Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

De brinken van Soest deel 2

Jaap Groeneveld

De omvang en ligging van de brink
Op het kadastrale minuutplan van 1832 (zie afbeelding 2) zijn de twee afzonderlijke Langeindse en Korteindse Brinken nog duidelijk te herkennen. Zij waren destijds eigendom van de gemeente Soest en werden door haar verpacht. Bij de eerste kunnen we ook de twee velden ter weerszijden van de Grote Melmweg beschouwen als delen van de Brink voor 1597.[1] Maar was de brink mogelijk nog breder, zoals mevrouw Gottschalk meende?

De brinken van Soest
Gottschalkdenkt dat de brink veel later is ontstaan dan de vestiging van de boerderijen. Redenen geeft zij daarvoor helaas niet. In Soest zou volgens Hilhorst al vanaf de achtste eeuw sprake zijn geweest van een ontginningsbasis met zeven hoeven langs het Korte End. Met het ontginnen van deze hoeven en het direct gebruiken van gemeenschappelijke grond voor het weiden van enig vee, zal er van meet af aan een gemeenschappelijk terrein voor veedrift en verzameling bij de boerderijen zijn geweest. Het gedeelte van de Langeindse Brink langs de Lange Brinkweg zou dan op dezelfde wijze uit de tweede helft van de tiende eeuw dateren. Het opmerkelijke van Soest is dat er al in de achtste eeuw sprake lijkt te zijn van een planmatige strokenverkaveling, terwijl bij zulke ontginningsnederzettingen in latere eeuwen (twaalfde en later), vooral in de veenontginningen, meestal geen sprake meer is van een brink. Nederlangbroek en Schalkwijk lijken in het Kromme Rijn-gebied daarop de uitzonderingen te zijn.[2] De vorm en ligging van de Soester brinken zijn atypisch, maar er is een min of meer vergelijkbare situatie in het Drentse dorpGees, dat we eerder noemden (zie afbeelding 2 in deel 1). De brinken liggen op de rand van de lagere weiden (richting Eemdal), terwijl ze min of meer een verlengstuk van de boeren(achter) erven lijken te zijn; een rechtgetrokken variant van afbeelding 3 in deel 1.

Oudste vermeldingen
De brink van Soest wordt, voor zover bekend, voor het eerst vermeld in een bisschoppelijke rentmeesterrekening van 1378/1379.[3] In de zomer van 1379 laat de rentmeester turf uit het veen vervoeren 'tot Soes aen den berchopt hoghe opten Brenc bij skupers', [4] waarbij met 'skupers' de Cupershoeve is bedoeld, die samen met de Vranckenhoeve een hele hoeve vormde.[5] De schrijfwijze in vijftiende- en zestiende-eeuwse citaten is veelal brenck, maar ook brinck, brynck en brijnck komt voor.[6] Een voorbeeld uit 1502 refereert aan 'die gehmeyn brenck' waar het gemeenschappelijk bezit tot uitdrukking komt, terwijl naast brink ook meent of gemeente wordt gebruikt.[7] Per slot was de brink een bijzonder gedeelte van de gemeenschapsgrond, de gemeente.

De nadere plaatsbepaling van de brink(en) komt voor het eerst naar voren in 1557 in een getuigenverklaring door vier lokale ingezetenen in de leeftijd van zestig tot zeventig jaar, die eerder in het dorpsbestuur hadden gezeten. Zij verklaren wel te weten volgens eendrachtige buurspraak dat 'nijemant op den brynck tusschen den twee Baerenwe gensal mogen grove soyen stijcken (zoden steken), noch plaggen, noch maeijen dan alleen voor soveel hij van bedarf [nodig] heeft ende niet meer'.[8] De hier genoemde plaatsbepaling veroorzaakte veel verwarring, waarover later meer. In 1528 was al eens eerder de omvang van de brink opnieuw 'offgeraemt' (afgeperkt) volgens oude brieven van de bisschop en getuigenissen van wederom een aantal oude mannen.[9] In 1569 wordt in een conceptversie van de Costumen en usantiën van Soest aandacht gegeven aan de brink, de Eng en de wegen, die enig inzicht geeft omtrent de situatie: 13. Itemdye byren (buren) van Soest hebben gans gheen incomsten van enyge goederen ofte landeren, dan hebben alleen enen kaelen brijnck, daer nauwelijcken dyeganssen dye koste kryghen mueghen.'[10] Artikel 15 gaat over de Eng waarover een heerweg gaat, die Barenwech wordt genoemd, en die we in samenhang met het volgende moeilijk anders kunnen interpreteren dan de huidige Soesterengweg en aansluitende wegvakken in het verlengde. Deze is hierna van belang in verband met de omvang van de brink. Verder worden de Doedtwech en het Padde genoemd, die respectievelijk de Doodweg of Overweg (Rijksstraatweg sinds 1816) en het Kerkpad zijn.

