Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Van ene Rutger Gerbrantsz van Soest in de stad Naarden deel 2

Reinier Hilhorst

In de vorige editie van Van Zoys tot Soest is Rutger Gerbrantsz de Beer geïntroduceerd.
Hij leefde in een woelige tijd. De Nederlanden gingen gebukt onder interne conflicten. Mede ten gevolge van de Spaanse overheersing waren de economische omstandigheden ronduit slecht, maar moedigden het volk des te meer aan zich letterlijk uit het dal omhoog te vechten. Na het `Plaldcaat van Verlatinghe' op 26 juli 1581, een soort éénzijdige onafhankelijkheidsverklaring, groeiden en bloeiden de Hollandse gewesten tegen de verdruldcing in. Een belangrijke sleutelfiguur in die omwenteling naar succes was Johan van Oldenbarnevelt. Nadat de Amersfoorter Paulus Buys in 1585 zijn ambt als Landsadvocaat had neergelegd zagen de Staten van Holland in Buys' stadgenoot Van Oldenbarnevelt de ideale opvolger. In hem school een briljant en gedreven bestuurder. In korte tijd wist hij zich in het centrum van de macht te manoeuvreren. Onder zijn leiding werden zeven gewesten tot een staatkundige eenheid gesmeed. De wording van één Nederlandse Staat - de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden - was dan wel in de maak, minstens zo belangrijk was het om ook tot één belangengemeenschap te komen. 'Onze befaamde handelsgeest', waar we ons heden ten dage maar al te graag op voor laten staan, bleek een doeltreffend bindmiddel. De hand van Van Oldenbarnevelt was in alles zichtbaar. De oprichting van de eerste multinational, de VOC, bracht op termijn een ongeëvenaarde welvaart. De scheepsbouw nam een grote vlucht en door innovatieve technieken werd landwinning op grote schaal mogelijk. Het schip met geld dat de Gouden Eeuw in zou luiden lag in het verschiet. In weinig of geen tijd ontwikkelden de Nederlanden zich tot een economische en maritieme wereldmacht.
Rutger Gerbrantsz leefde in dat bijzondere tijdsgewricht, temidden van al die ontwikkelingen.

Wie was Rutger Gerbrantsz de Beer?
Rutger Gerbrantsz zag het levenslicht in Soest, of omgeving. Hij werd omstreeks 1545 geboren en had dus ongeveer dezelfde leeftijd als Johan van Oldenbarnevelt. Het is zeer wel denkbaar dat die twee elkaar in hun jeugdjaren hebben ontmoet.
Rutger stamt uit een grote familie. Waar hij de familienaam De Beer - als enige uit het gezin van Gerbert Aertsz - aan ontleent, is (nog) niet duidelijk. Helaas vertonen twee beschikbare wapenkwartieren op cruciale punten nogal wat rafelranden. Het vermoeden rijst dat de sporen wel eens terug zouden kunnen gaan naar Rutger Jacobsz de Beer (*ca 1345 - t 1404). Van een aantal nazaten in de vrouwelijke lijn weten we dat zelfs zij zonen hebben voortgebracht die de naam Rutger de Beer dragen, zoals Rutger [Jacob Tymansz] de Beer en Rutger [Hubert Hilhorstz] de Beer.
Wat weten we wel? Grootvader Aert Petersz (*ca 1470) was getrouwd met Emmetgen Loych Gerbertsdr, Rutgers grootmoeder. Aert was eerder gehuwd met ene Peetertgen Matheusdr (.. voor 1509) [1]. Uit beide huwelijken had hij kinderen. Zoals gezegd hadden vader Gerbert Aert Petersz (*ca 1515 -  ca 1565) en Maria [Rutgersdr de Beer?] een kinderrijk gezin dat tenminste acht zoniet negen kinderen telde [2]. In een leenbrief van de Paulusabdij uit 1565 doet de oudste zoon Aert Gerbrantsz [de Oude] namens zijn broers en zusters een verzoek om diverse nagelaten goederen van hun overleden vader: Aert Gerbrantsz voirsc[reven] mit Jonge Aert, Rutger, Peter Toenis, Cornelis sijn broeders ende Beatris mit Maria sijn susteren, tsaemen geprocreert bij Gerbrant ende Maria hoerluijden vaeder ende moeder. Vermoedelijk was Rutger de derde zoon in de rij.
Gerbert Aertsz bekleedde verschillende openbare functies. Hij was onder meer schepen. In 1560 was hij raadsheer van het Sint-Aegten Schuttersgilde te Soest, toen het hernieuwde reglement voor het gilde werd opgesteld. Uit een document van het Regulierenklooster te Utrecht blijkt dat hij in 1561 ontvanger was van het Oudeschildgeld. Dat was een combinatie van zogeheten morgen- en huisgelden; een onroerendgoedbelasting over grond- en huisbezit. Tijdens het bewind van keizer Karel V werd dit nieuwe model belastingheffing ingevoerd. Gerbert inde dus belastingen. De akte met zijn handtekening en zegel is bewaard gebleven [3].

