Wim Peters
Ruim acht en twintig jaar na zijn overlijden wordt op de r.k. begraafplaats aan de Steenhoffstraat het graf geruimd van H.W Dat, geboren op 18 oktober 1906 en overleden op 28 juni 1949. In een korte film van Hans Koekoek onder de titel "Was dat voor niets" [1] wordt getracht het leven van de overledene te reconstrueren. Mede aan de hand hiervan en met behulp van het gemeentearchief Soest heb ik getracht zijn korte leven in een bijdrage voor dit blad te vatten.
Op de eenvoudige grafzerk, die vrijwel tegen de muur achter op het r.k. kerkhof tot in de zomer van 1977 daar heeft gestaan, zijn slechts de meest basale gegevens van de overledene aangebracht. De voorletters, de achternaam, de geboortedatum en de overlijdensdatum.
Eerst uit het overlijdensbericht blijkt dat het gaat om Henri Willem Dat, geboren in 's-Gravenhage, overleden in Amersfoort en begraven in Soest.
Wat is dat voor man en waarom is hij op het r.k. kerkhof in Soest begraven?
Hans Koekoek, de maker van het filmbeeld, maakt allereerst een afspraak met het bureau Bevolking van het gemeentehuis in Soest. Daar kan men hem vertellen, dat Henri gewoond heeft aan de Ossendamweg 6a en men kan hem ook de namen van zijn ouders geven. Verdere informatie zal hij moeten zoeken in 's-Gravenhage, de geboortestad van Henri of Harrie of Hein, zoals hij later ook genoemd wordt.
Omdat de burgerlijke stand gegevens van zijn broers en zus (nog) niet openbaar zijn valt niet te achterhalen hoe het gezin er werkelijk heeft uitgezien. Hier kan ik slechts vermelden dat Henri Willem — zoals hij in de geboorteakte is vermeld — het op één jongste kind is van Antonie Dat en Rosina Theresia Groenestijn.
Het gezin Dat, waarvan de vader meubelmaker en later behanger is, woont eerst aan de Westlandstraat 41, verhuist naar de Hoefkade om tenslotte een woning te betrekken aan de Viandenkade in Den Haag. Een redelijk groot gezin van vijf jongens en één meisje. Drie kinderen overlijden op jonge leeftijd; drie jongens worden volwassen.
Op 25 oktober 1908, bij de geboorte van het jongste kind, overlijdt Rosina, de moeder van Henri, in de leeftijd van 35 jaar. Henri is dan ongeveer twee jaar oud. [2]
Wat er daarna gebeurt is niet helemaal duidelijk, maar simpelweg kan worden gezegd dat zijn vader niet langer de verantwoordelijkheid kan of wil dragen. Hij vertrekt naar elders en laat de drie overgebleven kinderen aan hun lot over!
De Voogdijraad plaatst de drie jongens in het r.k. weeshuis Groenesteijn in Den Haag. (In 1977 rest van het gebouw alleen nog een enkele foto)
Uit het relaas van de beide broers in het beeldverhaal van 1977 is het daar niet echt een pretje. Er zijn strenge regels en afwijking ervan levert problemen op.
Als Henri 17 jaar oud is mag hij het tehuis verlaten.
De broeders van het weeshuis hebben werk voor hem geregeld in het Brabantse Liessel, een klein plaatsje in de buurt van Deurne. Hij kan daar aan de slag als bakkersleerling.
Het lijkt er op, dat Henri hier een redelijk fijne tijd heeft. Hoewel er in 1977 nog weinig mensen zijn te vinden, die hem hebben gekend, spreken zij, over "hij werkte hier met groot plezier". Tot zijn baas overlijdt.
Hij gaat dan werken bij "de Pint" (een plaatselijke bekende landbouwer met deze bijnaam).
Zijn gage: dertig gulden per jaar en de kost (en eens per jaar een paar nieuwe klompen). Henri voetbalde op zondagmiddag en was na afloop niet in staat om zijn vrienden op een afzakkertje te trakteren. Maar, zo vertelde enkele bekenden, men wist hoe het allemaal zat en nam gewoon zijn consumptie voor hun rekening. Hij was te sympathiek om dat niet te doen.
Een korte tijd heeft hij daarna gewerkt bij Weverij de Wit in Deurne. Dat is geen succes. Na een inwerkperiode wordt van hem verwacht, dat hij zelfstandig een weefgetouw kan bedienen. Dat lukt niet zo best. In die tijd is het wel zo, dat fouten op de wever worden verhaald. Een oud-collega vertelt dat hij soms bijna zijn gehele weekloon weer moest afstaan.
Opgegroeid in de wat beschermende omgeving kan hij niet tegen de druk van het zelfstandig presteren. Hij zoekt wat anders en kan in 1937 beginnen als een soort klusjesman bij het missiehuis van de zusters van de H. Geest in Baexem (Limburg). Voor zover men zich daar hem nog kan herinneren (we spreken 1977!) beschrijven zij hem als "een stille teruggetrokken, brave man".
In 1939 is hij boerenknecht bij de paters in de buurt van Baexem. Hij krijgt daar 4,00 gulden per week met kost en inwoning.
(Zijn collega's krijgen 4,50 gulden, maar dat steekt Henri niet.) Hij lijkt gelukkig en ziet er op de getoonde foto's ook wel zo uit. De kloostertijd is waarschijnlijk zijn beste tijd geweest (gedienstig, loyaal en positief zijn woorden, die gebruikt worden) volgens zijn jongere broer.
Zoals op de bovenste verdieping van ons museum nog enkele kamertjes voor de zusters zijn te zien, zo zag ook het kamertje van Henri er uit toen hij voor de paters werkte.
Volgens zijn jongste broer heeft hij dan geen belangstelling "voor de meisjes".
In de loop van 1942 wordt hij door de Duitsers naar een werkkamp gestuurd. Het lijkt niet mogelijk om na te gaan naar welk deel van Duitsland hij toen is overgebracht. Echter kort na de bevrijding van Nederland komt hij bij zijn jongste broer, die in de buurt 'van Deurne is blijven wonen, aan. Hij kan in de buurt geen werk vinden en hij besluit naar de kanten van Soest te gaan.
Dat is toch niet zo willekeurig.
Zijn moeder is een dochter van Henri Christiaan Groenestijn (kleermaker) en Heintje Joël. [3] Dat gezin kreeg vier kinderen t.w.
*Henri Cristiaan (Den Haag 21 oktober 1872, barbier),
*Rosina Theresia (Den Haag 16 oktober 1873),
*Leonard Willem (Den Haag 18 januari 1875, smid) en
*Johannes Christiaan (Den Haag 25 december 1884, kleermaker).
Johannes Christiaan (Jan) trouwt op 8 december 1912 te 's-Gravenhage met Jacoba Helena van Proosdij. Zij gaan in Soest wonen; eerst aan de Torenstraat (1c) en later aan de Ossendamweg 6b.[4]
Jan is, zoals zijn vader, kleermaker van beroep en is een oom van Henri.
In 1977 is Jan niet meer in leven. Zijn schoonzoon vertelt in het filmverhaal dat hij Henri in 1946 aan een baan bij werkspoor heeft geholpen. Na een omscholingsperiode heeft Henri daar ruim drie jaar gewerkt.
Als hij tenslotte 41 jaar oud is ontmoet hij toch een vrouw. Hij wil zich wel verloven, maar het gegeven dat ze niet rooms-katholiek was weerhoudt hem. Later trouwt ze met een andere man.
De dag na haar huwelijk in 1949 blijft hij ziek in bed liggen. De gewaarschuwde huisarts acht opname in de "oude" Lichtenberg noodzakelijk.
Zijn einde komt dan snel en overlijdt hij op 28 juni 1949: zijn begrafenis volgt op 2 juli.
Binnen familieverband wordt aangenomen, dat zijn verblijf in een van de werkkampen ongetwijfeld debet is geweest aan zijn ziekte en overlijden.
Tenslotte laat het filmpje5zien hoe de laatste tastbare herinnering op de begraafplaats wordt verwijderd en de eerste werkzaamheden om het graf te ruimen beginnen.
Wie overkomt het dat er na onderzoek een filmpje van zijn leven wordt gemaakt. Een leven dat niet gemakkelijk is geweest. Vroeg de achternaam DAT om nader onderzoek?
Tenslotte is het niet onmogelijk gebleken een generatie van de familie Dat terug te gaan. Het zijn mensen, die allen uit Den Haag komen en daar gewoond hebben.
De vader van Henri (Antonie) is een zoon van Antonie Dat, meubelmaker van beroep, die op 11 december 1868 trouwt met Helena Magtilda Anders.
Helena is in verwachting van haar eerste kind. Dat wordt geboren op 2 december 1868 en krijgt de namen Maria Antonie. Hun tweede dochter HelenaMatildawordt op 25 januari 1875 geboren en Antonie op 1 augustus 1877. Mogelijk zijn er in dat gezin nog meer kinderen geweest.
NOTEN:
1. KRO 1977
2. Haags gemeente-archief
3. Haags gemeentearchief
4. Gemeente-archief Soest
5. Afbeeldingen uit "Was dat voor niets"
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.