Ton Hartman
Vroeg of laat komt iedereen wel eens in contact met medische zorg. Het begint bijna altijd bij de geboorte al met verloskundige hulp en tenslotte dient een arts de dood officieel vast te stellen. Maar ook in de tussenliggende periode wordt vaak een beroep gedaan op de gezondheidszorg. In de loop der jaren is zeker veel veranderd, toch is dat niet het hoofdonderwerp van de serie artikelen. Centraal staan de mensen die de zwaarste verantwoordelijkheid hebben: de plaatselijke huisartsen. De redactie is dan ook blij dat het initiatief komt van een man die lang als huisarts gefunctioneerd heeft in Soest: Dr. J Kuipers. Eind 2012 benaderde hij ons en heeft zijn manuscript aangeboden om in een groter verband te verspreiden. Aanvankelijk was de gedachte het manuscript ongewijzigd te publiceren, maar daarmee zouden we de lezers en de auteur tekort doen. De Historische Vereniging Soest — Soesterberg is ook verantwoordelijk voor de geschiedschrijving van Soesterberg. Een publicatie zonder verassend fotomateriaal is tegenwoordig niet meer denkbaar. Maar het proces van foto's verzamelen en aanvullende informatie verwerken kost meer tijd dan we gedacht hadden. Tijd die aan onze initiatiefnemer dokter Kuipers niet meer gegund was, wij zagen hem te snel veranderen in een wel levenslustige maar oude man die zijn publicatie niet meer heeft mogen meemaken. Wel willen we deze artikelenreeks als een postuum eerbetoon aan hem opdragen.
Als startpunt voor de beschrijving van aan gezondheidszorg verwante zaken hebben we als uitgangspunt het begin van de negentiende eeuw genomen. Voor medische zorg in de tijden daarvoor verwijzen we u naar "Soest in de zeventiende en achttiende eeuw" van G.J.M Derks en W.H. Heurneman.
Inleiding
Rond 1815 telde Soest ongeveer 1560 inwoners waarvan een groot gedeelte behoorde tot of afhankelijk was van de agrarische sector. De huisvesting was heel divers, van een grote buitenplaats of een herenhuis tot aan een plaggenhut toe. Het grootste gedeelte van de bevolking zal in eenvoudige witgepleisterde daghuurderswoningen of iets groter gebouwde boerderijen gewoond hebben. De hygiënische omstandigheden hadden hier en daar wel wat beter mogen zijn.
Om te zien welke ziekten de bevolking van Soest en Soesterberg bedreigden hebben we de raadsnotulen van de gemeenteraad van Soest bestudeerd. Een ziekte kwam prominent naar voren: de cholera. Op de raadsvergadering van 19 maart 1832 werden adequate maatregelen voorgesteld en aangenomen die vanaf 26 april daaropvolgend in zouden gaan. Allereerst werden er bordjes gemaakt met het woord "cholera". Daarnaast zou er een gebouw in gereedheid gebracht worden, dat zou dienen als ziekenhuis; er werd gedacht aan een schapenschuur. Drie mannen en drie vrouwen zouden op de zieken moeten passen en de zes lijkbezorgers moesten zich behelpen met een linnen overkleed, want kewascht linnen is te kostbaar De heer Van derPantzou verzocht worden om een mime hoeveelheid geneesmiddelen in te kopen om desnoods ook de heelmeester De Kruijf te voorzien . Tenslotte zouden er drie doodskisten gereed gehouden worden en de kosten zouden omgeslagen worden over de bevolking. Of de epidemie van cholera in 1832 of die van 1848 ook slachtoffers in Soest heeft geëist is niet bekend. Wel is in het begraafregister van de Roomskatholieke kerk Carolus Borromeus te Soesterberg in oktober 1853 door pastoor Rademaker aangetekend: Theodora Stoveling van Jutpaas gehuwd met Wilhelmus van Maren Wouterszn.Stierf des morgens aan de cholera. Bij het volgende grafnummer wordt vermeld: Wilhelmus Wouterszn van Maren aan de cholera, daags na zijne vrouw, terwijl hun enige kind op den avond van de 19 overleed, zoodat dat huisgezin in 2 dagen geheel uitgestorven is.
Dominee J.J. Bos heeft in zijn manuscript ook ruime aandacht besteed aan de gezondheidszorg. Als secretaris van de Commissie van Weldadigheid heeft hij jaren de beschikking gehad over het archief van deze commissie. Daaruit heeft hij een uitgebreide samenvatting gemaakt over de jaren voor zijn benoeming tot lid van de commissie. Overigens had hij geen hoge pet op van de chirurgijns want hij schrijft: Zulk een chirurgijn verstond zich op niet veel meer, dan baardscheren, en een weinig op aderlaten en kiezentrekken. We vervolgen met een overzicht van enkele personen die beroepsmatig bezig zijn geweest met de gezondheidszorg.