In de opsomming ontbreekt het karrespoor over de brink, dat daarom van zeer ondergeschikte betekenis was en alleen voor de aangrenzende boeren van belang was. Derks merkt op dat primaire bronnen nooit refereerden aan een weg achter de boerderijen, maar altijd aan 'de brink'.[11]

De oorspronkelijke omvang van de brinken
De tekst van 1557 - 'tussen de twee Baarnwegen` - over de omvang van de brink veroorzaakte de nodige verwarring bij Gottschalk. Zij zag in de ene Baarnweg de latere straatweg (Steenhoffstraatetc.) en in de andere het oude karrepad achter de boerderijen, de huidige (Korte en Lange) Brinkweg, die ze abusievelijk de Doodweg noemde, wat helaas ook door andere auteurs is overgenomen. Op basis daarvan concludeerde ze dat de brink tussen de straatweg (Overweg, werkelijke Doodweg) en de begrenzing van de weilanden van de Eempolder lag. [12] Zij zag verder de hofsteden met hun met bomen omzoomde erf als eilandjes op de (Langeindse) brink. Hierin vond ze steun in de tekst uit 1379, waarin de bisschoppelijke rentmeester de turf uit het veen 'aen den berchopt hoghe opten Brenc' liet brengen. Het hoge deel tussen het Kerkpad en de Overweg van dat veronderstelde deel van de brink zou volgens haar gebruikt zijn als opslag voor turf en hooi.

Er zijn verschillende zaken die dit onhoudbaar maken. Allereerst lag het karrepad niet tegen de weilanden aan, maar vlak achter de boerderijen (de kortste weg de hoek om), waardoor strikt genomen het oostelijk deel van de brink niet tussen de wegen ligt. Volgens Derks is er blijkens allerhande verkoopakten en leencontracten dan allang sprake van een aaneengesloten reeks particuliere gronden tussen en voor de boerderijen, waartussen ook nog particuliere stegen lagen als dwarsverbindingen tussen de Overweg en de brink. In oude leen- en overdrachtsakten wordt het terrein voor de boerderijen tussen het Kerkpad en de Doodweg/Overweg ook vaak als deel van de Eng beschouwd.[13]

Wat dan? Mede op basis van een opmerking van Derks in die richting, lijkt de conclusie te moeten zijn, dat met 'de twee Baarnwegen' is bedoeld: 'de twee uiteinden van de Baarnweg' . Daarbij is het ene uiteinde de Soest(er)dijk en het andere uiteinde de huidige Kolonieweg. De Conditiën ende voorwaerden voor de verpachting van de dorpsbrinken door het gerecht van Soest uit 1649 bevestigen dit beeld ongeveer 90 jaar na de getuigenis van 1557.

Kortom, we houden het erop dat de brinken zoals in 1832 zijn aangegeven achter de boerderijen, met de velden langs de Grote Melmweg, de al eeuwen eerder bedoelde 'brenck' zijn geweest.

De Vranckenhoeve intrigeert
We zagen reeds de Vranckenhoeve als de veertiende hoeve, waarvan de helft na een kennelijke opdeling Cupershoeve ging heten. De Vranckenhoeve is betwist als bisschoppelijk goed en hij zou geen vroonhoeve of uithof zijn geweest. Opmerkelijk is dat hij bij het vorkachtige (Y) uiteinde van het Lange Eind ligt. Er werd in 1378/1379 turf opgeslagen. We suggereerden zelf het verzamelen van vee. Mocht er aanvankelijke toch sprake zijn geweest van een uithof of iets dergelijks in Soest, waarvan schriftelijke bewijzen misschien verloren zijn gegaan, dan lijkt deze plek met deze hoeve wel een voor de hand liggende met zijn controle op het turfvervoer over het Oude Grachtje.