Het is niet verwonderlijk dat eenzelfde wapen als dat van Gerbert Aertsz is gebeiteld in de grafsteen van Rutger Gerbrantsz en voorkomt in de kwartierstaat van Heer Gerbrant de Beer (*ca 1658 — tea 1712) [4]. Om een indruk te krijgen van de toegepaste heraldische kleuren kunnen de wapens van Mr Gerard de Beer en Everard de Beer dienen. Zij waren regenten van het Bartholomeus Gasthuis [5] te Utrecht. Hun blazoen en het jaar van aantreden is opgenomen in het wapenboek van het gasthuis: In goud een zwart schuinlcruis boven vergezeld van een rode lelie; helmteken: een uitkomende zwarte beer, gehalsband van goud.

Maar reeds in de 15e eeuw werd een soortgelijk wapen met schuinkruis gevoerd door ene Johan die Beer, Balijer en Commandeur van de Ridderlijke Duitsche Orde in Utrecht. In 1480 zegelde hij een document [6] als broeder van het Catharijneconvent. In zijn wapen met schuinkruis ontbreekt de lelie als breukteken, maar de beeltenis krijgt extra cachet door de schildhouders; namelijk twee opgerichte beren, gehalsband.

Rutger Gerbrantsz in Naarden - Wederopbouw van de stad
De Spanjaarden waren vrij snel uit Naarden weggetrokken na hun terreurdaad op 1 december 1572. Het duurde niet lang of de desolate dodenstad met zijn spookachtige ruïnes werd weer door een handvol bewoners bevolkt. Lambertus Hortensius heeft in juli 1573 - dus ruim een halfjaar na de ramp - Naarden bezocht omme te sien hoe dattet aldaer gestelt was [7]. Hij logeerde een paar dagen ten huize van zijn oud-leerling Theodorus Thesschen en zijn moeder. Ook van een paar andere inwoners is een teken van leven. Dirck Cornelisz en Claes Berez sturen in december dat jaar twee brieven' naar familie en vrienden in Monnikendam. Daarin vragen zij met klem om hulp uit het Noorderkwartier om de berooide inwoners van onser vervallen en bedurven stede Naarden te beschermen tegen roofzuchtige geuzen; en of hun neef Wermbout Claesz [voormalig secretaris van Naarden [9] voor hen zou willen bemiddelen bij geuzenleider Diderik Snuey . Of er een reactie op volgde is niet gebleken.
In 1574 groeide het aantal inwoners weer enigszins en werd schoorvoetend begonnen met de wederopbouw. Pas in 1576 haalde men - zij het voorlopig - opgelucht adem nadat de Spanjaarden in de gewesten Holland en Zeeland de aftocht hadden geblazen. Toen Rutger Gerbrantsz in 1577 met zijn gezin naar Naarden verhuisde kwam er letterlijk weer leven in de brouwerij. Hij moet daar een bierbrouwerij begonnen zijn, of oude brouwkuipen en ketels van vóór de catastrofe in 1572 een tweede leven hebben gegund, want in 1583 staat hij te boek als brouwer tot Naarden [10]. Bereiding van bier zat kennelijk in de familie want zijn neef Adriaen Aertsz van Soest, zoon van Aert Gerbrantsz de Oude, werd brouwer te Utrecht.

Meerdere lieden uit het Eemland vestigden zich in Naarden. We herkennen in het Burgerboek, dat vanaf 1598 is bijgehouden, naast De Beer andere bekende namen zoals Botter [11], Van der Hoef! Verhoef en Gout. Door de bevolkingsaanwas keerde ook de dynamiek in de stad terug en kwam de vroedschap na zes jaar, in 1578, voor het eerst weer in voltallige vergadering bijeen. Vol optimisme werd in 1579 aangevangen met de aanleg van een nieuwe vesting met vijf bolwerken [12]. De restanten van de vroegere stadsomwalling werden voor een deel in het vestingplan opgenomen. Rond 1600 was de eerste fase voltooid.
Rutger Gerbrantsz moet een succesvol ondernemer zijn geweest want hij behoorde spoedig tot de notabelen van de stad en vervulde tussen 1584 en 1605 vier maal het ambt van schepen en negen maal dat van burgemeester.

Hij mocht dan verhuisd zijn maar daarmee heeft hij Soest niet de rug toegekeerd; al was het maar uit economische motieven. Volgens een leenbrief van de Paulusabdij, uitgegeven op 23 november 1583, kreeg Rutger Garbrantsz brouwer tot Naarden de beschikking over de helft van een aantal percelen te Soest [13]: Anthonis Gerritsz als bestevader ende gerechte bloetvoecht over die kinderen van Henrick Thonis etc.droeg de goederen over. Deze leengoederen ontving Rutger voor zichzelf alsmede ten behoeve van de (voor-)kinderen van zijn vrouw Bye bij haar overleden echtgenoot Henrick Thonisz! De begunstigde stiefkinderen van Rutger werden niet bij naam genoemd maar uit een latere bron blijkt dat het onder andere om de broers Gerrit Henricxsz en Claes Hendricksz van der Hoef zou gaan. Laatstgenoemde was schepen en een aantal malen burgemeester van Naarden tussen 1615-'35. In 1582 transporteerde Rutger Gerbrantsz voor het dorpsgerecht in Soest aan Peter Tonis Logen en Beatris een stuk `engelands' van PA morgen, waarvan de wederhelft in bezit was van zijn broer 'oude' Aert Gerbertsz. Anno 1600 dook zijn naam op als eigenaar van een erf te Soest, groot 7 morgen. Niet alleen in Soest maar ook in Eembrugge bezat hij landerijen. Naast de exploitatie van goederen trad hij regelmatig in andere zaken op: Rutger Gerbertsz, burgemeester tot Neerden als volle procuratie hebbende van zijnen broeijder Jonge Aert Gerbertsz van dato den xxen dach feb. 1598 etc [14]. Door de jaren heen bleven de contacten met de familie in Soest innig, getuige zijn benoeming tot voogd over de kinderen van zijn achterneef Mattheus Gerbrantsz en zijn vrouw Aeltgen Gijsbertsdr de Beer op 29 augustus 1599 [15].

Rutger Gerbrantsz had allerlei belangen in en rond Naarden. Hij sloot koop- en pachtovereenkomsten of had geld of goederen uitstaan waarover hij jaarlijks rente ontving [16]. Zo treffen we hem aan bij transacties die verband houden met renten uit leningen over panden in onder andere de Regenboochstraat en de Peperstraat in de jaren tachtig. Op 10 juli 1588 sloot hij een koopcontract voor een erf en hofstede in de Gasthuijs Straet, tegenwoordig de Turfpoortstraat geheten. Hield de aankoop verband met zijn activiteiten als bierbrouwer? Volgens het Burgerboek [17] woonde Rutger - in ieder geval sinds 1598 - in de Gasthuisstraat. Anno 1590 koopt hij als brouwer enige landerijen buiten de Turfpoort. Voor het grondbezit buiten de stadsmuren zal hij in de 'Koptienden', een soort belastingheffing, over de jaren 1593 en 1622 zijn aangeslagen [18].

Bierbrouwers waren lieden die doorgaans tot de bovenlaag van de bevolking gerekend konden worden, de welgestelden. 'Noblesseoblige'; zo ook voor Rutger Gerbranstz. De bestuurlijke verplichtingen slokten hem dikwijls op en die waren niet altijd risicoloos. In 1586 moest hij als burgemeester, bijgestaan door de kapitein van de schutterij, orde handhaven tijdens schermutselingen met Engelse soldaten in de herberg 'Het Vliegend Hert'. Het scheelde maar weinig of hij was met een dolk neergestoken [19].

Mensen aan de top menen weleens zich meer te mogen en kunnen permitteren dan de 'gewone' burger. Dat gold misschien ook voor Rutger. In 1606 kwam een en ander aan het licht; de aanleiding was een perceel grond dat hij bezat aan de oostelijke oever van het Naardermeer. Zijn eerste poging tot waterbeheersing - of beter - verkapte landwinning blijkt uit een bezwaarschrift dat tegen hem was ingediend door vissers, die zich op grond van hun pachtrecht bij het Domkapittel in Utrecht beklaagden over zijn handelwijze. Door zijn toedoen ondervonden zij financiële schade. Onder het voorwendsel zijn land tegen afkalving door het water te beschermen had hij maatregelen getroffen: zuytwaerts op int meer niet verre vande voorscr. kaeden ettelicke roeden vande kant vant harde landt off, zeer omlancx (..) twee of drie maenden geleden gestelt isbyRutger Gerbrantsz een gordinghe uut stocken inde gront gestoet (..). Hierdoor kon die plek niet meer worden bevist of bevaren [20]. Uit een contemporain verslag [21], opgemaakt in de zomer van 1606, over de situatie rond het Naardermeer blijkt dat men had gesignaleerd dat er land door Rutger Gerbrantsz op het meer was teruggewonnen en dat hij daarvoor door de kapittels werd gedagvaard. Maar er waren niet alleen particuliere geschillen; ook de stad Naarden en de twee Utrechtse kapittels Oudmunster en de Dom steggelden over eigendomsrechten op het oostelijke deel van het Naardermeer. Rutger zat bij de onderhandelingen over dat geschil aan tafel [22]. Op 12 augustus 1607 werd er een convenant gesloten dat inhield dat de stad inderdaad een gebied van 70 hectare, grenzend aan de meent, mocht afscheiden en verkopen. In januari 1614 kochtenRutgerszonen Gerbrant en Marten de Beer en mede-investeerder Aelt Gijsbertsz Schuyt, zwager van halfbroer Claes Hendricksz van der Hoef, de bewuste 70 hectare om droog te leggen. Rutger was ongetwijfeld de stille kracht achter dit project. Gebleken is dat de familie in 1614 in die contreien buijten de Stadt Naerden tusschen de gemeene weyde ende die Meer al ca 14 morgen land tot hun bezit rekende. Maar daar kom ik in het volgende deel op terug.

In 1601 kreeg het plan voor de bouw van een nieuw stadhuis aan de voormalige Vismarckt [23] of Nieuwe Marckt, de huidige Marktstraat, zijn beslag. Het kwam nog tijdens Rutger Gerbrantsz' ambtstermijn van burgemeester in 1603 [24] gereed!
Hij heeft Naarden als een feniks uit de as zien herrijzen. In zijn werkzame leven moet hij continu de bedrijvigheid van bouwactiviteiten in de stad hebben meegemaakt. De veerkracht van Naarden werd in 1615 wederom op de proef gesteld. Den 12 juele 1615 declockontrent haelf elf ueren inden aevont isdoernegligentie ende onachtsaemheijt van eenen Jan Ebbersen maenck Jaepen woenende inde Barch Straet ut sijn huijs (..) brand ontstaan [25]. In amper twee uur tijd vielen zo'n 110 huizen en schuren in de Berg-, Bussumer-,Vitusen Cattenhagestraat ten prooi aan de vuurzee. Na deze brand komt er een definitief verbod op nieuwbouw van houten huizen.
In hetzelfde jaar van de grote brand werd na ruim veertig jaar begonnen met het herstel van het voormalige stadhuis, sindsdien Het Spaansche Huis geheten. Tijdens de restauratie werden drie gevelstenen geplaatst die de herinnering aan de macabere gebeurtenis van 1572 levend moesten houden.

Het gebouw kreeg een nieuwe bestemming als stadswaag. Rutger Gerbrantsz heeft op zijn oude dag de werkzaamheden van nabij kunnen gadeslaan. Hij woonde namelijk in dezelfde straat, de Gasthuijs Straet. Het onderzoek naar de exacte locatie van zijn huis is overigens nog in volle gang. Over zijn leeftijd hebben we meer inzicht verkregen. In het Burgerboek onder het jaar 1618 staat bij zijn naam een extra toevoeging namelijk boven de 70 jaren ende impotent. Met andere woorden: Hij was bejaard, stram en versleten. Hij moet dus, zoals eerder gememoreerd, omstreeks 1545 geboren zijn. Na 1618 lijkt hij niet meer op het adres Gasthuisstraat te wonen. Bij een paar leeftijdgenoten vermeldt het Burgerboek dat zij zijn opgenomen in het proveniershuis [26].
Bij Rutger ontbreekt een dergelijke aantekening. Hoe en waar hij de laatste jaren van zijn leven heeft gesleten weten we niet. Bye zijn vrouw stierf in 1622 en ging hem voor. Met zijn overlijden in 1624 was de cirkel rond.

In het volgende tevens laatste deel staan de kinderen van Rutger Gerbrantsz en Bye Martensdr centraal.

Noten
1 Het Utrechts Archief [HUM, Archief Sint-Paulusabdij, Toegang 85-1 Inv.33 [Pau 33] fo 72 en 149.
2 Pau 34 fo 483v-485r.
3 Op 9 december 1559 heeft hij op dezelfde wijze een akte bekrachtigd. Zie: E. Heupers, De Gilden van Soest, 1961. p.21.
4 HUA, Verzameling Van Attevelt, Toegang 324 Inv.nr. 35.
5 Wapenboek Bartholomeusgasthuis te Utrecht, fo 40 en 48.
6 HUA, Sint Barbara- en Sint Laurensgasthuis te Utrecht, broederschap, Toegang 709-10 Inv.nr. 1552, Charter.
7 Stads- en Streekarchief voor Naarden e.o., SSAN080, VES 308, Afschrift van de Brief van Theodorus Thesschen, 1596.
8 HUA, Verzamelde stukken Oud-Katholieke Kerk Nederland, Toegang 88 Inv.nr. 665, Brieven van Dirk Cornelisz en Clans Berendsz te Naarden aan Jan Petersz en vrienden te Monnickendam, d.d. 12 en 15 december 1573.
9 Hij behoorde tot de zestig burgers die het bloedbad hebben overleefd. Voor veel geld heeft hij zijn leven weten vrij te kopen en is met vrouw en kinderen naar Hoorn gevlucht. Maar ca 1578 is hij teruggekeerd in Naarden.
10 Pau 35 fo 130r / p.180 en Pau 234, charter anno 1583.
11 Een Henrick Claesz Botter komt al in de Koptienden van Naarden van 1566 voor.
12 Op 4 maart 1579 nemen de Staten van Holland de beslissing tot wederopbouw van de vestingwerken.
13 Pau 234, Charter.
14 Gemeentearchief Soest, Dorpsgerechten Soest 1901, 20-01-1599.
15 Voor meer informatie over Rutger Gerbrantsz en zijn familie in Soest verwijs ik naar de Notariële Archieven van Amersfoort en Utrecht en de Rechterlijke archieven van Soest.
16 OAN 3064 Oud-rechterlijke archieven (1584-1601), passim.
17 OAN 48, Burgerboek (1597-1639) waarin per jaar de adressen van de poorters zijn bijgehouden en de namen van nieuwe burgers, de novitien, zijn geregistreerd.
18 Noord-Hollands Archief, Toegang 117, Koptienden 1502-1838.
19 SSAN031.02, 0A1s1 zonder Inventarisnummer, Register van Schepenen, oktober 1585- februari 1587. H. Schaftenaar, Schepenboek uit het Leicestertijdperk, De Omroeper 2007, nr 2 jrg 20.
20 HUA, Domkapittel, Toegang 216 Inv.nr. 1927: Bezwaarschrift 18 augustus 1607.
21 H. Schaftenaar, Sightseeing met de varende rechter in: De Omroeper 2007-2, pp.41-54.
22 Domkapittel,Inv.1927, passim.
23 H. Schaftenaar, Vier eeuwen Stadhuis te Naarden in: De Omroeper 2001-3, pp.81-88.
24 OAN 45.1, Register houdende naamlijsten van schouten, burgemeesters en schepenen, met aantekeningen, 1512-1752.
25 OAN 29.1, Beschrijving brand 1615 in: Register met naamlijsten van schoutenetc.
26 Een liefdadigheidsinstelling waar men tegen betaling huisvesting en verzorging kreeg.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto