Marjo Stam
Het maken van meerdaagse wandeltochten door Nederland was een populair tijdverdrijf In de 19e eeuw, met name onder (protestants-christelijke) studenten. Sommige hielden een reisverslag bij van die wandelingen. Bekende voorbeelden zijn het verslag van de voetreis die de Leidse studenten Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp in de zomer van 1823 maakten (voor het eerst verschenen in 1942) en de verslagen van de wandelingen van de doopsgezinde predikant Jacobus Craandijk (publicatie van zijn eerste verslag in 1875). Bastiaan Wielenga, theologiestudent uit Kampen, raakt besmet met het wandelvirus en ook hij houdt een reisdagboek bij. Zijn reisbeschrijvingen zijn nooit in druk verschenen, maar kleinzoon Ido Sybrand Wielenga heeft de originele handschriften gedigitaliseerd en verspreid in de familiekring. Historische Kring Baernelid Margriet van Ommen-Wielenga gaf de uitgave ter beschikking aan de redactie. Onderstaand volgt een weergave van etappe 4 van de voetreis van Kampen naar Amsterdam die Bastiaan Wielenga met zijn reisgenoot Ge Lindeboom van 28 maart tot en met 5 april 1891 maakte, voorzien van commentaar.
Bastiaan Wielenga is in 1873 in Amsterdam geboren als zoon van een dominee. Hij studeert theologie in Kampen, zal gereformeerd predikant worden en heeft later flink wat publicaties op zijn naam staan. Tijdens de wandeling in 1891 is hij 18 jaar. Als het maar enigszins mogelijk is, overnachten de studenten tijdens hun voetreis bij familie of bekenden, vaak domineesgezinnen of andere notabelen. Op zondag wordt er niet gewandeld, die rustdag wordt benut voor het bezoeken van een kerkdienst. In zijn verslagen zet Bastiaan zich af tegen reizigers die zich op een luxe manier door Europa laten vervoeren: Men zet zich neder in eene gemakkelijke coupé en slaat de armen over elkander; de machinist zal wel zorgen, dat ik er kom, of men vleit zich neder op den rustbank van eene prachtige, welingerichte salonboot en laat den kapitein en stuurman maar zorgen. Men is in deze eeuw te bang om zijne beenen te gebruiken en eens eene reis te voet te ondernemen om de ledematen te oefenen en te sterken. Denk niet dat het wandelen bedoeld is om spannende avonturen mee te maken, wandelen is bovenal nuttig en dat nut wordt keurig opgesomd, namelijk voor: 1. Een portie menschenkennis; 2. een paar frissche longen; 3. het afleeren van verlegen te zijn; ten 4.en en niet het minst: kennis van een deel van ons Vaderland.
Bastiaan beschrijft dus geen spannende avonturen, maar probeert zo realistisch mogelijk te rapporteren over het landschap, de dorpen en steden, de bezienswaardigheden en mensen met wie ze onderweg in aanraking komen. Toch doet hij zijn best om met literaire middelen het verslag meer te laten zijn dan een saaie opsomming. Zo richt hij zich bijvoorbeeld tot de lezer en zijn hoofdstuktitels sluiten aan bij de toenmalige mode om al iets van de inhoud 'weg te geven', zoals Waarin we leeren dat niet alleen dames jokken en de zaak een droevig einde neemt of Waarin die lieden veroordeeld worden, die het buitenland gaan afreizen, voor ze weten wat er in hun eigen land te zien is.
Gekleed als echte voetreizigers, met een reistas om de schouders en vrolijk zwaaiend met een zware eikenhouten knuppel, vertrekken de twee jongelingen bij 't krieken van den dag op den 28en Maart 1891 uit Kampen. Omdat het de eerste dag ontzettend hard gaat regenen en waaien, keren ze van Elburg weer terug naar Kampen en pakken daar 'den spoortrein naar Harderwijk'. (59) We moesten kiezen: of nog 7 uur wandelen door den regen of rustig te rijden in een droogen wagon. Neen! Het is geen schande te zwichten wanneer de natuur spreekt, de strijd is te ongelijk en we deinsden dan ook terug en bliezen den aftocht daar we onze gezondheid hooger schatten dan de eer.