Het gebruik van de dorpsbrinken
De gemene buren van Soest hadden gezamenlijk zeggenschap over de brinken. Zij stelden regels vast of veranderden deze, waarna het gerecht - de schout - zorgde voor handhaving. Deze situatie stamde al vanaf de tijd voor 950, waarin Soest en Hees hofgerechten van horigen hadden die voorgezeten werden door de hofmeier. Deze gang van zaken evolueerde daarna naar een gemene buurspraak, vergadering van de gemene buren, voor zover het de gemeenschappelijke gronden en zaken betrof.

Vanaf 1530 maakten de gemene buren deel uit van het gerecht, waarbij de kerk van Soest als een van deze buren gold. Over een periode vanaf dat jaar tot 1632 is een aantal voorbeelden van beslissingen voorhanden. In 1532 moesten de schapen op ieders eigen grond worden geweid, maar later wordt afgesproken, 'volgens ouder gewoonte', dat elke buurman het recht had om vijf schapen op de brink te mogen houden. Blijkbaar waren ook andere dieren toegelaten, want omstreeks 1555 werd er gesproken over de grote schade die schaaphouders toebrachten aan de korenvelden en ook werden er gaten gestoken op de Grasbrink tot nadeel van 'de gemeen schamele buren die beesten [=koeien], vercken ende ganssen holden'. Er waren regels voor het hoeden van schapen op de Grasbrink en de Brink in bepaalde tijdvakken, waarbij niet duidelijk is of het twee namen voor dezelfde brink zijn, of de Grasbrink er een deel van is. Vermoedelijk is de Grasbrink dezelfde als de Langeindse en Korteindse Brinken samen, die in 1832 nog weiden waren, terwijl de veedriftachtige stroken ten westen van de Eng als heide stonden aangegeven. In een aantal gevallen werd tijdelijk een huis toegestaan op de brink, zo lang de bewoner leefde, waarna het huis weer moest worden afgebroken en de grond weer bij de brink kwam. Van de bewoner werd meestal een bepaalde tegenprestatie aan het dorp verlangd. Het was niet toegestaan om grond toe te voegen aan de akker of het eigen erf, of in de brink te graven. In 1578 werd paal en perk gesteld aan het planten van bomen. Dat mocht alleen binnen een roede buiten het eigen erf volgens oude costumen. Sommige bomen die in de weg stonden, moesten omgehakt worden. Schout en schepenen zagen wederom toe op de naleving. Er stonden soms forse boetes op overtredingen.

In 1573 werd op 21 juni besloten om een perceeltje van de brink te verhuren ten bate van de buren om de grote schattingen ten behoeve van de oorlogvoering - de Tachtigjarige Oorlog - te compenseren. Al op 12 juli werd weer vergaderd en besloten om de brink van jaar tot jaar te verhuren aan Soesters, tot anders besloten zou worden.[14] Hier lijkt een begin te zijn gemaakt met de verdeling van de brink in afzonderlijk te verhuren delen, die naar het schijnt sindsdien niet meer is gewijzigd. In 1822 verpachtte het dorpsbestuur achttien percelen 'bekend onder de naam dorpsbrinken' als schaapsweide.[15] Er is veel meer te vertellen over het gebruik van de brink, maar dat is al gedaan door anderen en het zou dit artikel uit zijn voegen doen barsten. Zie daarvoor de literatuur.

Besluit
Ook in Soest blijkt, net als in andere dorpen, dat de brink tegen het dorp aan lag of er in overloopt. Hier kon vee onder toezicht gehouden worden: ganzen, varkens, schapen, koeien, paarden. De randligging komt in Soest in 1832 wel zeer nadrukkelijk naar voren bij de Langeindse Brink. Het begrip geldt alleen voor de strook bij de dorpsbebouwing achter de boerderijen. Het is opmerkelijk dat in Soest de term brink niet is overgegaan op een dorpsplein dat meestal de rest vormt van een grotere oorspronkelijke brink die als dorpsweide fungeerde. Het driehoekige pleintje bij het koor van de kerk zou daarvoor in aanmerking hebben kunnen komen, maar dit is nooit een brink geweest en het is te klein. Wel speelde deze omgeving een centrale rol die toebedeeld wordt aan dorpsbrinken. Tot het eind van de zeventiende eeuw werden de feesten van het Gaasbeeker Gilde gehouden in herberg 'De Drie Ringen' in de Kerkebuurt.[16] Het Y-vormige terrein bij de Vranckenhoeve als betwiste bisschopshoeve, op de overgang van de Lange naar de Korte Brinkweg, lijkt in economische zin het belangrijke doorvoercentrum van Soest te zijn geweest.

