Reinier Hilhorst
Dit artikel is in een serie van 5 afleveringen gepubliceerd in Van Zoys tot Soest in de nummers
Voorjaar 2011 deel 1,
Zomer 2011, deel 2
Herfst 2011, deel 3
Winter 2011, deel 4 en
Voorjaar 2012, deel 5
Na eerdere verkenningen van de heraldische erfenis die de takken van Gerrit, Gijsbert, Jan en Aernt Gerritsz van Hilhorst hebben nagelaten, nemen we in dit deel de tak van Rutger Gerritsz onder de loep.
Rutger Gerritsz van Hilhorst en zijn nakomelingen
Welke plaats Rutger Gerritsz van Hilhorst (* ca 1365 - t ca 1410) precies inneemt binnen de constellatie van familieleden uit de oude stam Hilhorst is lastig te duiden. Weerklinkt in de naam Rutger de echo van Rutger van Hogerhorst?
Akten waarin hij vermeld staat zijn schaars. En de beschikbare informatie geeft weinig houvast omtrent zijn antecedenten. Op een lijst met tijnslieden in de zeven hoeven van Hees, die vóór 1395 zal zijn opgesteld [1], staat een Ruthger Gheridssoen met een vierdeel land dat voorheen Baudekens van Rutenberchs toebehoorde [2]. In 1395, 1396 en 1398 was hij als tijnsgenoot van de Paulusabdij een aantal malen belast met het toezicht op het correct passeren van transportakten van tijnsgoederen in Hees en Soest [3].
Bewijs van zijn persoonlijk handelen treffen we aan in een akte uit 1400 wanneer hij een vierdeel veens gheleghen in Hezerveen in den kerspel van Zoes verkoopt [4]. Hij staat in 1410 nog geregistreerd als participant voor een vierde deel in de Campshoeve [5]. Echter, in diezelfde lijst onder Kriex hoeve, waarvan in deelIIreeds gemeld is dat ook Aernt Gerritsz [Hilhorst] daar goederen bezat, heeft de klerk de naam Rutgher doorgehaald en er boven vervangen door of verbeterd in Jan [Gheriits soen] [6]. Jan verwierf dus, zonder opgaaf van redenen,Rutgersdeel: Volgt hieruit dat Rutger een broer was van Aernt en Jan? Na 1410 wordt Rutger Gerritsz' naam alleen nog in passieve zin gebruikt; als belendend eigenaar. Hoewel in 1417 [7] en 1421 [8] afwisselend een Rutger Gerritsz als ook een Rutgher Gherijt Hilhorst zoen in de boeken is opgenomen, waren die vermeldingen niet meer up-to-date. Bij de Paulusabdij werden vaker gegevens klakkeloos overgenomen uit oudere oorkonden zonder deze te toetsen aan de actuele situatie. Mogelijke mutaties werden nogal eens veronachtzaamd.
Rutger had een aantal zonen: Gerrit Rutgersz, Aernt Rutgersz, Rutger Rutgersz [9] en mogelijk nog een Hendrik Rutgersz [10]. Ene Celi [Cecilia] Rutghers [11] lijkt ook een verwante. Het is speculatief maar zij kan èf een dochter (5f de vrouw van Rutger Gerritsz zijn geweest. Zij staat beschreven in de eerder genoemde lijst uit 1410 met de veertien hoeven van de Paulusabdij in Soest waar zij met haar kinderen beschikte over één helft in de Riicmanshoeve. Gheriit van Hillenhorst had de andere helft in eigendom.
Van Rutger Gerritsz zelf is geen wapen overgeleverd maar zijn zoon Aernt Rutgersz en diens nazaten voeren overwegend een ruit, net zoals de schout Aernt van Hilhorst.
Dit wijst op een nauwe familieverwantschap. Gezien zijn geschatte leeftijd is het meest aannemelijk dat Rutger Gerritsz een zoon is van stamvader Gerrit en dus Jan, Aernt, Gijsbert en Gerrit Gerritsz van Hilhorst tot zijn broers mag rekenen.
Rutger Rutgersz van Hilhorst
Rutger Rutgersz kwamen we in het vorige deel al tegen. Zijn bestaan is louter af te leiden uit de vermeldingen in een paar transportakten als eigenaar van aangrenzende percelen. Er zijn geen stukken gevonden waaruit handelend optreden blijkt. Een reden kan zijn dat zijn landerijen, gelegen in onder andere de Doemsche hoeve, behoorden tot de leengoederen van het Sint-Vitusstift te Elten. Transporten van Eltense lenen vonden plaats voor het Soester gerecht. Helaas is van stukken die betrekking hebben op Eltense goederen in Soest weinig bewaard gebleven.
De tak Aernt Rutgersz van Hilhorst
De oudst gevonden vermelding van Aernt Rutgersz (ca 1400-ca 1478) dateert uit 1424: een stuck lants mit een hofstede dair Aernt Rutgersz nu op woent [12].
Tussen 1437 en 1456 was hij regelmatig schepen van Soest. Met zijn broer Gerrit en zijn neven(?) Henrick Aerntsz en Gerrit Gerritz van Hilhorst wordt hij in 1440 ingeschreven als burger van de stad Utrecht [13].
De echtgenote van Aernt was ene Ermgart. Zij, Ermghert Arent Rutghers soens wijf myt hoeren wittachtighe man ende momber, transporteert (.) den eyghendom vander helft van ene mathe van vyer dachmaet lants (..) genaamd Campsweert, te Soest [14]. Omdat mijn onderzoek naar haar afkomst nog niet is afgerond kan ik geen definitief uitsluitsel geven over haar familienaam. Uit het huwelijk zijn ten minste vier kinderen geboren waaronder Rutger Aerntsz, Gerbrant Aerntsz en Cely(.!) Aerntsd [15] Een tweede dochter, waarvan de naam niet bekend is, was getrouwd met een Roelof Gout [16].
Gelukkig zijn er uit de periode dat Aernt Rutgersz lid was van de schepenbank voldoende zegels bewaard gebleven; het ene zegel is meer, het ander minder O geschonden. Zijn familienaam wordt in akten steevast achterwege gelaten! Datzelfde geldt overigens ook voor de meeste nazaten uit zijn stamreeks. Maar het randschrift van zijn zegel verraadt dat hij een Hilhorst is: S Aer ni Rutgher v-hilhorst [in gotisch fond]. De archieven hebben van zijn zonen Rutger en Gerbrand Aerntsz geen zegels prijsgegeven.
De naam Gerbrand die in deze tak opduikt is een opvallend gegeven: Deze naam zal later langs de vrouwelijke lijn worden doorgegeven aan de familie De Beer.
Aan Aernt Rutgersz' bestaan wordt jaren na zijn dood gerefereerd in een akte van erfleen uit 1493 ten behoeve van zijn kleinzoon [17]. Lodewijk Rutgersz ontvangt een halve hoeve in de Campshoeve(!) zoals Aernt Rutgersz en Rutger Aerntsz, diens zoon, dat voorheen bezaten; met lijftocht van Margriet, dochter van Peter Hermansz, zijn vrouw.
Loich Rutgersz (ca 1465-ca 1541) was dus getrouwd met Margriet Peter Hermansdr. Zij stamde vermoedelijk af van de geslachten Poyt en De Rughe.
Lodewijk was gedurende vele jaren, met enkele tussenpozen, schepen van Soest tussen 1506 en 1538. Bij tijd en wijle was hij ook geset schout [18].
Zijn wapen is bekend: Het heeft twee lelies in het schildhoofd met daartussen een 'breukteken' en een ruit in de schildvoet. Helaas laat de kwaliteit van de meeste zegelafdrukken nogal te wensen over. Het minst geschonden waszegel toont het 'breukteken' tussen de lelies vrijwel volledig. In detail lijkt het samengesteld uit twee ringetjes verticaal en twee liggende ruiten horizontaal.
Van Lodewijk Rutgersz zijn drie kinderen bekend. Te weten twee dochters, Margriet en Ytgen, en een zoon Herman. Op 21 maart 1541ontvangt Herman Loichsz na de dood zijn vader op zijn beurt de goederen in de Campshoeve [19].
Herman Loichsz was schepen tussen 1555 en 1559 maar van hem zijn geen zegels gevonden.
De tak Gerrit Rutgersz van Hilhorst
Gerrit Rutgersz (ca 1390-ca 1464) heeft, voor zover bekend, zijn bestaan niet gefixeerd door heraldische sporen achter te laten. Reeds in 1410, 1411 en 1417 vinden we een Gherijt Rutgher Gherijtszn zn [20] Om een duidelijk onderscheid te maken met een andere Gerrit Rutgersz, de zoon van Rutger Jacobsz de Beer, heeft men kennelijk gekozen voor de extra toevoeging Gherijtszns zn. In 1414 transporteert Gerrit Rutger Gerritsz een drietal akkers namelijk De Gheer acker, Die Cuulacker en Den Doernacker aan Aelbert Heyn [Nagel?] Aelberts soens soen [21].
Gerrit Rutgersz van Hilhorst bezat in 1422 een derdedeel in de Oude Hoeve [22] en had een vierdedeel in de Nye Hoeve samen met de broers Dirk en Willem Stevensz van Hamelenberg [23].
Hij is minstens drie maal, zo mogelijk vaker, getrouwd geweest. Het vroegst beschreven huwelijk was in 1424 met een dochter van Ricout Ricoutsz en Lysbeth Henricksdr van Baern. Het tweede met Wendelmoet Gijsbert Woutersdr. Na de dood van Wendelmoet volgde rond 1459 een huwelijk met ene Elzabee. Zij verklaarde in 1464 volgens een afschrift van de Paulusabdij de weduwe te zijn van Gerrit Rutgersz.
Uit het huwelijk met de dochter van Ricout Ricoutsz zal Ricout Gerrit Rutgersz zijn geboren. Deze zoon had in 1464 land in Soest maar heeft dat verkocht aan de broers Klaas en Gerrit Mensz. Ricout lijkt te zijn vertrokken naar onbekende oorden. Misschien naar Keulen? Daar meldt ene Ricoldus de Ammersfordia [24] zich aan op 7 juni 1464 aan de universiteit bij de faculteit artes liberales. 30 januari 1466 heeft Ricoldus zijn baccalaureaat behaald en ruim een jaar later op 16 april 1467 studeert hij af [25]. Enige maanden later, op 29 juli 1467, om precies te zijn, duikt Ricout Gerit Rutgerssoen weer op in de stad Utrecht wanneer hem burgerschap aldaar wordt verleend [26]. Daarna raakt hij uit beeld.
Rutger Gerrit Rutgersz (ca 1440-na 1504) is een zoon uit een later huwelijk. We kennen hem ook als Rutger Gerritsz Hilhorst. Hij heeft diverse keren deel uit gemaakt van het college van schepenen. Zijn zegels vinden we slechts over de periode 1466 tot 1479 ofschoon hij zeker tot 1500 dat ambt moet hebben bekleed [27].
De beeltenis op zijn zegel heeft de volgende kenmerken:
Er is sprake van een bijzonder ontwerp want het wapen is niet centraal in het zegel gepositioneerd maar links onderin, met een adelaar als schildhouder. De keuze voor een dergelijke a-symmetrische vormgeving is in het Eemland vrij onconventioneel.
Het wapen heeft boven twee lelies en in de schildvoet een ruit. Op een van de betere afdrukken heeft de ruit enig reliëf en lijkt daardoor op een geslepen diamant met vier facetten. Het wapen vertoont duidelijk overeenkomsten met dat van Loich Rutgersz.
Volgens het randschrift is de zegelaar in kwestie: Ru• tg?? gerri t ?? hlorst
De typografie is tamelijk rommelig en de spelling is mogelijk niet geheel foutloos. De letters zijn qua formaat niet uniform en het lijkt alsof de snijder zich heeft verkeken op de volle lengte van de naam. Door het nemen van wat noodgrepen(?) in de vorm van afkortingen komt hij maar net uit [28]!
Opmerkelijk is een zegel aan een charter uit 1532, dat laat zien dat een Willem Rutgersz een identiek wapen voerde". Hij zegelde als getuige tezamen met zijn zwager Dirck Dircksz [Noteboom?, RH]. Er is weliswaar geen compleet beeld van het gezin van Rutger Gerritsz maar deze Willem Rutgersz zal als hij niet een zoon is dan toch op zijn minst een naaste verwant moeten zijn.
Van Aernt Rutgersz 'de Jonge' (ca 1475-ca 1550) weten we vrij zeker dat hij een zoon van Rutger Gerritsz is. De bijnaam 'de Jonge' duidt erop dat er èf een oudere broer is geweest(ifdat er gelijktijdig een ander ouder familielid met dezelfde naam leefde. Aernt was schepen tussen 1521 en 1547.
Zijn wapen bevat drie lelies 2.1, de bekende ruit ontbreekt hier! Middenboven vermoedelijk een ringetje (?) als breukteken [30].
Maar het heeft dezelfde a-symmetrische vormgeving met een adelaar als schildhouder zoals bij Rutger Gerritsz Hilhorst.
Tot slot:
Het is geen wet van Meden en Perzen dat de plaats van de ruit ten opzichte van de lelies in de wapenschilden van opeenvolgende familiewapens Hilhorst per se dezelfde moet zijn. Volgens heraldicus De Boo is een breuk een vormverandering die in een wapen wordt aangebracht om jongere takken te onderscheiden of om er een persoonlijk wapen van te maken [31}. Door dergelijke herautstukken' te verplaatsen, te veranderen, toe te voegen of weg te laten kunnen wapens eenvoudig worden `gebroken'.
In het volgende deel komt Meijns Hilhorst uitgebreid aan bod.
NOTEN:
1 Jan H.M. Hilhorst & Jos G.M. Hilhorst, Soest, Hees en De Birkt, Hilversum 2001, p.54
2 HUA, Sint-Paulusabdij Toegang 85-1 Inv.nr 30 [Pau 30], Kopieboek p.151, ca 1395
3 Pau 30, Kopieboek p.85, 103 en 104.
4 Pau 30, p.198. Pau 30, p.164: Dit is de raminghe van Hezer veen (.) Rutgher Gheriitszoen een vierdeel A° 1399.
5 Pau 30, p.288v
6 Pau 30, Kopieboek p.288 Kriex hoeve Item van deser hoeven heeft (..)1S hc, jan gheriits soen een vierdel en arnt gheriitsz een half vierendel. N.B. Netzoals eerder bij Rutger was ca 1420 dezelfde procedure van toepassing op Jan: zijn naam werd toen doorgehaald voor zijn deel in de Rycmanshoeve.
7 Pau 30, p.365v, eveneens tweemaal als rutgher gherijtsz op p.365.
8 Pau 31, p.142v, als belendend zuijtwert rutger gherijt hilhorst soen en aernt ghijsbert hilhorst soen. Anno 1421,NB In 1452 blijkt dezelfde zuidwaartse belending van voorheen Rutger Gerritsz dan in handen van Gerrit Hilhorst (Pau 31p.176).
9 Pau 31, p.309, genoemd Rutger Rutgerssoen van Hilhorst als eigenaar belendend perceel, anno 1423.AE,Archief van de Stichting de Armen de Poth [APoth] Inv.nr 1064, anno 1428. HUA, Staten van Utrecht Landsheerlijke Tijd Toegang 58 Inv.nr 332: Rutger Hilhorst wordt in 1446 voor 2,5 morgen goed en 1,5 morgen hoog land aangeslagen.
10 Pau 30, p.365 als belendend van die grote brede ende die cleyne brede daer noortwaert naest gelant is Aernt Hilhorst ende zuytwaert rutgher gherytsz ende henric sijn zoen (.). Rutger Gerritsz en zijn zoon Henric worden vervolgens ook genoemd als noordelijk belendend aan dat grotestuckin der Delle en Item dat cleynestuckin de Delle noortwaert naest gelant is rutgher gherytsz ende henric sijn zn., anno 1417. In o.a. de Resolutieboeken van het stadsarchief van Amersfoort komt vanaf 1436 met enige regelmaat een Henric van Hilhorst voor. Deze Henrick kan de zoon zijn van Aernt van Hilhorst maar mogelijk ook van Rutger?
11 Pau 30, p.288-289r
12 Pau 31 p.152 e.v.
13 HUA, Stadsarchief I Toegangsnr. 701-1, Inventarisnr. 16, fo 16v en 19v 14AE,APoth, Inv.nr 975, anno 1454.
15 AE, Transportregisters 436-1 fo 97v, Cely was gehuwd met Meister Getyt Rycoutsz
16 Ibidem, Rutger ende Gerbrant als omen der kynderen [van Roelof Gout, echtgenoot van hun overleden zuster?, RH] anno 1482.
17 Pau 33,
18 AE,Archief van het Sint-Pieters- en Bloklands Gasthuis [PBG] Inv.298 anno 1514.
19 Pau 34, p.162/fo 101
20 Pau 30, p.282, 292v, en 354v: als eigenaar van aangrenzende percelen.
21 Pau 30, p.316v
22 Pau376, p.262
23 Ibid. p.263
24 `Ammersfordia' werd in matrikels van (buitenlandse) universiteiten niet alleen gehanteerd voor studenten uit de stad Amerfoort maar ook door studenten afkomstig uit de omgeving, die gemakshalve de dichtstbijzijnde stad opgaven als plaats van herkomst.
25 Leen Alberts, Namen! ijst van Amersfoortse Studenten aan Universiteiten (1370-1650), Amersfoort 2004.
26 HUA, Buurspraakboek Stadsarchief I toegangsnr. 701-1, inventarisnr. 16, fo 84v: geregistreerd als nieuwe burger van Utrecht in 1467.
27 GAS, Rechterlijke Archieven 1143 fo 67, genoemd in schepenboek: Rutger Gerritsz Hilhorst
28 AE,PBG 1128 en APoth 976.
29 AE, Stadsarchief 4327-136. Vergelijk ook: HUA, Pau 245 zegelfragment anno 1537.
30 AE, APoth 978 en 1067. HUA, Pau 219 anno 1547.
31 J.A. deBoo, Familiewapens, Den Haag 2008, p.151-153.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.