Vanuit Harderwijk lopen ze via Ermelo naar Veldwijk en logeren bij een doktersfamilie waar ze ook Pasen vieren. Op 31 maart bereiken ze Amersfoort. Onduidelijk is bij wie ze logeren - er wordt alleen gesproken van een 'vriendelijke gastvrouw'. De volgende dag (1 april) wordt er van Amersfoort naar Hilversum gewandeld en doen de studenten ook Soestdijk en Baarn aan. Gepoogd is deze etappe vanuit het centrum van Amersfoort naar Hilversum te reconstrueren en na te lopen.
Waarin wordt gesproken van den vermaarden Ferdinand Huyck en de lezer een bezoek aflegt in het paleis van onzen Vorst
Het blinkende zonlicht dat die morgen onbescheiden door het venster in onze slaapkamer doordrong, noodzaakte ons op te staan en na een kort ontbijt en dito hartelijk afscheid de reis naar het Gooi te aanvaarden. Eerst profiteerden we van het nette Amersfoort door de lange Lange Straat geheel af te wandelen, langs den ranken Lieve-Vrouwentoren, het sieraad der stad, en marcheerden de poort uit naar den Amersfoortschen straatweg. De weg steeg tamelijk steil en we gingen slechts met moeite voorwaarts, of liever opwaarts. Na een half uur hadden we de top van de Amersfoortschen berg bereikt en de verandah van het hotel, dat zich daar bevond, beklommen.
De lange Lange Straat' is anno 2014 zo ongeveer de drukste winkelstraat van Amersfoort, maar tot het eind van de 19° eeuw was het een deftige woonstraat met af en toe een winkel. Voor de huizen lagen privéstoepjes, afgebakend met hekjes of stoeppalen met kettingen.[1] Het is één van de oudste straten van Amersfoort die al in delieeeuw werd verhard met een pakket boomstammetjes, een zogeheten knuppelweg. De reizigers lopen vanaf De Kamp en de Kamperbirmenpoort de Langestraat in die na het passeren van de Westsingel overgaat in de Utrechtsestraat. Waarschijnlijk marcheerden zij langs de plek waar ooit de Utrechtsepoort [2] heeft gestaan naar de voormalige Amersfoortschen straatweg. Tegenwoordige wandelaars steken de Stadsring over naar wat nu de Utrechtseweg heet, een van de oudste en belangrijkste wegen die van oudsher het gebied van de Amersfoortsche Berg doorkruisten. Tot het laatste kwart van de 19e eeuw beperkte de bebouwde kom van Amersfoort zich nog grotendeels tot binnen de grenzen van de voormalige stadsmuren. Vanaf circa 1880 komt de ontwikkeling van villa's op de Amersfoortse Berg langzaam op gang en worden aan weerskanten van de Utrechtseweg de eerste villa's en buitens ontwikkeld. Op de top van de berg staat nu het Berghotel, op dezelfde plek waar hotel De Berg stond, een chaletachtig gebouw met een gevelbrede veranda. Het deed dienst als kuuroord en was rond 1880 geopend.
Het weder was schoon. Het uitzicht prachtig. Voor ons strekte zich het geheele Gooiland uit, dat ons als 't ware vriendelijk noodde zijn bosschen te doorwandelen, zijne steden te bezoeken en zijn heuvels te bestijgen. Het was een boeiend tooneeL Het Gooi, zoo terecht om zijne schoonheid in het buitenland beroemd, schitterde met al zijn bekoorlijkheden in de stralen der morgenzon. Voor ons oog verrezen daar de torentjes van Zoest, van Baarn, van Hilversum, Garderen [3], Eemnes en vele andere plaatsen uit het dichte geboomte.
Het heuvelland met dicht Bosch begroeid blauwde in de verte, slechts van ons gescheiden door de violette heide, hier en daar door kleine bosschages afgewisseld Rechts verrees weer de fiere toren van Amersfoort en vertoonde zich de stad voor ons, met zijn talrijke torentjes en grootsche gebouwen. En aan den voet van den berg, glinsterden de rails van den spoorweg [4] terwijl zich in de verte de witte stoompluim van het metalen wonderpaard liet zien, dat met duizelende vaart door den heide snelde. Lang hield dit vergezicht ons aan de plaats geboeid Het kostte ons moeite van dezen schoonen heuveltop afscheid te nemen en toen we van den berg afdaalden, weergalmde het lied:
Von meinem Berlein muss ichscheiden,
Woes so lieblich ist und schan.
Nog steeds hadden we een vergezicht over het Gooi, dat we nu zouden bezoeken en de torentjes die nog steeds hun spits vertoonden zouden we weldra van nabij mogen beschouwen. We kruisten de spoorlijn tweemaal en kwamen na een poos wandelen door ongebaande wegen op den straatweg van Amersfoort naar Zoest [5] [.. .]
Het is lastig te achterhalen hoe de twee studenten vanaf de top van de Amersfoortse Berg naar de 'straatweg van Amersfoort naar Zoest', de huidige Birkstraat (N221) zijn gelopen. Het gebied was nog zo goed als onbebouwd, een kale, licht glooiende vlakte die bestond uit heide met hier en daar wat lage bosjes en struiken. Leeg en overzichtelijk. Er was nog geen Stichtse Rotonde, nog geen Dierenpark en ook het kloostercomplex OLV ter Eem moest nog worden gebouwd. Bovendien stonden er veel minder bomen dan tegenwoordig. Vandaar dat Bastiaan de torentjes van dorpen als Baarn, Soest en Eemnes kon zien. Wel was de spoorverbinding op het traject Utrecht-Amersfoort-Zwolle-Kampen in 1863 gereedgekomen, met als eigenaar de Nederlandsche Centraal Spoorweg-Maatschappij (NCS). Ook het landgoed Birkhoven bestond al, met park, bos en een buitenhuis dat in 1891 bewoond werd door mr. Jan Blomhoff en zijn vrouw jkvr. Sara Maria van de Poll. Waarschijnlijk zijn de wandelaars vanaf de Amersfoortse Berg dwars over de woeste gronden gestoken over `ongebaanden wegen' en uitgekomen op de Birkstraat ergens ter hoogte van de huidige Zandlaan. [...]
Hoe meer wij Zoest naderden, hoeschoonerzich de weg liet aanzien. Links golfde een hoog heuvelland dat zich donker afieekende tegen de blauwe lucht. De weg klom naarmate we voortwandelden en als we even stilhielden om op ons pad terug te zien, zagen we de torens van Amersfoort boven het geboomte aan den voet van den berg. Weldra vertoonde zich aan den weg een primitieve herberg, met een verweerd uithangbord dat het dichterlijke, zinrijke opschrift droeg:
Hier in het Vosseveld
Tapt men bier en genever voor zijn geld
Hoewel dorstig, weerstonden we de verleiding binnen te treden; we stapten nog eenige minuten flink door en zagen hetgeen Ferdinand Huyck [6] aldus meedeelt: "Het was niet zonder innig genoegen, dat ik de torenspits van Zoest in het vizier kreeg en dadelijk was mijn besluit genomen, om in dat dorp een oogenblik uit te rusten en eenige ververschingen te gebruiken." We waren het van ganscher harte met onze Ferdinand eens en de daad bij het woord voegende, traden we zoodra het dorp bereikt was, een herberg binnen die bij een driesprong stond en laafden weldra onzen dorst aan een frisch glas bier.
Nog steeds is er aan de Birkstraat, ter hoogte van de Paardenkamp, een boerderij met de naam Vosseveld te zien. Daarnaast, maar vanaf de weg bijna niet te zien, ligt het herenhuis Vosseveld. Maar deze boerderij en het herenhuis dateren uit 1915 en 1922, en het zijn niet de locaties van de door Bastiaan genoemde herberg. Die herberg Vosseveld was onderdeel van de buitenplaats met hofstede Heuvel en Daal, die in 1654 was aangelegd door de rijke Amsterdammer Guillermo Bartolotti. Deze Bartolotti heeft er ook voor gezorgd dat de oude weg werd aangepakt. De weg was, in de woorden van Bartolotti,'seerrauw, ongelijck ende vol sandt-heuvels' en werd op zijn kosten geëgaliseerd en voorzien van boombeplanting.[7] De buitenplaats is in de 18de eeuw verloren gegaan maar de buurtschap - en de herberg - bleef de naam Vosseveld of Nieuw Vosseveld behouden. Latere eigenaars veranderden de naam in De Korte Duinen. Het pand heeft als adres Birkstraat 108, het is na een brand opnieuw opgebouwd, maar de bovenverdieping is weggelaten.[8] Wie dorstig is en de verleiding niet kan weerstaan, heeft de gelegenheid hier iets te nuttigen om vervolgens door te lopen naar 'de torenspits van Zoest', d.w.z. de torenspits van de Oude Kerk in de huidige Kerkebuurt, een authentiek stukje Soest. Men zegt dat Ferdinand Huyck zijn `ververschingen' gebruikt heeft in herberg De Drie Ringen. Dit pand ligt nog steeds tegenover de Oude Kerk en kijkt uit op de dorpspomp. Ook Bastiaan en zijn vriend zullen zich daar aan een fris glas bier gelaafd hebben. Komend vanaf de Birkstraat was de Kerkebuurt het feitelijke begin van het dorp.
Wat nu? Was de vraag toen we ons tot opstappen gereed maakten. We hadden geen bepaald plan. Zullen we vannacht in Baarn of in Hilversum overnachten? Het was geen gemakkelijk te beantwoorden vraag. Een besluit moest genomen worden. We zouden linea recta naar Hilversum wandelen over Zoestdijk en Baarn. We wenschten de vergadering goeden morgen en marcheerden het dorp door naar den grooten straatweg. Zoest is een mooi dorp. Het buitengedeelte bestaat geheel uit villa's van de schoonste soort. Daar vonden we een: Rustoord, Felix, Banda Neira, Sleeswijk, Wel te Vreden, Vredehof en zooveel meer anderen. We hadden een half uur flink doorgestapt en waren het paleis van Soestdijk reeds dicht genaderd toen we terzijde aan den weg een houten monumentje opmerkten aan den kant van het water. Een geschilderde doodskop en daaronder twee gekruiste beenderen prijkten boven het volgende opschrift:
Christoffel Pullman
Grenadier van del 1 e Compagnie
In het regiment Infanterie
Oud 28 jaar
Verkiezend liever het leven te verliezen
Dan zijne wapens over te geven In den nacht van den 27e Juli 1787
Zeker was dit eereteeken opgericht boven het graf van een schildwacht, die ten tij de der Fransche revolutie op zijn post vermoord werd. We wenschten het gebeente van den held een "wel te rusten" toe en marcheerden op het paleis aan.
De vrienden vervolgen hun weg door Soest,vermoedelijk eerst over het dorpsvoetpad, het huidige kerkepad. Daarna over de grote straatweg, de huidige Van Weedestraat die overgaat in de Burg. Grothestraat. De schone villa's waar ze langs wandelen, zijn in de loop der tijd allemaal afgebroken. Rustoord is gesloopt in 1922. De buitenplaats Sleeswijk stond aan de huidige Burg. Grothestraat ter hoogte van de huisnummers 47 en 49. Wel te Vreden, het latere Oranjehotel, is gesloopt in 1989 en vervangen door appartementsgebouwen En van de 18e eeuwse buitenplaats Vredehof die grensde aan de gronden van Soestdijk, resteert nu alleen nog de naam in de Vredehofstraat en in het appartementencomplex Park Vredehof. Het huidige Pullman-monument ter ere van de Duitse huursoldaat Christoffel Pullman, gedood door patriotten tijdens zijn wacht bij toen nog Huis Soestdyk, staat nu op het parkeerplaatsje tegenover de ingang van het paleis. Bastiaan en zijn medewandelaar zagen het oorspronkelijke houten doodskopmonument dat aan de weg van Utrecht naar Soestdijk (de huidige Biltsestraat) was opgericht.
Het paleis heeft een zeer paleisachtig voorkomen, meer dan dat in Den Haag. Het is gebouwd in den vorm van een halven cirkel. Aan de vleugels zijn lange gaanderijen door groote pilaren gesteund en overigens is er niets dat het paleis onderscheidt van de openbare gebouwen, bijv. gerechtshoven, cellulaire gevangenissen, gymnasia en hoogereburgerscholen, dan zijn ontzaglijke grootte.
Alvorens het paleis binnen te treden, wandelden we eerst de groote Koningslaan door, die vlak tegenover Willem 's buitenplaats ligt, naar het monument dat aan het einde der allee is opgericht ter herdenking van de kloppartij bij Waterloo. Het is een kolossale zuil, prijkende met een opschrift in 4 talen, n.l. in 't Holl., Fransch, Engelsch en Latijn, waarmede de dapperheid van Willem I [9] wordt aangetoond. Links en rechts van den kolos staan twee groote kanonnen die de Hollanders de moeite hebben genomen daarheen te slepen. We waren gauw uitgekeken en ook weer gauw bij 't paleis. We gingen het park recht door, klommen de groote stoep op en trokken aan de bel. Weldra verscheen een man met een lang uitgesneden vest en jas met groote slippen, die diep boog toen we onze wensch te kennen gaven, dat we de boel hier eens op wilden nemen. De gids ging ons voor en een uur lang dwaalden we door kamers, salons en vertrekken, zoodat we er bijna duizelig van werden. Een beschrijving te geven van al de weelde en rijkdom die we zagen is onmogelijk en overbodig. Het ging ons zooals het vele anderen bezoekers wel zal zijn gegaan: we konden niet begrijpen, waarom Zijne Majesteit nu zoovéél meer noodig had dan een ander Waarom moet zijn ledikant tienmaal grooter zijn dan dat van een gewoon mensch? Is de Koning dan zo 'n reus? Waarom die lampetkan zoo groot? Hij kan zulk een kan niet oplichten en 't gaat toch moeilijk dat door zijn lijfwacht te laten doen. En dan, waar dient het voor om in die salons zooveel meubels te plaatsen dat een koning er zelfs den weg niet in kan vinden? Al deze vragen konden we niet beantwoorden. Toch namen we welvoldaan afscheid van onze gids, die, hoewel in koninklijken dienst, toch als een gewoon kelner zijn hand ophield voor een fooi. Is dat geen schande voor ons vorstenhuis?
Als de theologiestudenten uit Kampen in 1891 paleis Soestdijk bezoeken, heeft het paleis zijn metamorfose van jachthuis tot een paleis van `ontzaglijke grootte' al weer enige jaren geleden ondergaan: vanaf 1815 leidde architect De Greef de grote verbouwing waarbij ondermeer de zijvleugels - toen nog een open colonnade - waren toegevoegd. Koning Willem III had Soestdijk in 1879 in zijn bezit gekregen na het overlijden van zijn broer prins Hendrik.
Maar Willem III kwam niet zo vaak op Soestdijk, hij verbleef 's zomers liever op Het Loo in Apeldoorn.° Na zijn dood in 1890 neemt koningin-regentes Emma, de weduwe van Willem III,Soestdijk weer als zomerverblijf in gebruik: samen met haar dochter Wilhelmina brengt zij daar vanaf 1892 de zomers van de even jaren door. Kennelijk was het voor belangstellende bezoekers mogelijk een rondleiding te krijgen door de koninklijke vertrekken, zoals dat ook nu, na het overlijden van Prins Bernard in 2004, weer mogelijk is. Tegenwoordig betalen de bezoekers entree, terwijl onze wandelaars konden volstaan met het geven van een fooi waarmee de beheerder nog een centje bij verdiende. Bastiaan toont zich — zoals het een calvinist betaamt — kritisch ten aanzien van de weelde en de vele meubels die in de loop der jaren in het paleis waren verzameld en waar ook WillemIIIzijn bijdrage aan had geleverd. Hij had bijvoorbeeld tijdens zijn vakanties in Zwitserland bij een kunsthandelaar in Lausanne een grote partij ledikanten, kunstkabinetten, vitrinekasten, tafels en stoelen in Italiaanse neobarok gekocht [11]
We gingen de prachtige laan door die naar Baarn leidt, langs het park met zijn talrijke koepels en andere sieradiën. Weldra kwamen we aan een driesprong. [12] Links ging de weg naar Hilversum, dien we straks moesten hebben. Rechts leidde de straatweg naar Baarn. We gingen rechts. Na een half uur bereikten we het schoone Baarn dat zich bij het binnentreden aanlokkelijk deed aanzien. De heerlijkste villa's scharen zich, hand aan hand als een liefelijke krans om het dorp heen, welks straten een gezellige drukte vertoonen. Daar ratelen de kostbaarste equipages met derzelver niet minder kostbare inhoud, daar heerscht een opgewekte toon, de toon die het dorp een welvarend en aangenaam voorkomen geeft. Na een half uur vergeefs zoeken naar een restaurant, namen we onze toevlucht tot de station'swachtkamer We hadden niet veel tijd nodig om ons te restaureeren en spoedig hervatten we dan ook den weg naar Hilversum. Het is een prachtige weg. Aan beide zijden verheffen zich de sierlijkste dennen en soms werd het ons vergund een blik te slaan in het duistere Bosch met zijn heuvelachtigen bodem dat aan de straatweg grensde. Soms, zeg ik, want ons pad was als 't ware door groene wanden begrensd die slechts hier en daar een opening lieten. Het was een grootsch gezicht. Weldra was het bosch ten einde en werd het gezicht vrijer, maar toch altijd gaven de golvende velden met hunne schilderachtigen boerenhofsteden aan den landstreek dat eigenaardig voorkomen dat het Gooi voor de reizigers zo aantrekkelijk maakt. We passeerden weldra een herberg, geheel in de dennen verscholen, die den ons bekenden naam "de Roskam" droeg.
Onwillekeurig dachten we terug aan onze lotgevallen in den eersten• Roskam en nu... verrukkelijk weder, schoone landstreek, alles vriendelijk en uitnoodigend. Weldra kruiste onze weg de spoorlijn en toen we de villa Heidepark bereikt hadden, konden we ons beschouwen in Hilversum aangekomen (...).
Bastiaan is onder de indruk van Baarn. Niet verwonderlijk, want hij bezoekt het dorp tij densde bloeiperiode die aanbrak na de aanleg van de spoorlijn en het station, toen welgestelde Amsterdammers huizen en villaparken als Amaliapark en Wilhelminapark lieten ontwikkelen.
De jongens wandelen Baarn binnen via de huidigeLt. Gen. Van Heutzlaan. Hoe zij precies hebben gelopen valt niet goed op te maken uit de beschrijving. Misschien zijn ze linksaf de toenmalige Wittelaan ingeslagen en doorkruisen ze de villawijk Wilhelminapark. Ze lopen in ieder geval niet door naar het eigenlijke centrum, want anders hadden ze daar ongetwijfeld een eetgelegenheid gevonden. De stationswachtkamer waarin Bastiaan en zijn vriend uiteindelijk een hapje eten is waarschijnlijk de restauratie met terras op de bovenverdieping van het station, die met de trap buitenom te bereiken was, of anders nuttigen zij een versnapering in de naastgelegen bierhal. De wandelaars vervolgen hun weg naar Hilversum en passeren de herberg De Roskam, gelegen aan de de huidige Hilversumsestraatweg, een oude boerderij die al ten tijde van Napoleon als herberg fungeerde, en waarin nu restaurant Vuur is gevestigd. Vlak voor Hilversum lag het landgoed Heidepark, met een villa, een boerderij en enkele arbeidershuisjes. Vanaf 1837 werden de heidegronden ten oosten van Hilversum geveild en Heidepark was in 1848 aangekocht door muntmeester AdriaanBake.Ten tijde van de wandeling is het in het bezit van diens zoon Rudolf Willem Jan Cornelis Van den Wal lBake, directeur bij de Hollandsche IIzeren Spoorweg Maatschappij die ook de aanliggende gronden richting Anna's Hoeve koopt. Als de Oosterspoorlijn van Hilversum naar Amersfoort wordt aangelegd, verkoopt de familie een deel van de grond, tegen een goede prijs. De villa is al voor de Tweede Wereldoorlog gesloopt, op die plek bevindt zich nu het astmacentrum Heideheuvel met enkele villa's. Bastiaan en zijn vriend lopen Hilversum in naar hun overnachtingsadres. Zij blijven twee nachten logeren. De volgende dag verkennen zij de omgeving van Hilversum om de dag daarop naar Amsterdam te wandelen.
Met dank aan mevrouw Margriet van Ommen-Wielenga die de Reisbeschrijvingen van Bastiaan Wielenga ter beschikking stelde aan de redactie. Dank ook aan Ton Hartman en de heer G.J.M Derks, historische kring Soest/Soesterberg, enTheraCoppens, publiciste Baarn, voor de door hen verstrekte antwoorden op mijn vragen.
Bronnen
- Archief Eemland
- Archief HKB
- Abrahamse, J.E. Wildernis of paradijs?Guillermo Bartolotti en zijn keuze van een landschap voor een buitenplaats, in: Tussen Vecht en Eem, jg. 30 nr. 3 (2012)
- Clarijs, J. en Meihuizen I., Monumentaal Amersfoort, beschrijving wandeling binnenstad Amersfoort, Amersfoort, 2009 (pdf)
- Coppens,Thera. Vorstelijke bezoekers op Paleis Soestdijk in de 19de eeuw, in: Tussen Vecht en Eem, jg. 30, nr. 3 (2012)
- Diverse auteurs, Paleis Soestdijk- Drie eeuwen huis van Oranje, 2009, AmsterdainZwolle
- Mak, Geert en Mathijsen, Marita. Inleiding en bewerking van Jacob van Lennep, Lopen met Van Lennep. Dagboek van zijn voetreis door Nederland. De zomer van 1823, Zwolle, 2000.
Endnotes
[1] Zie: Monumentaal Amersfoort, beschrijving wandeling binnenstad Amersfoort, Jojarmeke Clarijs en Ivo Meihuizen.
[2] Utrechtse Poort aan het einde van de Langestraat, de poort is al voor 1516 verdwenen, maar voor de wandelaars is nog duidelijk zichtbaar dat hier ooit een stadspoort heeft gestaan
[3] Dit moet ofwel een vergissing van Bastiaan Wielenga zelf zijn of een verkeerd gelezen en overgenomen plaatsnaam door de bezorger van het manuscript. Wellicht wordt de toren van Oud-Leusden bedoeld.
[4] Spoorweg: Spoorweg Utrecht- Amersfoort, aangelegd in 1863
[5] N221, Birkstraat
[6] Ferdinand Huyck is de historische avonturenroman uit 1840 van Jacob van Lennep. De roman was in de 19e eeuw ongekend populair.
[7] Zie: J.E.Abrahamse, Wildernis of paradijs?
[8] informatie verstrekt door de heer Ton Hartman, Historische Vereniging Soest - Soesterberg
[9] Hier vergist Bastiaan zich. De gedenknaald is opgericht voor de heldendaden van prins Willem Frederik, de latere koning Willem II
[10] Zie Paleis Soestdijk — Drie eeuwen huis van Oranje, p. 250
[11] Idem, p. 193
[12] Het huidige kruispunt Oranjeboom
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.