Gottschalk maakt in 1970 nog melding van de oude linde die bij de kerk stond en wel 400 jaar oud zou zijn, terwijl er volgens destijds lokale herinnering eerder drie linden stonden. Zij vermoedde dat hier de 'hofding' werd gehouden. Hoewel er geen vroonhof was, werd er wel recht gesproken in Soest. De bomen bij het kerkhof doen denken aan die van Baarn, waar bij de kerk ook een lindeboom stond, waar bepaalde rechtshandelingen werden verricht en jaarlijks tijns moest worden betaald voor de Eltense hoeven, ook die in Soest. De situatie doet ook in het bijzonder denken aan Noordoost-Nederlandse plaatsen met een zogenaamde tie of thie, waar de boerspraak of buurspraak van de markegenoten zou zijn gehouden en die vaak zou zijn vervangen door het begrip brink. De term tie is in Soest echter niet gevonden en het is niet bekend waar de buurspraak werd gehouden. Het rechthuis was daarvoor te klein.[17] De functie van de tie kan niettemin nabij de kerk, in casu de lindebomen, zijn geweest. Lindebomen waren vaak de markeringspunten voor zulke plaatsen.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw werden delen van de brinken verkocht aan particulieren om toe te voegen aan aangrenzende percelen of om er te bouwen. Dit ging door tot in de twintigste eeuw, zodat er nu niets meer van rest of aan herinnert, behalve de openbare wegen genaamd Korte Brinkweg en Lange Brinkweg van de Langeindse Brink.

Contacten met de Soest-kenner Gérard Derks leverden interessante opmerkingen op die mede dit artikel hebben vorm gegeven. Dank ben ik hem daarvoor verschuldigd, evenals ook Ton Hartman en Jos Hilhorst voor hun opmerkingen.

Literatuur: Zie deel 1
Noten
1. Derks, p. 25, verwijzing GAS, Oud Archief, inv. nr. 83, belening in 1597.
2. Voorlopige indruk bij lopende inventarisatie.
3. Gottschalk,p. 104, verwijzend naar: J.P. Vermeulen, Bisschoppelijke rekeningen van 1377- 1378 (Codex diplomaticus Neerlandicus, Historisch Genootschap, 2e serie,dill, le afd.), Utrecht, 1853. p. 252. Haar verwijzing naar J.P. Vermeulen 'Bisschoppelijke rekeningen van 1377-1378', in Codex Diplomaticus Neerlandicus, Utrecht 1853, p. 252 e.v. geeft geen verwijzing naar een brink.
4. K. Heeringa, Rekeningen van het bisdom Utrecht 1378-1573, le dl Rekeningen over het wereldlijk gezag van de bisschop,1' stuk Rekeningen van het Nedersticht, (Werken Hist Genootschap, 3e serie, no. 50), Utrecht 1926, p. 203-204.
5. Hilhorst, p. 71.
6. Verscheidene citaten bij Van Iterson, p. 560 e.v. en Fruin (hierna) voor 'brijnck'.
7. Hilhorst, p.122, resp. 150.
8. Archief Oud Soest, inv. nr. 1, f. 27r en v. dd 30 juni 1557, kopie; daarbij transcriptie van J. Pluim, Baarn.
9. Idem, f. 22r en v, dd 17 juli 1528, incl. transcriptie.
10. R. Fruin Th. Azn (red.), Costumen en usantiën van Soest', p. 226-227, in: Verslagen en mededelingen van de Vereniging tot uitgave der bronnen van het Vaderlandsche Recht, band III,deel III,1895.
11. Commentaar van G.J.M. Derks.
12. Helaas volgt Vervloet deze conclusie. Zie J.A.J. Vervloet, 'Nederzettings- en ontginningsgeschiedenis', in Jelle Vervloet en Simon van den Bergh (red.), Eemland in verandering - Ontginning en ruilverkaveling in het gebied van de Eem, Utrecht 2007, zie p. 32.
13. E-mailwisseling met G.J.M. Derks over de visie vanGottschalk.
14. Deze paragraaf vanaf 'De gemeene buren van Soest' is vooral gebaseerd op: Hilhorst, p. 16- 18 en 160-164, die vooral verwijzen naar het Oud-Archief van Gemeente Soest (051).
15. Gottschalk, p. 105, aanhaling uit niet gespecificeerde bron.
16. Derks, p. 157.
17. Na navraag bij G.J.M. Derks en J.G.M. Hilhorst

De Brinken van Soest deel 1

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto