Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Bespiegelingen over de familie Hilhorst aan de hand van familiewapens deel 5 (slot)

Reinier Hilhorst

Dit artikel is in een serie van 5 afleveringen gepubliceerd in Van Zoys tot Soest in de nummers
Voorjaar 2011 deel 1,
Zomer 2011, deel 2
Herfst 2011, deel 3
Winter 2011, deel 4 en
Voorjaar 2012, deel 5

DEEL 5

In het vorige deel stond Meijns Hilhorst en zijn nageslacht centraal.
Zo veel is duidelijk geworden dat Meijns niet erg behulpzaam is geweest om hem beter te leren kennen. Dat hij her en der sporen heeft nagelaten is evident. Echter, die bleken te onsamenhangend om een consistent levensverhaal te presenteren.
Toch duiken er af en toe weer kleine puzzelstukjes op die bij kunnen dragen tot een completer beeld van Meyns Hilhorst. Dankzij Denis Verhoef, die mij zeer recent attendeerde op een 'Hilhorst' in de Vechtkeuren [1] van de stad Utrecht, heb ik op de valreep nog een bescheiden primeur: In een getuigenverhoor uit 1490 wordt gewag gemaakt van gerijt van hilhorst ende meyns van hilhorst, gebrueders vanwege een handgemeen met ene Dirck van Putten. Op het eerste gezicht lijkt het een onbeduidende aantekening uit een willekeurig rapport maar het bevat een verrassend nieuw detail, namelijk dat Meijns een broer had die Gerrit heette!

Sprokkelingen
Rest mij nog een laatste pion op het bord te zetten in de persoon van Jan Rutgersz.
Jan Rutgersz (ca 1530- na 1592) is onbedoeld in een eerder nummer [2] aan de aandacht ontsnapt. Ik zou hem beslist tekort doen door niet alsnog zijn blazoen op te nemen in de wapengalerij van de familie.
Jan was een achterkleinzoon van Rutger Gerrit Rutgersz van Hilhorst (ca 1445-na 1504) [3]. Hij was gehuwd met Mariken Henricksdr. Naast schepen was hij ook giltbroeder en regierder van het Sint-Aegten Schuttersgilde te Soest. Op 3 juni 1560 werd voor en door dit gilde een hernieuwd reglement opgesteld [4] omdat de oude statuten in deplorabele staat verkeerden en zelfs deels verloren waren gegaan: overmits onsenoldenbrief ende fundatie van den gilde is verdonckert, getravelleert ende uythandich gemaakt door oorloge ende dueren tijden. Bij deze gebeurtenis werden Jacob Henricksen als Ouderman van outs, Gijsbert Rutgerssen ende Herman Rutgerssen als oude Raatsheren, Isaac Aertssen [Hilhorst, oom van Jan Rutgersz, RH] als nieuwe Ouderman, Gerbert Aertssen ende Gijsbert Hendricksen nieuwe Raatsheren als verantwoordelijke personen aangewezen. De nieuwe voorschriften en bepalingen werden met instemming van de gildebroeders, gemeender hant ende tho samen lieffelyken geordineert, in een oorkonde vastgelegd die door de bovengenoemde commissie moest worden bekrachtigd.

Nota bene drie van de zes commissieleden bleken niet over een zegel te beschikken: Ende want lek Herman Rutgerssn ende Isaack Aertssen ende Gysbert Heyndricksen voorsz sells geen segel en gebruycken. Er werd besloten dat vrienden en verwanten die wel over een zegel beschikten namens hen zouden zegelen. Voor Isaac Aertsz werd Gerrit Hilhorst bereid gevonden. Tevens hebben tot eene vestigher memorie van desen zeven gildebroeders, waaronder Jan Rutgersz, desen brief besegelt elcks mit onsen segel (.) alle in groenen wassche beneden uythangende.