Hendrik Lesoen (ca 1766-1846)
Op de eerste bekende lijst in de 19de eeuw van mannelijke beroepsbevolking, die opgetekend is begin mei 1813, komen we als chirurgijn Hendrik Lesoen tegen. Hij was een zoon van Jan Lesoen die dit vak in de 18de in Soest uitoefende. De lijst was ook opgesteld om nieuwe soldaten te rekruteren, maar Hendrik was ongeschikt. Niet verwonderlijk want hij was al 47 jaar oud. Ook was hij al in Zeedienst geweest en heeft aan zijn plicht voldaan. Naast chirurgijn gebruikte hij het mes ook als barbier, maar in 1846 wordt hij als daghuurder begraven.
Adriana Rijnders (ca. 1776-1854)
De eerst bekende vroedvrouw was Adriana Rijnders, geboren rond 1776 te Utrecht. Zij was weduwe van Steven Bleumer en zal de inkomsten goed hebben kunnen gebruiken. De kinderen (twee dochters en een zoon) zijn in Maarssen geboren. Maar in 1813 woonde ze in Soest en bestond haar huisgezin uit drie thuiswonende kinderen en haar moeder. Zij tekent in 1811 als getuige de eerste opgemaakte akte van geboorte in de nieuwe Burgerlijke Stand, die op last van Napoleon Bonaparte ingevoerd was. Bij de stichting van de Commissie van Weldadigheid in 1918 wordt ze aangenomen als vroedvrouw voor een jaarwedde van 25 gulden.Ds.Bos merkt op dat ze in 1849 door haar leeftijd niet meer bekwaam was om de verlossingen te doen. De twee dochters huwen de broers Aart en Gerrit van Dorresteijn en zorgen voor een uitgebreid nageslacht, na het overlijden van Gerrit wordt Jan Onwijs/Onwezen de nieuwe schoonzoon en ook met dit huwelijk was er nog werk voor de vroedvrouw. In 1854 overlijdt zij, haar dochters waren haar al voorgegaan. Aart van Dorresteijn zorgde voor de aangifte van zijn 'behuwd moeder'. Zij overleed in het huis aan het "Lange Eind" in huis A97, waarschijnlijk haar woonhuis.
Theunis de Kruif wordt in een apart artikel behandeld.
Andries de Wilde (1781-1865)
Formeel gezien past De Wilde niet helemaal in een beschrijving van de dokters in Soest, aangezien hij niet woonachtig in Soest was. Toch verdient hij een vermelding, omdat hij ongetwijfeld toch wel in Soest werkzaam geweest is. Andries de Wilde is geboren in Amsterdam, al op 11 jarige leeftijd werd hij scheepsjongen en bij de Zeeslag bij Kamperduin in 1797 werd hij krijgsgevangen gemaakt door de Engelsen. Toen hij na twee jaren gevangenschap vrijkwam, ging hij medicijnen studeren in Leiden. Reeds in 1803 vertrok hij als scheepschirurgijn naar Oost-Indië, daar aangekomen werd hij lijfarts en persoonlijk assistent van gouverneur-generaal Herman Willem Daendels (1762-1818). Hij ontpopte zich daar tot projectontwikkelaar, maar ook vaccinaties behoorden tot zijn werkzaamheden. Na conflicten vertrok hij weer naar het vaderland en streek in 1823 neer op de grens tussen Soest en Baarn. Naast de cultivering van het gebied bleef hij actief als plattelandsheelmeester, gezien zijn financiële situatie hoefde hij geen traktement van de gemeente en komt dan ook niet in die hoedanigheid in de notulen voor.
Misschien moeten we de ontwikkelingsactiviteiten die Andries de Wilde in het gebied Laag Hees ontplooide van groter waarde schatten voor de volksgezondheid dan de heelmeesteractiviteiten. Door de bouw van de boerderijen Andrieshoeve, Bouwlust, Charlottehoeve, Christoffelhoeve, Gerritshoeve, Lodewijkshoeve en de ontginning van de omliggende landerijen schiep hij wel een economische basis voor verschillende boerengezinnen. In dat opzicht is er niets veranderd dat gezonde milieu omstandigheden leiden tot gezondere mensen.
Tijdelijke oplossing
Door het plotselinge ontslag van Theunis de Kruif was er voor de behoeftige personen afhankelijk van de Commissie van Weldadigheid geen medicus in Soest. Ter vervanging werd dokter Rij ckse uit Amersfoort tijdelijk opgeroepen. De Commissie twijfelde of er genoeg werk voor een medicinae doctor was, in Baarn waren de dokters Meppen enSwartactief. Theunis de Kruijf zou gewoon heelmeester blijven en de Amersfoortse artsen hadden al patiënten in Soest. Toch kwamen er twaalf sollicitanten op de vacature van de Commissie af en G.A.Rudolph uit Leiden werd uitverkoren. Deze gaf toch de voorkeur aan Overflakkee en zodoende kwam de plek vacant voor dokter Van der Pant.
Dirk Frederik van der Pant (1802-1877)
De eerste `medicinae, chirurgiae, et artis obstetriciae doctor' die we in de archieven van Soest tegenkomen is Dirk Frederik van derPant.In de notulen van de gemeenteraad van Soest van zondag 11 maart 1827 staat dat hij zich geëtablisseerd'heeft. Dirk Frederik is geboren (op Eerste Kerstdag) in Utrecht. Op 2 juli 1828 huwt hij Anna Elsina Cornelia van Hengelaar (1806- 1853), ook uit Utrecht, bij dit huwelijk wordt zijn zwager Abraham Samuel van Hengelaar (1781-1847) ook zijn schoonvader! De broer van Anna, Mattheus Jacobus, legt ook connecties met Soest, hij huwt Anna Craandijk. Zij was een dochter van de doopsgezinde Pieter Craandijk, grootgrondbezitter en stichter van de buitenplaats "Hofslot" in de Birkt. Het huwelijk van Dirk en Anna wordt gezegend met twaalf kinderen, maar acht kinderen halen de leeftijd van zes jaar niet. In 1840 sterven zelfs drie kinderen in vijf dagen tijd! Helaas hebben we nog geen oorzaak kunnen achterhalen.
Dankzij de kadastrale minuten van 1832 kunnen we traceren dat Dirk Frederik van der Pant en zijn echtgenote Anna Elsina Cornelia Hengelaar zich aan de noordelijke zijde van de huidige Burg. Grothestraat gevestigd hebben. Met Gérard Derks' hulp is de conclusie getrokken dat zij ook behoren tot de lange lijst van eigenaren van de buitenplaats Berensteijn-Landlust-Hill Grove. Volgens ds. Bos heette het huis toen Landlust. Nu staan daar burgerwoningen die bekend staan als de "Acht Zaligheden". Opmerkelijk is dat de eigendomstitels op naam van de vrouw staan. De gemeenteraad was verheugd met een 'echte' dokter en er wordt hem een traktement van 120 gulden per jaar toegekend. De volgende gevonden vermelding in de raadsnotulen is ruim een jaar later. Hij verzoekt in een missive om een stukje grond grenzend aan zijn eigen bezit, waarschijnlijk de berm van de weg. De weg zelf was eigendom van het Rijk (Rijksweg) en een strook daarlangs van de gemeente. Het verzoek wordt door de raad afgewezen.
Voor de raadsvergadering op 1 mei 1831 wordt dokter Van derPant uitgenodigd, aan hem wordt uitgereikt "een gouden medaille ter waarde van vijf en dertig ducaten wegens edelmoedige ijver en bewezen diensten als kandidaat in de medicijnen aan de Universiteit te Utrecht was studerende bij de algemene en besmettelijke ziekte welke in Groningen heeft geheersd". In 1826 heerste de Groninger ziekte, een inheemse vorm van malaria, ook wel intermitterende of tussenpozende koortsen genoemd, welke 2874 slachtoffers het leven kostten, tien procent van de bevolking!
Naast het gemeente geneesheerschap werd dokter Van der Pant ook aangesteld als arts voor de Commissie van Weldadigheid. Daarnaast verkreeg hij van de Commissie van Weldadigheid het aanzienlijke bedrag van 400 gulden voor het dienstjaar 1827/1828. Dirk Frederik had geen gelukkige start in Soest, hij kreeg een ernstige ziekte, waardoor dokter Meppen uit Baarn de dienst moest waarnemen. Dominee Bos meldt ons verderop in zijn geschrift dat 'dat men Dokter van der Pant gebruikt had bij de verlossing van een verlamde daghuurdersvrouw ' en verzoekt de Commissie om 'voor dit moeielijke geval een buitengewoone belooning van 25 gulden toe te mogen kennen'. In de raadsvergadering van 19 maart 1832 wordt gemeld dat de 'dokter' beroepen is als lector bij het Bataafsche Genootschap te Rotterdam. Spoedig daarna verhuisd hij naar Rotterdam, hij verstuurt de lijsten van gevaccineerde kinderen alsnog weer terug naar Soest. Het Bataafs Genootschap is in de 18de eeuw opgericht door Steven Hoogendijk (1698-1788) met als doel het leveren van een bijdrage aan de ontplooiing van wetenschap en techniek. Maar 1832 is ook het jaar van de eerste cholera-uitbraak in Nederland. In Rotterdam zal hij vrij spoedig kennis gemaakt hebben met de beroemde dokter G.J. Mulder. Gezamenlijk hebben ze daarover een boek of brochure geschreven met de duidelijke titel: "De cholera in Rotterdam" gedateerd 1832 en uitgegeven te Rotterdam.
Daar stijgt zijn roem verder en laat hij zich en zijn gezinsleden portretteren, onduidelijk is wanneer, want het moet op verschillende tijdstippen gebeurd zijn. Waarschijnlijker is dat de kinderportretten postuum gemaakt zijn. De kunstschilder is Jean Augustin Daiwalle (1786-1850), geboren te Keulen en overleden te Rotterdam, daarmee kunnen we ervan uitgaan dat de portretten zeker niet in Soest gemaakt zijn. Deze J.A. Daiwille was een niet onverdienstelijk schilder maar hij staat wel in de schaduw van zijn schoonzoon B.C. Koekkoek. Op 28 oktober 1847 wordt dokter Van derPantaldaar aangesteld tot curator van het Erasmiaansch Gymnasium. In Rotterdam woont hij "Haringvliet wijk 12 huisnummer 115".
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.