Ton Hartman
Inleiding
Onderlaatst zag ik op televisie het veelbekeken programma "Andere Tijden". In deze uitzending werd stilgestaan bij de metamorfose van de Nederlandse koe. De koeien en stieren waren tot diep in de jaren 70 van de vorige eeuw in de richting van het dubbeldoel gefokt. Dat betekende naast een vererving voor een redelijke melkgift ook aandacht voor voldoende bespiering. Dit resulteerde in een kleinere en van bovenaf gezien een plattere koe met een schofthoogte van ongeveer 125 centimeter. Aangezien ook de Soester koeien mede geëvolueerd zijn is een kleine beschouwing in dit blad op zijn plaats.
Oude notariële akten
Ook in Soest was vroeger de veestapel een bonte scharkering van allerlei kleuren, zwart en roodbont, met daarbij een aftekening die doet vermoedde dat er geen eenheid aan ras was. Daarbij was Soest geen afgesloten weiland, in de 16de eeuw was er in Europa al een levendige handel in rundvee. Zo werden Deense ossen van ca. 6 jaar oud en bestemd voor de slacht al via het land of per schip ingevoerd richting Hollandse steden of naar Antwerpen. De handelsroute over land liep soms via Eembrugge want daar werd tolgeld betaald. Het zal zeker wel een keer voorgekomen zijn dat een os nog geen os was en voor wat vers bloed in de veestapel gezorgd heeft.
Ook in tijden van veepest is het frappant hoe snel de veestapel weer aangevuld werd, daar zal ook wel invoer uit het buitenland bijgezeten hebben.
Maar ook de Soester boeren zullen aan export gedaan hebben, toen de vermoedelijke broers Hendrixz. per schip in 1630 naar Amerika vertrokken waren daar ook koeien aan boord. Deze waren ingekocht op de hoge gronden rond Amersfoort.
19e en 20ste eeuw
Het fenomeen stierenkeuringen komen we aan het einde van de 19de eeuw veelvuldig in de regionale kranten tegen. Ook Soester boeren deden daaraan mee, de eerste prijswinnaar is een veehouder met een welluidende naam. JonkheerRutgersvan Rozenburg deed met zijn zwarte bonte kolstier mee in de rubriek stieren met kalvertanden [melkgebit TH] en behaalde daarin dePieprijs van 40 gulden. Zou hij de stier Louis van de Paltzhoeve genoemd hebben? De andere stieren waren enkele zwartbonte blesstieren, een witbonte blesstier en een vaalbonte blesstier. Het complete verslag kunt u lezen in de Nieuwe Amerfoortsche Courant van 5 april 1884. In latere jaren kwamen de Soester veehouders niet in de vermelding van de prijzen voor, wel weer een bont gezelschap van kleuren zoals rode, roodbonte, blauwbonte en ook blaarkop. Niet van het `inlandsche' ras was een Schotse stier die de Hoogweledelgeboren heer Baron van Boetzelaer van Oosterhout ter opluistering inzond, er stond niet vermeld of deze stier met een doedelzak uitgerust was.
Vanaf 1907 worden de bepalingen aangescherpt, alleen zwartbont vee is nog welkom op keuringen in de provincie Utrecht. Maar de journalist uit die tijd merkt scherp op dat de bekroonde pinkstier van het 'Groninger type' was. Als deze stier met de kleuraftekening `zwartblaard of witkop' getekend was werd hij niet toegelaten tot de keuring. Deze vroege waarschuwing naar een verkeerd fokdoel kunt u nalezen in De Eemlander van 4 april 1908. Als afsluiter van dit column gelijkend artikel haalt de schrijver deze Latijnse spreuk aan; mundus vult decipi... , volgens Wikipedia vertaald als; de wereld wil bedrogen worden, laat haar dus bedrogen worden.
Wel werden op deze keuring door Soester boeren prijzen behaald, P. v. d.Bremer (wrsch. Peter van Mart 1861-1944), P. Hartman (1852-1910) en D. Lam (1856-1930) worden in de Amersfoortse Courant van dezelfde datum genoemd. Bij een eerdere stierenkeuring was de stier van Hartman, Kees genaamd. Zou de familie deze naam bedacht hebben om de priesterzoon Cees te eren, immers van deze pastoor werden geen nakomelingen verwacht terwijl van stier Kees een uitgebreid nageslacht gewenst was.
In sommige jaren werden keuringen afgelast in verband met veeziekten, in 1911 heerste mond en klauwzeer. Ook werd op een stierenkeuring weleens duidelijk dat het werken met stieren een gevaarlijke bezigheid blijft, in het Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander van 5 mei 1928 staat een ernstig ongeluk in Baexem (Limburg) beschreven.
Oprichting fokvereniging "Soest"
Op 15 april 1940 werd in Soest de Rundveefok- en Controlevereniging "Soest" opgericht, helaas was het geen nieuwswaardige gebeurtenis want er is nog geen vermelding in de kranten van die tijd gevonden. Deze oprichting was rijkelijk laat in vergelijking met plaatsen in de omgeving, 30 jaar eerder was er in Hamersveld hetzelfde geschied. Ook in Achterveld en Hoogland werd al jaren 'aan de weg getimmerd'. Wel was er in Soest allang een geitenfokvereniging, deze werd in de Amersfoortsche Courant van 19 juli 1910 al genoemd. Het ledental was toegenomen van 47 naar 105, iets waar deze vaak minder welgestelde keuterboeren best trots op mochten wezen. Het eeuwfeest heeft de vereniging net niet gehaald maar een artikel in dit blad in de rubriek verenigingen heeft de geitenfokvereniging wel verdiend.
Evacuatie
Hoewel het doel van de rundveefokvereniging gericht was op duurzame veeverbetering zal op dat moment de naderende evacuatie van het vee doorslaggevend geweest zijn. Misschien leefde de gedachte dat bij een goede registratie het eigen vee wel weer behouden thuis zou komen. Dat deze hoop ijdel was kunnen we lezen in een pas verschenen boek over de evacuatie van Leusden en Achterveld. Het vee zou geoormerkt worden zodra tot evacuatie was besloten, de verwachting was dat dit zou gebeuren enkele dagen na het begin van de oorlog. Toen de oorlog op 10 mei 1940 toch echt uitbrak werd echter onmiddellijk besloten dat de koeien en paarden in het gehele Grebbelinie gebied afgevoerd moesten worden. Zodoende was er geen tijd meer om de oren te blikken, het ging om ongeveer 45.000 stuks. De koeien uit Soest werden lopend via de Wakkerendijk in Eemnes naar Huizen geleid, daar werden ze ingescheept in Kempenaars aken en over het IJsselmeer getransporteerd. Het grootste gedeelte van de koeien werd in NoordHolland onder de boeren verdeeld. Maar ook de slachthuizen draaiden op volle toeren, dit was een bewuste keuze van de overheid! Dit laatste was ook de reden dat de boeren aanmerkelijk minder koeien terugkregen dan dat er geëvacueerd waren, in de meeste verslagen uit die tijd wordt dat toegeschreven aan vermissing, maar deze koeien waren afgeslacht en ingeblikt.
Helaas is nog niet bekend waar de notulenboeken of de eerste jaarverslagen van deze bovengenoemde vereniging bewaard worden. Uit latere jaarverslagen uit de jaren 50 van de vorige eeuw blijkt het fokken van een dubbeldoelkoe in Soest nog steeds centraal te staan. Inmiddels heeft dan ook de kunstmatige inseminatie zijn intrede gedaan. Ook hier werd een vereniging voor opgericht maar dan wel direct met een regionaal werkgebied: Eemland. De stieren werden ingekocht bij Friese veefokkers en voldeden aan het beoogde fokdoel. Door inseminatie werden dekinfecties bij de koeien voorkomen en dat bevorderde de populariteit van de KI. Daarmee werd dus ook de veestapel uniformer qua type.
Op een gegeven moment werd zelfs besloten dat de zwartbonte haarkleur niet te bont mocht worden, als een kalf een los vlekje zwart haar op zijn poten had mocht het niet in het stamboek ingeschreven worden. Als de uitdrukking 'een vlekje wegwerken' nog niet bestond zal hij toen wel bedacht zijn. Voordat de kalverschetser kwam werd het kalfje erg dik in het stro gezet opdat het vlekje maar niet zou worden opgemerkt. Op de omslagpagina van de jaarverslagen van de controlevereniging prijkte vaak de foto van de koe met de hoogste productie gerealiseerd in dat jaar. De namen van deze koeien met hun eigenaren vermelde we even, bij de koeien en bij enkele veehouders is het wel een postuum eerbetoon. Riek van H. v.d. Bor, Bep van G.A. Kok, Bart 11 van A.J. van Voorthuizen, Beatric van W.C.F. van Hofslot en Ria 5 van A.A. Roest. Samengevat drie koeien uit de Birkt, een van het Oude Grachtje en een van de Paltz.
De plaatselijke veeverbeteringsverenigingen gingen aan het einde van de jaren 60 in regionaal verband verder onder de naam Eemland.
Fokveedagen
In 1957 werd voor het eerst een fokveedag in Soest georganiseerd, op een veld aan de Ferdinand Huijcklaan. Op deze dag laten verschillende veehouders zien of hun koeien en/of jongvee aan het gewenste fokdoel voldoen. Op deze keuring wordt door een jury ook een algemeen dagkampioen aangewezen. Deze eerste keer streek P.R. van Logtestijn met deze eer. De volgende fokveedag die we in de Soester Courant tegenkomen is in 1967 in Baarn. Verschillende veehouders uit Soest deden met hun koeien aan de keuring mee.
Mede dankzij de viering van het 550 jarig bestaan van het Groot Gaesbeeker Gilde werd de regionale fokveedag in 1979 weer eens een keer in Soest gehouden. Veehouders uit het gehele Eemland waren naar Soest gekomen om met hun beste koeien de vooruitgang in de veeverbetering te showen. Volgens het verslag van 22 augustus 1979 in de Soester Courant presenteerde de familie W.C.F. van Hofslot het beste met een gedeelte van hun veestapel. Op de foto, wat niet het officiële staatsieportret is, kunnen we zien dat de familie Van Hofslot geheel in stijl met de pinken in oud-Hollands gekleed gaat. Maar gezien bijgaande foto was ook de presentatie van de familie P.R. van Logtestijn wel bijzonder, normaal hadden de diergeleiders bij zo een dag een wit overhemd en een blauwe broek aan (tegenwoordig is ook de broek wit). Op de foto is goed te zien dat de koetjes nog van het Fries-Hollandse type zijn, de koeienjongens steken met kop en schouders boven de koeien uit. De zonen en neef Van Logtestijn waren lid van het korps van het Gilde en dragen het toenmalige uniform. De linker koe was "Grietje 57", zij was de kampioen jongere koeien van de dag.
Veranderingen
Deze fokveedag was ook duidelijk het keerpunt in fokdoel, bij het jongvee was de invloed van deHolstein-Frisiansal zichtbaar. In de regio was de proefboerderij "De Schothorst" op Hoogland een van de eerste die met Amerikaans of Canadees fokmateriaal aan de slag ging. De Utrechtse veehouders waren in Nederland nog vrij behoudend maar haalde deze achterstand later wel weer in. Niet alleen het fokdoel veranderde, de koeien werden weer groter en melktypischer, ook de kleuraftekening kreeg veel meer variatie. Een van de stieren die het weleens erg bont maakte was PS Bert, zijn dochters hadden soms een Dalmatiërachtig uiterlijk. Bert was de meestal gebruikte naam maar volledig heette deze stier Paltzer Sexation Bert, nu zal dat Paltz in de naam wel naar De Paltz in Duitsland herleid moeten worden. Tenslotte De titel van dit artikel luidde koetjes en kalfjes, tegenwoordig zijn ze groter, langer en ook wat dieper. Een schofthoogte van 140 is vrij normaal. Er kan nu dus gerust over koeien en kalveren geschreven worden. Ook de kleurvariatie is weer wat groter dan in de jaren 60 van de vorige eeuw. Veehouders met meerdere rassen of kruisingen daarvan werden toen niet helemaal serieus genomen. Tegenwoordig kiezen zelfs verschillende veefokkers zelfs voor wat nieuw bloed, enerzijds om van het heterosis effect te profiteren. Anderzijds om sommige eigenschappen wat sneller te verbeteren, zo wordtBrown Swiss gebruikt om het beenwerk te verbeteren. Ook worden rassen als Zweeds Roodbont, Montbeliarde en Fleckvie gebruikt om meer kracht en duurzaamheid in de melkveestapel te brengen. Daarnaast zijn er de vleesveerassen zoals Blonde d'Aquitaine en Belgische Witblauwe die ook in Soest in de weilanden rondstruinen. Tenslotte zie je soms ook wat runderen die tot de zeldzame huisdierrassen gerekend worden zoals de Groninger Blaarkop, de Aalstreep of Witrik en de Lakenvelder. Maar het grootste contigent blijven toch de zwartbonte koeien die 's zomers voor een mooi bont landschap zorgen. Verschillende mensen zijn behulpzaam geweest bij het schrijven van dit artikel, dank aan allen.
Geraadpleegde literatuur en bronnen;
- G.J.M. Derks en W.H. Heurneman, Soest in de zeventiende en achttiende eeuw, Soest 2010.
- Huurdeman, José, Dorpen op drift Leusden in de Grebbelinie 1939-1945, Barneveld 2011.
- Diverse jaarverslagen van de rundveefok- en controlevereniging Soest.
- Krantenarchief van www.archiefeemland.nl
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.