat de brandstof op grotere schepen naar Amsterdam werd vervoerd. Een praam is een platboomd vaartuig met geringe diepgang, zeer geschikt voor het vervoer van mest en turf.
De eerste ontginningen van het Soesterveen begonnen langs de Praamgracht.
Op het eerste gezicht lijkt de Wieksloterweg ook te passen in de hiergenoemde serie namen, ware het niet, dat wieksloot afkomstig is van "wiekakkers", akkers, die al vóór de ontginning van het Soesterveen werden genoemd.
De turfgravers werkten in de vorige eeuw onder meer bij de Lange Wal, nabij de Kostverlorenweg. Rijk van de Heuvel werkte in de buurt van het Oude Grachtje.
Het Soesterveen bestaat niet meer; door toepassing van kunstmest en een verbeterde waterafvoer veranderde het in groen land, behoudens twee natuurmonumenten, tussen de weilanden. De ontginning en de turfgraverij behoren tot het verleden. De oude veenhutten, half onder de grond opgetrokken van zoden en heideplaggen, zijn opgeruimd en verdwenen.
Waar eens berken, biezen, buntgras, zeldzame planten en bloemen een weelderige vegetatie vormden van ongekende schoonheid, waar de "regentuter", de regenwulp en het "veenlam", de snip, zich lieten horen, verrijzen nu torenhoge flats: "flaters" zonder vorm, zonder bouwkunst, rechtlijnige Produkten van cultuurtechnici, die alleen met passer en lineaal weten om te gaan, gespeend van ook maar het minste greintje fantasie, waaruit elke verrassing is weggeorganiseerd .
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.