Fred G van den Beemt
Rietveen en zeggeveen, waaruit het Soesterveen voornamelijk bestaat is in feite als grondstof ongeschikt voor vervaardiging van turf, omdat er te veel as overblijft. Toch heeft men, door de heersende armoede, het Soesterveen op vele plaatsen uitgegraven voor het winnen van deze brandstof. Waarschijnlijk is in het midden van de 14de eeuw een begin gemaakt met het afgraven van het veen in Soest. In 1398 gaf de bisschop van Utrecht, Frederik van Blankenheym, vergunning om een waterweg te graven naar de Eem om de turf uit het Soesterveen af te voeren. De motivering van de bisschop voor het graven van deze nieuwe waterweg luidt: "om de toestand in onsen kercken en de ondersaten venen "in het gerecht van Soest" after de Zoesenghe" te verbeteren. De bisschoppen van Utrecht zouden te allen tijde het recht hebben vrijelijk turf, die voor hun eigen gebruik diende, uit het aan hen behorende veen via deze nieuwe gracht te vervoeren. (Gottschalk 1970).
Deze nieuwe gracht, de Praamgracht geheten is nu nog voor ons een bekende naam. In de tweede helft van de 15de eeuw is de afgraving van het Soesterveen zover gevorderd, dat men stukken voormalig veen in de buurt van de Soestereng in cultuurland omzette en er huizen ging bouwen.
Uit een stuk van koning Philips II uit 1569 blijkt, dat de afgraving van het Soesterveen één van de meest belangrijke inkomsten was van de bevolking. We lezen:" Er is hier een zeer arme schamele gemeente van volk, die voor het merendeel haar brood met handenarbeid moet winnen. De mensen wonen veelal in gehuurde huizen en akkers, zij verdienen de dagelijkse kost met turf , de één die ze graaft, de ander die ze naar Amersfoort of Utrecht ter markt brengt". In 1B15 werd door het Departement van Oorlog een vragenlijst verzonden aan alle Burgemeesters met het verzoek deze in te vullen. Uit het antwoord van de burgemeester van Soest op de vraag of er in de gemeente delfstoffen aanwezig zijn, antwoordt deze: "Er wordt alhier een ligte kwantiteit turf gestoken en gebaggerd, als ook plaggen gemaaid, zoo wel om te branden als ter mesting. Van de turf wordt jaarlijks een zes à zeven duizend tonnen gebaggerd en gestoken en naar elders vervoerd". Tot het begin van deze eeuw werd nog zeer incidenteel turf gestoken of gebaggerd. Oude topografische kaarten van 1860 en 1890 laten een sterk vergraven landschap zien met strokenverkaveling. Na 1900 is het verveende land sterk veranderd, door o.a. de ontwatering en in cultuur brengen van het Soesterveen. Het voormalige moeras is veranderd in gras' land en nieuwbouw. Op sommige plaatsen vinden we nu nog kleine akkertjes en moestuinen, waar duidelijk de sporen van het voormalige veen aanwezig zijn.
Het veen van Soest is grotendeels afgegraven, maar de namen zoals Praamgracht, Veensloot, Veenzoom en Soesterveen leven voort in de toekomst. Deze namen herinneren aan het "natte goud", dat voor de armelijke Soesterbevolking eens een onmisbare bron van bestaan was.
Geraadpleegde literatuur:
Boon, J.G.M. ; De Utrechtse Gemeenten in 1815 uitgave Prov. Utrecht 1972.
Degmann-Van Der Steur,J; Turf heeft een nieuw gezicht uitg. Misset-Doetinchem 1986
Edelman, Prof. Dr. C.H. i Over de bodemgesteldheid van fliddenNederland Oosthoek's uitgevers mij. Utrecht 1947
Gottschalk, Dr. M.K.E.; De waterbeheersing in het Stichtse Veengebied ten Oosten van de Vecht tijdens de ontginnings periode. KNAG 1956 pp 311-317
Gottschalk, Dr. N.K.E.; Historische Geografische ontwikkeling in en om Soest Jaarboek Oud Utrecht 1970, pp. 103-132
Pluim, T.; "Soest" "Buiten" 21ste jaargang, no. 34, 1927
Poelman. Ir. J.N.B.;De bodem van Utrecht; Toelichting bij blad 6 van de bodemkaart van Nederland, schaal 1:200.000 uitg. Stichting voor Bademkartering-Wageningen 1966
Visscher, Dr.H.A.; De Nederlandse landschappen Aula Paperback 33, Uitg. Het Spectrum, Utrecht / Arnhem 1975.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.