Piet van Elteren
Bij mijn zoektocht in het Gemeentearchief van Soest naar gegevens over het wel een wee van Belgische vluchtelingen en geïnterneerden in onze gemeente tijdens de Eerste Wereldoorlog, stuitte ik op een brief met de volgende inhoud:
Aan Zijne Excellentie den Heer Minister van Binn. Zaken
Soest, 17 Februari 1914
Onderwerp: Belgische vluchtelingen Ongewenschte elementen
Ik heb de eer Uwe Excellentie beleefd te verzoeken, mij te willen machtigen om den alhier sedert 7 November 1914 verblijvende Belgische uitgewekene Francois Marinus Devernay over te plaatsen naar een door U aan te wijzen vluchtelingenoord, aangezien reeds meermalen is gebleken, dat hij tot de ongewenschte elementen behoort. Reeds eenige malen werd hij van diefstal verdacht en heden is hij op diefstal betrapt, terwijl hij kleine kinderen op straat mishandelt. Niet tegenstaande ik hem persoonlijk heb gewaarschuwd, dat hij zich beter moet gedragen, blijft zijn gedrag slecht. Hij is geboren te Rotterdam den 8e April 1897 en woont te Antwerpen Zerkstraat No 2.
De Burgemeester van Soest w.g de Beaufort
Het betrof hier het verzoek van de Soester burgemeester de Beaufort tot aanhouding en overplaatsing van de Belgische vluchteling Francois Marinus De Verney.Deze zou zich, blijkens de inhoud van bovenstaand schrijven, verschillende malen in het openbaar hebben misdragen en de Soester gemeente wenste hem als ongewenste persoon laten overbrengen naar het Drentse Veenhuizen. Voor de meeste Nederlanders een oord met een nogal ongunstige klank.
Op zich is een geval als dit geen aanleiding om er een artikel aan te wijden, maar bij het doornemen van de documenten betreffende deze affaire bekroop mij een gevoel van medelijden. Wat was namelijk het geval; bij het zien van de geboortedatum van Francois bleek het te gaan om een jongeman van nog maar zeventien jaar. Het is dan ook best voor te stellen dat hij niet zo goed kon omgaan met het feit dat hij zo ver van huis en van zijn ouders zijn dagen moest slijten. Misschien was dat mede de oorzaak van zijn misdragingen. Toen overplaatsing naar Veenhuizen dreigde, besloot hij dan ook zijn onderkomen in "De Gouden Ploeg" van J. Stalenhoef te ontvluchten om elders een betere toekomst te gaan zoeken.
Al snel na deze vlucht werd er door de burgemeester van Soest een verzoek tot aanhouding verspreid aan buurgemeenten van Soest met de volgende inhoud:
Aan Burgemeester Amersfoort, Baarn, Hilversum, De Bilt, Zeist, Amsterdam, Rotterdam, Naarden, Bussum, Eemnes, Laren. Opsporing
De burgemeester van Soest verzoekt opsporing en voor hem geleiding van den voortvluchtige Franpis Marinus Devernay, Belgische uitgewekene, verblijf houdende in deze gemeente. Hij behoort tot de ongewenschte elementen, en zoude daarom naar vluchtelingenkamp Veenhuizen worden overgebracht.
Hij is geboren te Rotterdam 8e April 1897.
Het signalement luidt als volgt:
Klein van gestalte.
Haar donkerblond, het haar heeft hij met een lok over het voorhoofd gekampt.
Oogen grijs-blauw, linker oog scheel.
Kleur bleek Uiterlijk ongunstig.
De Burgemeester voornoemd. Soest, 26 Febr. '15
Zo te zien aan zijn signalement was deze jongen niet moeders mooiste, maar dit terzijde. Al spoedig kwam er een reactie op bovenstaande brief en wel van de burgemeester van De Bilt:
De Bilt, den 27 Februari 1915
Onderwerp: Vluchteling
Naar aanleiding van Uw verzoek tot opsporing van den Belgische vluchteling Franois Marinus DeVerney,dato gisterenavond door mij ontvangen, deel ik U mede dat genoemde persoon die tegelijk met deze voor U wordt geleid heden nacht alhier werd aangetroffen zooals U uit nevengaand rapport zal blijken.
Genoemde persoon maakte alhier geen ongunstigen indruk, maar toonde zich zeer bevreesd voor de mededeeling hem gedaan door Uwen veldwachter van den Berg, dat hij naar Veenhuizen zou worden overgebracht.
De Burgemeester
Uiteraard werd er van de aanhouding van de vluchteling een proces verbaal gemaakt:
Gemeentepolitie de Bilt
Rapport aanhouding van Belgische vluchteling gen. De Verney verblijvende te Soest.
De Bilt, 27 Februari 1915
De ondergeteekenden Jan van der Oest, gemeenteveldwachter te de Bilt, tevens onbezoldigd rijksveldwachter en Reinier Arie van Muijden, agent van politie te de Bilt, tevens buitengewoon veldwachter, verklaren dat zij op Zaterdag den 27 Februari 1900 en vijftien, des voormiddags omstreeks 1 1/2uur op den Utrechtscheweg te de Bilt, twee personen aantroffen, die beiden gezeten op één rijwiel, daarmede reden in de richting Utrecht.
Beide personen werden door hun, omrede zij aan het gesprek bemerkte, dat ze met Belgische vluchtelingen hadden te doen, ailangehouden en medegenomen naar het politiebureau te de Bilt, aangezien een dier personen geheel overeenkwam met het signalement door den Heer Burgemeester der gemeente Soest toegezonden en een hunner, de bestuurder van genoemd rijwiel, opgaf te zijn Karel Schellekens, geboren te Antwerpen 21 December 1895, van beroep diamantslijper, wonende te Antwerpen, Scholierstraat 7, thans als Belgische vluchteling verblijf houdende te Soest bij J. Stalenhoef
De tweede persoon, die achterop het rijwiel had gestaan, gaf hun desgevraagd op genaamd te zijn Franciscus Marinus de Verney, geboren te Rotterdam 8 april 1897, van beroep schoenmaker, wonende te Antwerpen, Vleeschhouwerstraat 27, thans als Belgisch vluchteling verblijf houdende te Soest bij J. Stalenhoef en verklaarde verder voornemens te zijn hedennacht met zijn kameraad voornoemd via Utrecht naar Rotterdam te fietsen, alwaar zijne moeder thans verblijf houdt en dan vandaar via Vlissingen naar Engeland over te steken.
Onmiddellijk daarna hebben zij den inspecteur van politie alhier met de aanhouding in kennis gesteld, die na verhoor van beiden, eerstgenoemde weder met het rijwiel naar Soest liet vertrekken.
F.M de Verney zal op last van den Heer Burgemeester van de Bilt worden overgebracht en geleid voor den Heer Burgemeester der gemeente Soest, die zijn aanhouding en overbrenging had verzocht. En is hiervan op ambteed opgemaakt en geteekend dit rapport
De Bilt, 27 Februari 1915
w.g. v.d. Oest R. A. van Muijden
Na zijn aanhouding werd Fran9ois nog diezelfde dag overgebracht naar Veenhuizen waar men, blijkens een brief aan de burgemeester van Soest, over de gang van zaken nou niet echt tevreden was.
Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Soest
Veenhuizen 27 Februari 1915
Onderwerp: Belgisch Vluchteling
Ik heb de eer U.E.A. te berichten dat vluchteling De Verney,hier hedenavond per auto, door Uw gemeenteveldwachter van den Berg is aangebracht.
Toen deze den vluchteling zonder meer overgaf aan den rijksveldwachter alhier werd hem verzocht even te wachten, doch daarop antwoordde hij: "Ik heb geen tijd, anders kom ik te laat aan den trein" en verdween daarop met zijne auto. Dientengevolge niets anders van den aangebrachte wetende dan dat hij in 's ministers machtiging tot opname, een dief" genoemd wordt en uit Uwe telegrammen dat het hem 2 malen gelukt was te ontvluchten, heb ik hem voorloopig bij de gevangenen geplaatst, in afwachting van nadere inlichtingen.
Was zijn diefstal te bewijzen, dan toch had hij aan de justitie behooren te worden overgeleverd tot berechting zijner zaak Is hij hiervan alleen maar "verdacht", dan kan ook ik, hem niet gevangen houden. Is hij geen "gevangene", dan is het mij niet duidelijk, waarom hij als Belgisch vluchteling, gevangen, naar hier vervoerd is.
Zijn er redenen om zoo iemand te verwijderen, dan zou hij n.m.m. over de grenzen moeten worden gebracht, wanneer hij niet naar een vluchtoord wil.
Zooals hierboven is gezegd, om te kunnen beoordeelen, hoe verder met dezen man, die blijkens een in zijn bezit zijnd extract geboorteregister den 8ste April 1897 te Rotterdam is geboren, verzoek ik de gevraagde inlichtingen te mogen ontvangen. De
Regeerings Commissaris
w.g. Drijber
Op dit schrijven volgt er per omgaande een antwoord van de burgemeester van Soest: Den Heer Regeerings Commissaris van het Vluchtoord te Veenhuizen Soest, den 1 Maart 1915 Onderwerp: Belgische vluchteling In antwoord op Uw schrijven d.d. 27 Februari j.l. heb ik de eer U mede te deelen, dat ik den Minister van Binnenlandsche Zaken machtiging verzocht heb den vluchteling De Verneynaar een vluchtelingen kamp te zenden, aangezien hij hinderlijk was voor de omgeving, hij pleegde straatschenderij, nam wel eens wat weg enz. Voor het instellen van een strafvervolging waren echter naar mijne meening zijn vergrijpen niet ernstig genoeg. Als gevangene hoeft hij daarom m.i. niet beschouwd te worden. In hoeverre hij overigens gedwongen kan worden in het vluchtelingen kamp te blijven, staat niet aan mij ter beoordeeling. De Burgemeester van Soest Met deze brief komt er een einde aan de bemoeienis van de gemeente Soest over een klein stukje menselijk leed. Hoe het verder is gegaan met deze Belgische jongeman wordt er in het archief niets gevonden.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.