Ruim dertig jaar later, in 1592, was Jan al op leeftijd maar speelde nog steeds een actieve rol bij het schuttersgilde. Toen de schout en het gerecht van Soest een verzoekschrift plus bijgevoegd proces-verbaal [5] tot de Staten van Utrecht richtten vanwege een hoogoplopend grensgeschil met Amerfoort, werden zij met raad en daad bijgestaan door de regeerders van de schutterij Hubert Meynssen Hilhorst [tegelijk lid van het gerecht] en Jan Rutgersz. De schutterij was eerder al in actie gekomen om de door Amersfoort illegaal geplaatste grenspalen te verwijderen en deze als bewijsstukken te overhandigen aan de gerechtsbank van Soest. In hun schrijven aan de Staten liet men eensgezind en zelfverzekerd weten bereid te zijn om de zaak desnoods aan een rechtsgeding te onderwerpen. Opmerkelijk genoeg werden beide oorkonden niet van zegels voorzien. De zegelstempels bleven deze keer weliswaar opgeborgen, maar alle twaalf betrokken bestuurders, op één na, ondertekenden de stukken, onder wie Jan Rutgersz, Hubert Meynsz en Gerrit Hilhorst. Jan Rutgersz had door ouderdom duidelijk niet meer zo'n vaste hand.

Opvallend aan de handtekening van Hubert Meynsz Hilhorst is de toevoeging '48' onder zijn naam. Het was niet ongebruikelijk om een signatuur van een datum te voorzien. Maar daar is in dit geval geen sprake van. Wat kan dan het motief achter deze merkwaardige éénmalige actie zijn geweest? Bij al zijn overige handtekeningen komt een getal of datering überhaupt niet voor. Voor wat het waard is: Misschien een verwijzing naar zijn leeftijd? Hubert is in 1544 geboren en hij was ten tijde van de ondertekening, in 1592 dus, achtenveertig jaren oud.
Terug naar 1563. Toen Jan Rutgersz als schepen van Soest zijn stempel in de gesmolten was drukte kwam een zegel met een sobere beeltenis te voorschijn. Hoewel de afdruk van dit enige exemplaar verre van volmaakt is zijn overduidelijk twee lelies te onderscheiden. Maar wie het origineel met een scherpe blik en onder optimale lichtcondities bestudeert ziet wellicht de vage contouren van een derde lelie(?)  [6]. De zegelsnij der had bij het graveren kennelijk niet zijn beste dag: Een stempel van hoge kwaliteit is het niet geworden. Het ontwerp van het wapen is enigszins grof, de finesse ontbreekt.

Bij sommige Hilhorsten is de familienaam op den duur geheel in onbruik geraakt. Hubert Meynsz en Gerrit blijven de traditie trouw maar Jan Rutgersz laat de naam Hilhorst achterwege. Een gewoonte die je overigens bij andere families zoals De Beer en Poyt ook aantreft. Een aantal Hilhorsten ging een 'nieuwe' naam voeren zoals bijvoorbeeld Henric Weynck Aerntsz die vermoedelijk omstreeks 1410 geboren is, als zoon van Aernt van Hilhorst. Uit een andere tak en van een latere generatie is Henric Both Aernt Hilhorstzoon, geboren ca 1480. Geerloff Gerrits Stael Hilhorst, geboren rond 1595, voegde zo nu en dan de achternaam van zijn moeder Stael toe maar meestal ondertekende hij met alleen de achternaam Hilhorst. Maar.., welke tak nam mogelijk de naam Van Soest aan?

Op de Wapenkaart der Oude Edele en Aansienlyke Geslachten des Stichts van Utrecht (ca 1769), met in totaal 620 wapens, staat een wapen 'Van Soest' dat sterk doet denken aan een ons bekende beeltenis: Op een veld van zilver, twee rode lelies boven en een zwarte(?) ruit onder. De positionering van de stukken is gelijk aan die in de wapens van Loich Rutgersz en Rutger Gerrit Rutgersz van Hilhorst [7]! Het zilveren veld en de twee rode lelies komen overeen met de combinatie metaal en kleur in het wapen van Aernt Hilhorst uit 1468, zoals beschreven door heraldicus Steenkamp. Aangenomen dat de kleur van de ruit werkelijk zwart is, dan refereert die weer aan de kleur van het oorspronkelijke vrijkwartier.
Het is verleidelijk maar niet aannemelijk om deze `stichtse' familie Van Soest te associeren met het geslacht Zoes of Zosius. Het oorspronkelijke wapen van de familie Zoes/ Zosius heeft in zilver een gekanteeld blauw schildhoofd beladen met drie zilveren lelies. Er is geen raakvlak met het wapen van Van Soest, of zoals we dat kennen van Loich Rutgersz of Rutger Gerrit Rutgersz van Hilhorst. Het is denkbaar dat een nazaat uit een van deze Hilhorst-takken zich elders in het Sticht heeft gevestigd onder de naam Van Soest. Het antwoord moeten we nu schuldig blijven.

Opkomst van Burgerwapens
De eerste verspreiding van heraldische afbeeldingen onder burgers begint zich rond 1230 af te tekenen [8]. Vanaf 1250 is er sprake van een toenemend gebruik van zogeheten burgerwapens.
De meeste wapens trof men aan onder stadbestuurders, ofschoon ook een selecte groep kooplieden, ambachtslieden en hereboeren een wapen liet vervaardigen. In beginsel werd van iedere schout of schepen verwacht dat hij een stempel had met een wapen dat hem van ouds was aangekomen, of een wapen met een nieuw teken dat hij had aangenomen [9] Het moest een individueel merkteken zijn omdat het immers niet met dat van anderen verward mocht worden. Na overlijden of definitieve beëindiging van het ambt werd de stempel, om misbruik te voorkomen, ongeldig gemaakt door het te vernietigen óf, wanneer het ging om edelmetaal, door het om te smelten.
Het wapenschild had aanvankelijk niet alleen een symbolische waarde.Tot aan het vierde kwart van de 14e eeuw werden wapenschilden nog daadwerkelijk als militair attribuut op het strijdtoneel gebruikt.
Het blazoen of wapenembleem was ooit bedoeld als noodzakelijk herkennings-teken om op het slagveld, in de wirwar van wapenrustingen, medestanders van tegenstanders te kunnen onderscheiden. Als burger of leenman had men de plicht om ten tijde van onlusten of oorlog de stad of leenheer te helpen verdedigen. Een dergelijke vorm van militaire dienstbaarheid was tot midden 16e eeuw een vrij normaal gegeven. In tijden van oorlog werd men opgeroepen om, al dan niet geharnast te paard, ten strijde te trekken. Een anonieme Utrechtse kroniekschrijveri [10] tekende het volgende op: Driehonderd ruters en driehonderd voetvolk rukten op uit Wijk [bij Duurstede] richting de Eem ter hoogte van de Birkt. Daar namen zij 1500 honderd dieren in beslag en staken alle huizen op Hoogland vanaf Jan vanderBurchtot aan Hoevelaken in brand. Burgemeester Jan van Westrenen ging geharnast zijn manschappen voor met het stadsbanier van Amersfoort in de hand.

Het dragen van een harnas was niet zonder gevaar. Hoewel het als bescherming diende bij gevechten kon de drager bij een val, door het gewicht en de weerbarstigheid van het materiaal, fracturen aan rug- of nekwervels oplopen die verlamming of de dood tot gevolg konden hebben [11]. Door de opkomst van innovatieve doeltreffendere wapens zoals bouten ende bussen [12], oftewel zware kruisboogpijlen en de eerste generatie vuurwapens, verloor het schild zijn functionaliteit en bleef daarna als symbool over.

Om in aanmerking te kunnen komen voor het ambt van schepen hield men eeuwenlang vast aan de volgende benoemingscriteria: men moest gedurende enkele jaren inwonend burger, buur of landgenoot zijn, gehuwd man of weduwnaar, van wettige geboorte, welgesteld en van onbesproken gedrag. Soms was zelfs een extra clausule opgenomen: Ten minste een rijpaard bezitten en kunnen onderhouden! Om toe te kunnen treden tot de schepenbank werd in het algemeen een minimum leeftijd aangehouden van midden twintig [13]. De duur van het ambt was in de meeste gevallen een termijn van plusminus een jaar, waarna men opnieuw voorgedragen kon worden voor een herverkiezing.

Het schoutambt werd dikwijls gekocht of gepacht voor een periode van meerdere jaren. De leeftijdsdrempel lag vermoedelijk beduidend hoger dan die voor een schepen. In een middeleeuws document van de stad Zierikzee wordt gesproken van minimaal veertig jaar [14]. De schout hield toezicht op de rechtsgang. Hij trad op als openbaar aanklager en fungeerde tevens als voorzitter van de schepenbank. Hij zorgde voor de uitvoering van het vonnis.

Het zegelen nam in de late Middeleeuwen een hoge vlucht, maar vanaf de tweede helft van de 16e eeuw lijkt het plaatsen van een persoonlijke handtekening als rechtmatig bewijs snel aan populariteit te winnen. Ook in een dorpsgemeenschap als Soest bleef men niet achter. Onder de leden van het plaatselijk bestuur van Soest nam het zegelen gestaag af. Signeren was vooral een zaak van de elite. Slechts een zeer gering percentage van de bevolking kon lezen, en in nog mindere mate schrijven. Onderwijs was in principe voorbehouden aan de bovenlaag. De meeste bestuurders kwamen van oudsher uit de rijkere kringen. Zij hadden meestal enig onderwijs genoten. Wellicht konden enkele bevoorrechte leerlingen uit Soest nog door naar de Latijnse school in Amersfoort; een school met een uitnemende reputatie.

Overgang naar een nieuwe tijd en een nieuwe orde
Net als in de rest van de Noordelijke Nederlanden ging de reformatie niet ongemerkt aan het Eemland voorbij. Zo ontstond er na de alteratie in 1578-79 ook in Soest de nodige onrust. Landelijk moest een groot deel van de katholiek gebleven elite het veld ruimen. Nieuwe protestantse kandidaten, die doorgaans niet uit de bovenlaag voortkwamen en weinig bestuurlijke ervaring meebrachten, zagen hun kans schoon om het roer over te nemen. Dit leidde tot een kortstondige hausse aan nieuwe familiewapens. Het 'nieuwe geld' onder de aangetreden protestantse regenten liet zich een wapen aanmeten, vooral om de status te accentueren. Maar meer dan een decoratieve vorm was het feitelijk niet. Die katholieken die hun geloof hadden afgezworen mochten blijven zitten en behielden natuurlijk het wapen dat hen van ouds was aangekomen.
Soest bleef overwegend katholiek. Maar daar was de neergang van het voeren van een familiewapen al voorzichtig ingezet. Een laatste teken van een heraldisch artefact is een grafsteen in de Oude Kerk van Soest (rechts voorin, tegen het koor aan) met een glad gesleten restant van een wapenschild en nog een vage aanduiding van de naam Hilhorst anno 166[?]. Mogelijk het graf van Geerlof Gerritsz Hilhorst die ca 1662 is overleden. Het nieuwe modebeeld dicteerde door de toenemende alfabetisering dat, voor wie schrijven kon, het zegel als rechtmatig bewijs mocht worden vervangen door de handtekening. Diegene die het schrift niet machtig was kon een eenvoudig merkteken plaatsen. Inmiddels weten we dat Hubert Meijnsz, Cors Meijnsz en tal van andere Hilhorsten steeds vaker de voorkeur gaven aan de handtekening boven een wapenzegel.
Hun handschriften vertonen geen tekenen van een ongeoefende motoriek, dat is duidelijk te zien aan de souplesse waarmee de pennestreek door een ieder is gezet.

Deze verhandeling mag dan wel uitmonden in een slotakkoord met handtekeningen die opeenvolgende generaties Hilhorst in de 16e en 17e eeuw hebben nagelaten, de wapenzegels vormden ontegenzeglijk het Leitmotiv voor dit artikel.
Wetend hoe kwetsbaar de zegels zijn, is het verbazingwekkend hoeveel exemplaren uit de Middeleeuwen de tand des tijds goed hebben doorstaan. Maar helaas verkeren ook talloze zegels in slechte staat ten gevolge van schadelijke invloeden zoals brand, watersnood, oorlog, slechte bewaarcondities, onzorgvuldige behandeling of verplaatsingen van de ene locatie naar de ander. Soms is niet meer dan een fragment van het merkteken over, waardoor ze nauwelijks nog te determineren zijn. Dat is vooral spijtig in die gevallen wanneer sprake is van het enige - nog resterend - zegel van een persoon.

Nawoord
Genealogie staat of valt met controleerbare feiten maar werd en wordt nogal eens misbruikt om aan stambomen de schijn van hoge status te geven. Gegevens die klakkeloos van internet zijn geplukt leveren vaak bedenkelijke weeffouten in stambomen of stamreeksen op. Ik tref op diverse genealogische sites vaak dubieuze informatie of zelfs aperte onzin aan met betrekking tot mij bekende Eemlandse geslachten. Dat komt omdat de betreffende makers uit gemakzucht of onwetenheid het nalaten om bronnen te verifiëren. Bedrog is van alle tijden en om het aanzien van het geslacht te verhogen lieten en laten sommigen zich verleiden tot het verfraaien van hun afstamming. Ook families uit het Eemland zoals de Schades en de Van Weedes hebben in het verre verleden pogingen ondernomen om hun status op te poetsen door hun afstamming mooier af te schilderen. Ik zeg dit met enige plaatsvervangende schaamte want in mijn eigen kwartierstaat komen in de late middeleeuwen beide families voor. De familie Van Weede heeft tevergeefs geprobeerd om hun afkomst te kunnen verbinden aan het voorname(re) geslacht der heren Van Amersfoort. En de familie Schade (van Westrum) hoopte aan te tonen dat zij in rechte lijn afstamde van Willem Schade, Ministeriaal van Utrechtse bisschopOttovan Lippe(1216-1227). Vooral eeuwenoude vervalsingen zijn niet altijd even makkelijk te doorzien dus om het in wapentermen te houden: 'Behoedzaamheid is het devies'.

NOTEN
1. HUA, Vechtkeuren jaar 1490 (derde seizoen), Stadsarchief Toegang 701-1, Inventarisnr. 234-14, fo len 39
2. Van Zoys tot Soest [VZTS] 32-2, deelIII,p.21-26
3. Ibid. 32-2, p.25-26
4 .A. Matthaeus, De Jura Gladii Tractatus, Leiden 1689
5. Gemeentearchief Soest, Oud Archief OS Inv.nr. 82
6. Vergelijk het wapen van zijn grootvader Aemt Rutgersz 'de Jonge' VZTS 32-2, p.26
7. VZTS 32-2, p.24-25
8. M. Pastoureau, Traité d'héraldique, Paris 1979
9. AE, APoth 755
10. N.B. Tenhaef, Bisschop David van Bourgondië en zijn stad, Utrechts-Hollandse Jaarboeken 1481-1483, Utrecht 1920: p.22
11. VRT Canvas, De glorie van de Middeleeuwen (Wege aus der Finsternis, documentairereeks ZDF)
12. Jan H.M. Hilhorst en Jos G.M. Hilhorst, Soest, Hees en De Birkt, Hilversum 2001: p.175 Zie ook: Amersfoort Magazine (Open Monumentendag, september 2004), p.35-37.
13. Algemene Geschiedenis der Nederlanden [AGN] vol. 2, pag.227, 237 en vol. 4, pag.80
14. AGN vol. 2, pag.223

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto