F.S.I. Knaapen
den de behoefte zich van de ander te onderscheiden. In de loop van de eeuwen zijn hiertoe vele "technieken" gehanteerd. De boer en de burger gebruikten veelal hun uit rechte lijnen samengestelde huismerk om aan te geven wie de maker van een voorwerp is geweest of wie de eigenaar; om te vereeuwigen wie in de kerk onder een bepaalde zerk ligt begraven; om een akte te signeren enz. enz. Huismerken vindt men op allerlei voorwerpen: op tin- en zilverwerk, binten en betimmeringen in oude gebouwen, gevelstenen en grafzerken. Ook het muntmeestersteken op onze huidige munten kan worden teruggeleid tot het gebruik van het huismerk.
Het huismerk was niet zo maar gelijk aan het stellen van een kruisje door hem, die de schrijfkunst niet machtig was.
Neen, het was een rechtsinstelling van onze voorouders, met een eigen plaats in het oud-vaderlands recht naast het wapen van de edelman. Ook de wapenkunde of heraldiek heeft een eigen ontwikkelingsgeschiedenis, welke teruggaat tot in overoude tijden toen stammen en volken als geheel dan wel de machthebbers daarvan op hun krijgstochten symbolieke tekens op schilden, strijdwapens en standaarden meevoerden. Naast de religieuze zinnebeelden die bedoelden een afschaduwing te zijn van de betrekkingen tussen de mens en het Eeuwige, bestonden de aardse, waarin de mens trachtte zichzelf en zijn leven weer te geven. Ook werd op deze wijze een gedachte aan macht, grootheid en wijsheid tot uiting gebracht. Zo was voor de Egyptenaren een stier, voor de Korinthiërs de pegasus, voor die van Athene de uil en voor de Romeinen een adelaar het grote symbool.
Reeds onder consul Gajus Marius (113-101 v. Chr.) werd de adelaar als "signum" of standaardteken gebruikt en sedertdien bleef hij het teken voor het Romeinse Rijk totdat onder Constantijn de Grote (312 n.Chr.) het monogram van Christus hem van de banier verdreef.
De hierbovengenoemde signa en banieren met symbool zijn de voorlopers van de wapenemblemen in het ridder-tijdperk. De ridders voerden hoofdzakelijk tekens met een "sprekende" bedoeling en persoonlijke kenmerken. Zij brachten deze aan op schilden, helmen en banieren; ook de dekkleden van hun paarden en de kleding van hun pages en strijdknechten ontkwamen niet aan "tekens van herkenning".
Er waren ook nog andere omstandigheden die het ontstaan van de heraldiek in de hand hebben gewerkt. Reeds lang voordat de eerste wapenfiguren ontstonden, blijken ook de middeleeuwse zegelaars het streven te hebben, een persoonlijk kenteken op hun zegel aan te brengen teneinde rang en waardigheid van de zegelaar aan te geven.
Het gebruik van portretten in ambtskledij, ruiterzegels van vorsten en de zegels van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders kunnen tot de vroegste uitingen van dit streven worden gerekend.
Wanneer Karel de Grote voor de stichting van zijn grote Frankische Rijk snelle krijgstochten naar verre landen moest ondernemen, riep hi] daarvoor alleen zijn dienstplichtige onderzaten op die een paard bezaten.
Dat waren nagenoeg uitsluitend de bezitters van een "edel"-goed, bestaande uit enige hoeven en een weerbaar huis. Zij vormden de kern van de krijgsmacht.
In die tijden leefden deze "edelinghen" nog sober en eenvoudig, doch toen na het uiteenvallen van het Karolingische Rijk macht en aanzien van de inmiddels gesloten ridderstand toenamen kwam ook de behoefte op aan gemakkelijk te onderscheiden herkennigstekens.
Voor de ridderstand voldeden de afbeeldingen van portretten e.d. niet meer uit praktische overwegingen.
In het tournooi of in het strijdgewoel moest in een flits kunnen worden vastgesteld wie men voor zich had, ook als de tegenstander met "gesloten vizier" of achter een schild vocht.
De kruistochten vormden een belangrijke periode in de geschiedenis van de heraldiek. Deze expedities naar het Heilige Land brachten grotere groepen ridders bijeen dan men ooit tevoren had gezien, zodat de behoefte aan onderscheidingstekens daarin een goede voedingsbodem vond. Die Kruisridders kwamen uit heel het toenmaals bekende Westen, zodat het gebruik van herkenningstekens zich als een olievlek over geheel Europa verspreidde, waarbij elke landstreek een eigen verscheidenheid van vorm, kleur en figuur aanbracht.
Men kon niet meer volstaan met het aanbrengen van duidelijk te onderscheiden kleuren, zoals rood, blauw, groen, zwart, zilver of goud. Het grote aantal te onderscheiden ridders vroeg om een grotere variatie van mogelijkheden. Men nam zijn toevlucht tot dwarsstrepen, schuinstrepen, balken en blokken. Men nam ook wel zijn toevlucht tot een combinatie van kleuren en strepen. Ook het toevoegen van diersymbolen of andere aanduidingen waaruit de naam van de drager zou kunnen blijken vormde een stap naar het ontstaan van wat wij thans onder heraldiek verstaan.
Wat is dan eigenlijk heraldiek?
In zijn in 1856 verschenen "Handboek der Wapenkunde" dat nog heden ten dage als HET standaardwerk op het gebied van de wapenkunde geldt, geeft J.B. Rietstap de volgende definitie:
"Het is de wetenschap die zich bezighoudt met het ontstaan, het gebruik en de toepassing van wapens. Wapens zijn gekleurde erfelijke of blijvende kenteekenen van een familie of een gemeenschap, van zinnebeeldige beteekenis en voorgesteld met als grondslag het afweerwapen van een middeleeuwsch krijgsman nl. schild, helm en dekkleeden"
Deze omschrijving dekt zeer nauwkeurig hetgeen wij tegenwoordig onder wapens en wapenkunde verstaan.
De weergegeven definitie valt eigenlijk in twee stukken uiteen, waarDij voor il de eerste zinsnede van het tweede deel enige onontbeerlijke kenmerken aangeeft, nl. gekleurd, erfelijk of blijvend.
Erfelijk zijn de wapens van adellijke en burgerlijke families. Blijvend die van landen, provincies, waterschappen, gemeenten enz.
Het merendeel van wapens is in de loop der eeuwen op eigen gezag en initiatief van de drager aangenomen. Dat gaf wel eens moeilijkheden als twee edelen toevallig zich van dezelfde kleuren of symbolen bedienden.
Spoedig zagen de vorsten er brood in om het recht tot het verlenen van wapens aan zich voor te behouden omdat dit niet alleen de wildgroei rond het aannemen van een wapen zou kunnen beteugelen, maar tevens ook de verhouding van de begiftigde tot zijn vorst in goede banen leidde.
Van de oudste eigenmachtig aangenomen wapens zijn vele in latere jaren alsnog bekrachtigd, b.v.. door een verheffing in de adelstand. De vraag of niet-adellijken het recht hadden tot het voeren van een wapen is vooral in de Gouden Eeuw, toen vele niet tot de adelstand behorende rijke kooplieden zich een wapen wilden aanmeten, onderwerp van strijd geweest.
In de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage bevindt zich een exemplaar van een in 1642 geschreven verhandeling door Th. Höpingk, getiteld: "de Insignium sive Armorum prisco et novo jure tractatus juridico-historico-philologicus", waarin deze materie nader wordt geregeld en waaraan Rietstap in zijn "Handboek der Wapenkunde" het volgende ontleent:In de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage bevindt zich een exemplaar van een in 1642 geschreven verhandeling door Th. Höpingk, getiteld: "de Insignium sive Armorum prisco et novo jure tractatus juridico-historico-philologicus", waarin deze materie nader wordt geregeld en waaraan Rietstap in zijn "Handboek der Wapenkunde" het volgende ontleent:
1. Volgens het natuurrecht heeft iedereen het recht een wapen te kiezen en aan te nemen, behalve in de landen waar de overheid zich het recht om wapens te verlenen uitdrukkelijk zelf heeft voorbehouden. Is dat het geval, dan moet men zich aan de betreffende bepalingen en wetten onderwerpen.
2. Wordt degeen, die een wapen aangenomen heeft, bij vervolg in de adelstand verheven, zo kan hij dat wapen behouden en voegt er dan de kroon of andere onderscheidingstekenen die bij zijn rang behoren aan toe.
3. Niet adellijke personen moeten boven hun wapen een gesloten en ongekroonde helm plaatsen.
4. Niemand mag het wapen van een ander aannemen. Ingeval van geschil behoort het recht om het wapen te blijven voeren aan degene, die het oudste bezit bewijzen kan. De andere partij moet haar wapen wijzigen.
Ons land kent geen wet die het aannemen van een wapen verbiedt, zodat iedereen vrij is in zijn keuze, mits hij niet het wapen van een ander neemt of gebruikt.
Het voorrecht van officiële erkenning genieten alleen die wapens die bij de Hoge Raad van Adel te 's-Gravenhage zijn geregistreerd. Alle overige wapens worden "geïgnoreerd", welke term is afgeleid van het Latijnse "ignorare" hetgeen "niet weten" of "niet willen weten" betekent.
Dat dan ook het wapen van de gemeente Soest bij de Hoge Raad van Adel staat geregistreerd spreekt vanzelf. Volgens de beschrijving van 11 september 1816 is het wapen van onze gemeente als volgt vastgesteld:
"een veld van sinopel, beladen met eene golvende fasce van zilver verzeld en chef met een ploeg en een pointe met een berg van hooi, alles van goud".
Hiermede zijn wij dan tevens geconfronteerd met enige begrippen uit het heraldisch woordgebruik, t.w.: een achtergrond (veld) van groen (sinopel), waarop (beladen met) een golvende dwarsbalk (fasce) van zilver; in het schildhoofd (en chef) een gouden ploeg en in het eindpunt van het wapenschild (pointe) een gouden berg hooi.
In een volgend artikel hoop ik u verder in te wijden in de taal van de heraldiek.
Literatuur:
Rietstap: "Handboek der Wapenkunde" 1856
T. van der Laars: "Wapens, vlaggen en zegels van Nederland" 1913 Encyclopédie Héraldique 1932
Gemeente-gids Soest 1980
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.