Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

De jaarkringloop van de Soester boer in de 19e eeuw

Engelbert Heupers

De boer is gebonden aan zijn grond: zijn akkers, zijn hofstede en aan de wisselende seizoenen: iante, zomer, herfst en winter.
Hij heeft liefde voor zijn grond. Zijn akkers vereisen onafgebroken zijn aandacht en vergen intensieve arbeid. Hij leeft heel dicht bij de natuur en is afhankelijk van de weersomstandigheden. Soms zou hij het weer wel naar zijn hand willen zetten. Dan bidt hij om regen, dan om zon, dan weer om beiden.
"Een droge maart, een natte april, Dat is de boeren wens en wil"

In het diepst van zijn hart weet hij, dat hij het onmogelijke verlangt. Hij is steeds beducht voor het mislukken van het gewas. Mislukt de oogst, dan is zijn harde werken voor mets geweest en moet hij opnieuw beginnen en afwachten.
Zo mest, ploegt, egt, zaait en maait de boer het hele jaar rond, behalve in de winter, wanneer de grond bevroren of met sneeuw bedekt is.

Winter
Met Drie Koningen (6 januari) zingen de kinderen:
"Drie Koningen, drie koningen,
geef mij een nieuwe hoed.
Mijn oude is versleten,
M'n moeder mag het niet weten,
M'n vader het (heeft) geen geld,
Drie Koningen op het veld".

Mildere dagen zijn in aantocht, maar het is nog geen lente.
Wanneer het open weer blijft, begint de boer over "bouwen" te denken. In februari of maart begint hij zijn akkers om te ploegen. Met paard en wagen brengt hij de stelploeg naar het land, waar het paard het ploegtuig of "ploegzeel" om krijgt.
Het krijgt een trens in de bek en een kinketting om; het is dan beter te wenden en te keren. De boer verwisselt zijn klompen voor een paar stevige, hoge schoenen of laarzen. Dan begint het ploegen. Hij maakt de eerste voor; "anvoren" noemt hij dat. Hij trekt de eerste voor in het midden van de akker. Rustig trekt het paard de ploeg voort door de rulle aarde. Voor na voor wordt omgelegd. Op de wendakker of het kopeinde keert de boer het paard en ploeg en trekt een nieuwe voor. Een kaarsrechte voor maken, is de trots van de boer of de bouwmeester, de eerste knecht.
Als 's middags om twaalf uur "de Engel des Heren1' wordt geluid, gunt hij het paard en zichzelf een ogenblik rust. De meegenomen boterhammen worden opgegeten. Dan vat hij de ploegstok weer ter hand en zet hij zijn ploeggang voort, totdat om vier uur 's middags de boerin het "vierurenstuk" op het land brengt: boterhammen of pannekoeken met koffie. Opnieuw wordt de arbeid hervat. Nadat het diepploegen of "moren", zoals de boer het noemt, is gedaan en de akker is omgeploegd, wordt het "vaorend" of kopeinde van de akker omgespit. Dan ligt de akker klaar om het zaad te ontvangen.

Lente
April is de maand, waarin gezaaid en gepoot wordt. Bij het zaaien neemt de boer allerlei voorzorgen om van een goede oogst verzekerd te zijn. Zaaien bij noorderwind is minder gunstig voor het ontkiemen van het zaad. Op maandag zal de boer bij voorkeur niet zaaien. Een onbekend aantal maandagen zijn "ongeluksdagen". Dit is een oud bijgeloof, waaraan nog maar al te zeer geloof wordt gehecht. Zaaien doet de boer bij voorkeur bij opkomende of afnemende maan; het liefst 's morgens of op de dag bij zonnig weer en weinig wind. Het koren zal dan hoog opschieten. Minder goed is zaaien in de avondschemering.
De boekweit evenwel wordt gezaaid bij afnemende maan en vochtig weer, zodat het zaaizaad blijft liggen en niet kan verstuiven.
Wanneer de dag is vastgesteld, waarop gezaaid zal worden, dan worden de zakken met het zaaizaad op de boerenwagen geladen en naar de akker gebracht. De boer bindt zich de "zaaisloof" om het middel of neemt de zaaikorf, vult deze met zaaizaad en gaat dan met grote stappen over de bouwakker. Telkens grijpt hij met zijn hand in de zaaisloof en in een wijde boog, op de maat van zijn voetstappen, strooit hij gelijkmatig het zaad in de wachtende aarde. Het is haast een rituele handeling, die hij verricht. Vele boeren hebben voor het zaaien een gebed gepreveld.

De Paasdagen, hoogtijdagen in het menselijk leven, vormen een korte onderbreking in het dagelijkse bestaan. De boer en zijn gezin gaan naar de kerk. De traditie wil, dat op de eerste Paasdag na de kerkgang de "boterlammetjes" op tafel komen. Iedereen krijgt krentenbrood met boerenboter te eten.
De aardappelen worden gepoot bij afnemende maan. De maan heeft, volgens de boeren, grote invloed op het weer en de groei der gewassen. Het aardappelpoten gebeurt met een poothout, een driepoot die telkens in de aarde wordt gedrukt en dan drie kuiltjes maakt. Vrouwen en kinderen houden de man met het poothout zo goed mogelijk bij en leggen telkens een pootaardappel in het gat en drukken dit dicht met de klompen.
Mei is de bloeimaand. Het jonge blad is aan bomen en struiken verschenen en de vruchtbomen staan in bloei. Vrome mensen noemen de maand mei ook wel de Mariamaand. Het is een gewoonte het beeld van de H. Maagd Maria te omgeven met bloemen uit het veld of uit de tuin.
In mei, in de week voor Pinksteren, wordt gebeden voor de vruchten van de aarde en een goede bouw. In april of mei worden de bonen gepoot.
"Als men vroeg bonen wil eten, Moet men Sint Marcus (25 april) niet vergeten".
Maar 25 april is wel een zeer vroege datum om bonen te poten, want de IJsheiligen (11, 12 en 13 mei) zijn nog op komst en deze dagen staan bekend om hun nachtvorsten. Meestal wachtte de boer met bonen poten tot de de IJsheiligen.

Zomer
Juni is de zomermaand. Doorgaans begint de boer te hooien op 24 juni (Sint Jan). Vroeg in de morgen trekt hij met zijn dienstpersoneel, waaronder vele dagloners, naar de maatlanden, de wei- en hooilanden. De grasmaaiers, de zeis op de rug, stappen door het lange gras en kijken bij welke hoek zij het best kunnen beginnen. Nogmaals wordt de zeis met de strekel aangezet en men begint te maaien. Het afgemaaide gras wordt aan een zwad gelegd en komt in lange stroken op de grond te liggen. Is het zonnig weer en droogt het gras gauw, dan wordt het met de hooihark gekeerd. Ook vrouwen werken mee. Het hooi wordt aan kleine hoopjes gezet; oppertjes. De andere dag, bij goed hooiweer, worden de oppertjes weer uit elkaar gehaald en verspreid over het hooiland. Tegen de avond wordt het inmiddels flink gedroogde hooi aan grote hopen gezet. Dan komen de hooiwagens op het land, meestal getrokken door twee paarden. Het hooi wordt bij elkaar gebracht op één grote hoop. Met behulp van een weesboom wordt het hooi bij elkaar geschoven. De weesboom wordt getrokken door een paard. Eén knecht ment het paard en een andere knecht loopt steeds naast de weesboom voort. Het niet door de weesboom bij elkaar geschoven hooi wordt door hooiers bij elkaar geharkt. Met behulp van een gaffel wordt het hooi op de wagen geladen. De mannen leggen de weesboom over het voer hooi en binden het geheel met touwen vast. Het hooi wordt naar de boerderij gereden en opgetast in de hooiberg.
Wanneer het weer echter regenachtig blijft en de zon verstek laat gaan, dan verloopt het hooien en het inhalen van het hooi minder vlot. Het hooi, dat maar niet wil drogen, blijft op het hooiland liggen. De boer en zijn volk moeten beter weer afwachten. Maar is dan eindelijk het hooi binnen, dan trakteert de boer zijn volk op een borrel, het zogenaamde hooivet. De vrouwen krijgen een brandewijntje met suiker.
De drukte in het boerenbedrijf blijft voortduren, want na de hooitijd volgt met Sint Jacob (25 juli) het roggemaaien.
Een paar dagen van te voren kijkt de boer of de roggekorrels rijp zijn. Dan begint het roggezichten, zoals het roggemaaien ook wel genoemd wordt. De maaiers, in de blauwe onderbroek en lange kousen, maaien met de zicht de rogge bijkans tot de grond toe af. Met behulp van de matof pikhaak wordt de afgemaaide rogge bijeengehouden. De maaiers worden op de voet gevolgd door de bindsters, vrouwen die de rogge samenbinden tot een lunt met stro.
Telkens hoort men, dat de strekel (streiksei) over het scherp van de zicht wordt gehaald. Dit is om de snede aan te zetten. Daar tussen door hoort men het gehamer van de haarhamer op het spit, waarmee de zicht wordt gehaard of scherper gemaakt. De muziek van het steeds weer scherpen van de zicht is van verre te horen.
Wanneer de garven samengebonden zijn, worden ze door de maaiers en de bindsters aan hokken gezet. De vrouwen zoeken de gevallen halmen bij elkaar en binden deze tot "warrebossen", welke voor veevoeder gebruikt worden. Daarna mogen arme mensen de nog achtergebleven korenaren bij elkaar lezen. Dit is een ongeschreven wet, waar de meeste boeren zich aan houden.
De boer praat over een vroege en late Sint Jacob. Een vroege Sint Jacob is, wanneer de roggeoogst op of kort na 25 juli van het land af en geborgen is. Van een late Sint Jacon is sprake, wanneer begin augustus de rogge is geoogst.

De roggegarven of -schoven worden per as van het stoppelland naar de boerderij gereden, waar de rogge op de hilt tussen de hanebalken wordt gelegd. Een gedeelte van de roggeoogst wordt ook wel boven op het hooi in de hooiberg gelegd, als daar plaats voor is.
"Met Sint Jacob en Sint An (26 juli), Is het koren in de schuur of in de wan".
Op 10 augustus begint de boer met zaaien van knollen, het vee. Sommige soorten zijn uitermate geschikt voor menselijke sumptie, vandaar de bekende spreuk:
"Wie knollen wil eten, Moet Sint Laurens niet vergeten".

Herfst
Herfst is de tijd tussen zomer en winter, de tijd van het aardappel rooien en rogge zaaien.
September wordt de herfstmaand genoemd.
De boer begint eind september met de aardappeloogst, waarbij vele handen behulpzaam zijn. Kinderen worden van school thuisgehouden om met de aardappeloogst te kunnen helpen. De aardappels worden met de greep losgestoken en rappe handen ontdoen het loof van de knollen.
De aardappels worden aan een zweel gelegd om door de zon en de wind te drogen. Naderhand worden ze in manden verzameld en gesorteerd; grote bij grote en kleine bij kleine. De allerkleinste aardappeltjes, het zogenaamde kriel, houdt men apart. De zakken met aardappels worden met paard en wagen overgebracht naar de boerderij en daar in een schuur of vorstvrije aardappelkuil opgeslagen. Ook wordt de oogst wel geborgen in een kelder. Van de aardappelen bewaart de boer een deel als voorraad voor de winter. De rest wordt verkocht.
In de maand oktober wordt rogge gezaaid, nadat het aardappelland is bemest en omgeploegd. Vroege rogge zaait de boer reeds vanaf half oktober. Late rogge zaait hij heel de maand oktober door tot begin november, als het weer het toelaat.
November is de slachtmaand. De winter is in aantocht en er moet een nieuwe voorraad spek, vlees en worst worden aangemaakt. Het hele jaar door heeft de boer met zijn gezin pekelvlees gegeten, afgewisseld met een stuk spek of een metworst, die in de "wimme" hangt. Alleen als er geslacht wordt eet men vers vlees. Het slachten brengt veel bedrijvigheid met zich mee en het zijn hoofdzakelijk de vrouwen, die hier het meeste werk doen.
De boerenslachter wordt besteld en op een goede - voor het varken kwade -dag wordt de keu onder luid gekrijs en geschreeuw gekeeld en vakkundig geslacht. Als het dier door midden is gedeeld, volgt 's avonds het vetprijzen of "priezen". Bekenden en buurtbewoners komen naar het geslachte varken kijken. Er wordt koffie geschonken en zoete koek gegeten. Daarna krijgen de mannen een borrel en de vrouwen een brandewijntje met suiker. Het varken wordt bekeken en er wordt goedkeurend gemompeld als er veel spek aan zit. "Hoegtum zu'k spek" of "je hebt h'm goed gevoerd" en de eigenaar van het dier glom van tevredenheid. De mensen gaan dan ook niet weg, voordat ze de eigenaar geluk gewenst hebben: "dat je hem in gezondheid mag gebruuke" en "'t was een gezellig avondje geweest".

Winter
De winternevels hangen over de akkers en de velden. De decembermaand is aangebroken. Het zijn korte dagen voor de boer, die niet veel meer te doen heeft, als zijn vee te verzorgen. Hij doodt de tijd door hout te zagen en te kloven, want er moet elke dag voldoende brandstof zijn. Wanneer hij handig is, hanteert hij de hamer en de beitel en herstelt stallen en hokken en versleten gereedschap, zoals hooiharken, die hij van nieuwe houten pinnen voorziet.
Stil is de wereld, de zon laat zich slechts af en toe zien. 's Avonds zitten de boer, zijn vrouw en kinderen, de meiden en de knechten om de kolomkachel, of bij het open haardvuur. Er wordt koffie geschonken en de oude verhalen komen los. Iedereen weet wel enkele sagen en legenden; geheimzinnige en griezelige vertelsels, waar met open mond naar wordt geluisterd. Kinderen, zelfs ouderen, durven 's avonds in het donker niet meer naar buiten, bang dat zij besprongen worden door zwarte honden of andere spookdieren, die in de verhalen voorkomen. De kortste dag nadert. Als Sint Thomas (21 december) maar voorbij is, dan beginnen de dagen weer te lengen.
De kerstdagen worden zonder veel drukte of uiterlijk vertoon gevierd. De boer gaat met zijn vrouw en kinderen naar de kerk. Uitgaan doet men niet; hoogstens brengt men buren een bezoek.
Een kerstboom kent men niet.
Blijft het open weer, dan haalt de boer nog wel eens knollen van de akker, die toevallig achtergebleven zijn; maar hij weet, dat ze niet veel voedingswaarde meer hebben.
"Wanneer het kindje Jezus is geboren, Hebben de knollen hun smaak verloren".
Met de jaarwisseling is het rumoeriger. Op oudejaarsdag worden oliebollen gebakken en 's avonds komt de karaf op tafel en wordt een borrel geschonken, 's Nachts om twaalf uur hoort men overal schieten. Lachend zeggen de mensen, dat dit is om de boze geesten te verdrijven.
Op nieuwjaarsdag gaat men de buurt rond om elkaar veel heil en zegen te wensen. Kinderen krijgen een oliebol op de vuist en arme mensen, die langs de deur bedelen, een cent of een halve cent.

De kringloop is volbracht. Een nieuw jaar staat voor de deur.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto