Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Abram P. Stokhof de Jong

Wim de Kam en Frans Stokhof de Jong

Aan de kunstenaar Stokhof de Jong is eerder aandacht besteed in dit blad. In het voorjaarsnummer van 1993 (23e jaargang nr.4) heeft J.W. van Steendelaar een artikel aan hem gewijd naar aanleiding van een expositie over zijn werk in het Museum Oud Soest. Nu is er naar aanleiding van de herdenking van de 100e geboortedag van deze kunstenaar opnieuw een expositie aan hem gewijd Die expositie is veel omvangrijker dan die in 1993 en er worden veel nieuwe aspecten van zijn werk en leven getoond De expositie duurt tot 25 september 2011. Als u deze bijzondere expositie nog wil zien dan moet u er dus snel bij zijn. Voor het tijdschrift Tussen Vecht en Eem hebben wij een artikel geschreven over het leven van Abram, dat op verzoek van de redactie hierna is afgedrukt.

Wie was Abram Stokhof de Jong?
Hij is geboren op 11 mei 1911 te Amsterdam en overleden op 12 augustus 1966 tijdens een vakantie in Italië. Van 1941 tot 1960 heeft hij gewoond in Soest. In 1999 heeft zijn toenmalige weduwe Ans Stokhof de Jong-Sinnige een boek uitgegeven getiteld 'Leven en werken van Abram Stokhof de Jong — Monumentaal kunstenaar' dat volgens haar voorwoord " is bedoeld als nalatenschap van Abram Stokhof de Jong opdat de aandacht voor zijn kunstwerken behouden blijft". In voormeld boek is een biografische schets opgenomen, waaruit we mede voor dit artikel de nodige gegevens hebben geput. De biografische schets is voor een groot deel gebaseerd op gegevens die zijn opgenomen in een 'dagboek' dat de kunstenaar heeft nagelaten. Daarbij moet worden opgemerkt dat het `dagboek' niet een dagboek is in de betekenis die daaraan normaliter wordt gegeven. Het' zijn herinneringen van de hoofdpersoon die in een tijdsbestek van enkele maanden zijn opgeschreven, eind 1935 en begin 1936 toen hij al ruim 24 jaar oud was. De herinneringen kunnen mede ingekleurd zijn door de gemoedsgesteldheid van de schrijver op dat moment. Als vaststaand kan worden aangenomen dat Abram een moeilijke jeugd heeft gehad. Na zijn geboorte bleek zijn moeder aan tbc te lij den en werd opgenomen in een sanatorium. Binnen drie jaar stierf zij. Vader Stokhof bleef met vijfjonge kinderen alleen achter. Abram , de jongste, werd na een halfjaar te zijn verzorgd in een ziekenhuis opgenomen in het gezin van een collega van de fabriek waar zijn vader werkte. De pleegouders konden echter vanwege hun zorg voor arbeidsinkomen en om gezondheidsredenen niet veel tijd aan Abram besteden, waardoor deze zich vaak eenzaam voelde en een deel van 'de opvoeding' op straat kreeg. Over een periode dat hij samen met z'n pleegouders was verhuisd naar een pension/kosthuis voor kleurlingen (West-Indiërs), waarvan zijn pleegouders als conciërge waren aangesteld, schreef hij in zijn `dagboek'(nogmaals op basis van herinnering!): "Door een zekere verwaarlozing van mijn opvoeding (door de drukte) . De omgang met een ander ras menschen. Het geld wat mij overvloedig werd toegestopt (ongezien), vloeken, ongepaste taal enz. In mijn omgeving vechtpartijen, dronkenschap, krankzinnig worden van één der mannen waar ik veel mee omging. Ondanks de oorlog had ik overvloedig te eten terwijl de vriendjes waar ik mee omging niet half genoeg te eten kregen en wat voor vriendjes, meestal uit steegen en sloppen. Het schoorm, plat gezegd. Als kind van 6 jaar zag ik al onzedelijke handelingen van jongens (ongeveer 6 jaar) met elkaar. Die dingen hebben zo'n sterke indruk op mij gemaakt dat ik die nooit zal vergeten"

Abram schreef dat die periode een stempel had gelegd op zijn karakter. Wat hij hiermee precies bedoelde is niet erg duidelijk. Wellicht had hij op het oog 'het bouwen van een eigen wereld om zich heen'. Op de lagere school bij de broeders, waar hij een matige leerling was, droomde Abram veel in zijn eigen wereldje. Een gebeurtenis in die periode is in ieder geval in zijn latere leven van blijvende betekenis geweest. Hij werd plotseling ernstig ziek: roodvonk en daarna hersenvliesontsteking. Voor zijn leven werd gevreesd. Hij verloor het goede zicht van zijn rechteroog en werd doof aan zijn rechteroor. Vanaf die tijd richtte hij zich nog meer op zichzelf. Na enkele jaren mulo onderwijs wilde zijn pleegvader dat hij zou gaan werken. Hij had verschillende baantjes maar meestal niet van lange duur. In zijn vrije tijd was hij bezig met tekenen. Hij had het geluk een jongen te leren kennen, die bij hem in de buurt woonde waarmee hij bevriend raakte. Deze vriend was op een tekenclub en dat was het begin van Abram om tekenles te nemen in clubverband. Via deze vriend leerde hij ook Jan Beerends kennen die kunstcriticus was. Door gesprekken van allerlei aard en museabezoek werd Abram's belangstelling voor kunst en cultuur steeds groter. Hij bleef dromen over een betere en mooiere wereld waaraan hij zou kunnen meewerken. Een probleem was echter: er was geen geld voor een goede opleiding. Het beeld dat uit het 'dagboek' oprijst is dat van een jongeman die ook in 1935 nog overwegend afhankelijk is van anderen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om een financiële afhankelijkheid van anderen. Die afhankelijkheid werd door A bram als zeer frustrerend ervaren. In het 'dagboek' komt dat tot uiting door het zich afzetten tegen vooral zijn vader en in mindere mate zijn pleegvader die het verwijt kregen weinig zorg en liefde te geven. Met 'weinig zorg' werd dan vooral ook bedoeld weinig geld voor de opleiding. Hoewel dat laatste feitelijk wel juist is, is de houding van de ouders wel enigszins begrijpelijk gelet op de financiële crisis in de jaren dertig en de 'prestaties' en houding van de dromerige Abram in die tijd .Het is in ieder geval niet sterk afwijkend van hoe in dat opzicht ook in andere gezinnen werd gereageerd op dergelijke omstandigheden. Het is niet uitgesloten dat in het zich afzetten tegen z'n eigen vader ook meespeelde dat er enige gelijkenis was in karaktertrekken tussen vader en zoon. Abram wilde daar niets van weten, hoewel hij wel oog had voor moeilijke aspecten van zijn eigen karakter. Wanneer in z'n pleegouderlijk gezin de opmerking werd gemaakt "Je bent net als je vaar" ervoer hij dat als zeer kwetsend. In zijn dagboek schreef hij "... het snijdt door mijn ziel soms omdat ik juist zoo'n afkeer heb van hem".

Het gemis aan onafhankelijkheid/ zelfstandigheid lijkt dieper van aard te zijn dan uitsluitend financiële afhankelijkheid. Zo schreef Abram in z'n dagboek

"Nu is er weer eens Kerst geweest. 't Beteekent 2 dagen gedwongen kerk gaan en ook nog ter communie. Nu dat doe ik dan maar, er zit niets anders op. Hoewel ik mij een huichelaar vindt om het te verdommen. Maar dan sta ik zoo buiten de deur. Je mag niet eens denken zoo als ik wil, geestelijke vrijheid is bij ons thuis uitgesloten. 't Zit mij al jaren dwars. Ik krijg gewoon afkeer ervan wat zij daardoor zelf gekweekt hebben. Ondanks alles is nooit een christelijke geest bij ons aanwezig, de een maakt de ander 't leven onverdraaglijk".

Abram was een religieus en gelovig mens en is dat heel z'n leven gebleven. Wellicht dat het daarom enigszins vreemd overkomt dat hij zich in bovenstaande passage afzet tegen de kerkgang en het ter communie gaan. Voor hem betekende de religieuze boodschap echter vooral het praktiseren van liefde voor God en de medemens uit innerlijke overtuiging en ervoer hij de tegenstelling tussen en gedwongen leer en een daarmee niet in overeenstemming zijnde praktijk in het leven van alle dag als onverdraaglijk.
Tegen het instituut kerk en z'n vertegenwoordigers koesterde hij een zeker wantrouwen en volgens zijn dagboek was dat al ontstaan tijdens de schooltijd. Zie de volgende passage: "Niets kan mij zwaarder raken dan dat ik tot spot voor de klas stond en nooit heb ik dien man meer kunnen verdragen. Terwijl hij het misschien maar als een grapje heeft beschouwd. Even als een kapelaan die een jongen een pak slaag gaf, hem trapte en tegen de grond smeet. Ik weet zeker dat zulke dingen mij tot een wantrouwen tegen over geestelijken heeft gebracht"

Een opmerking van de pastoor die eens gezegd heeft "U zal niet veel plezier van dien jongen hebben" zal daartoe ook hebben bijgedragen. Hoewel Abram over de christelijke geest soms ook wel enigszins romantische opvattingen had (sommige passages in zijn 'dagboek 'getuigen daarvan) was het geven en krijgen van liefde een thema dat hem uitdrukkelijk bezig hield. Met name toen zijn zus Stien in het krankzinnigengesticht te Noordwijk werd opgenomen schreef hij daarover in zijn dagboek: "Ik heb nu spijt dat ik voor haar niet meer liefde heeft getoond, dan was het leven voor ons beide misschien mooier geworden".

Een paar dagen daarna noteerde hij: "Ik zou wel altijd met haar om willen gaan, maar dan ik alleen en zou niet kunnen verdragen dat zij zich ook aan anderen gaf. Ik zou dit ook vast zeggen als ik haar sprak, dat ik veel met haar op heb. Misschien geeft zoo iets veel levensvreugde? ".

Die claim van dat alleenrecht dat uit deze passage naar voren komt is een opmerkelijke trek van de schrijver die ook op andere plaatsen uit het dagboek blijkt.

Abram wilde in z'n jeugd niet alleen liefde schenken maar ook uitdrukkelijk ontvangen. Op 26 november 1935 schreef hij: "Een beetje liefde mag ik heus wel hebben in dit leven van wanhoop en teleurstellingen".

Die wanhoop en teleurstellingen hadden behalve met belemmeringen om zich volledig aan de kunst te wijden, te maken met de zorg om Stien en de vrees en/of wetenschap dat hij mogelijk hetzelfde had als waarmee Stien worstelde. Op 1 december 1935 schreef hij in z'n dagboek:

"Van avond ben ik met mij broer Piet gaan lopen en hebben wij gezwamd over ons karakter in verband met Stien. Ach ja, wij hebben ten slotte allen dezelfde moeilijkheden. Wij zijn voor en met ons zelf. Fantaseeren en nog eens fantaseeren. Als ik 's morgens opsta is het vaak met hoofdpijn. Daar van kan ik haast niet uit mijn bed komen zo diep ben ik in gedachten... .Over de onbenulligste dingen kan ik hele dagen zitten denken en fantaseren. Men zegt dat ik stug ben en niets zeg, waar ik ook heel geen behoefte aan heb. Ook niet als ik iets beleefd heb. Steeds heb ik iets in m'n hoofd en als ze dan tegen mij praatten of per ongeluk stooten hindert mij dat erg. Ik voel ook wel dat het verkeerd is, maar het is moeilijk om tegen te gaan. Mijn denken en fantaseren is soms zelfs een genot al krijg ik er vaak hoofdpijn van. Soms ben ik maar bang dat ik ook eens gek zal worden, en een andere keer vind ik 't fijn."

Ondanks de vele problemen in z'n jeugd, de vele momenten van depressiejusteloosheid en radeloosheid, de grote mate van (financiële) afhankelijkheid loopt als een rode draad door het dagboek, dat abrupt stopt in januari 1936, de droom en de wil om een vrij kunstenaar te worden. Het lijkt hier en daar zelfs het romantische beeld te bevestigen van een kunstenaar die geplaagd wordt door altijd durende geldzorgen en getormenteerde fantasieën, maar desondanks of dankzij die plagen en kwellingen die in de aanloop tot het kunstenaarschap een belangrijke rol speelden, creatief werk tot stand kon brengen dat de moeite waard is om ook van latere generaties aandacht te krijgen. In de aanloop naar het kunstenaarschap was de laatste fase, de opleiding aan de Rijksacademie voor beeldende kunst te Amsterdam erg belangrijk. In 1935 werd hij toegelaten. Na zijn keuze voor de richting 'monumentale schilderkunst' was zijn belangrijkste leermeester prof. Campendonck. Gedurende de academiejaren kreeg hij ook enkele zelfstandige opdrachten ( o.a. voor een Retraitehuis in Bergen; zeven ramen en een koepelschilderij) Na het verlaten van de academie heeft Abram enige tijd praktisch gewerkt op het atelier van glazenier Karel Trautwein te Haarlem. Dankzij Jan Beerends kwam hij ook in contact met Vok Keijsper te Alkmaar die in een toneelgroep Alberdinck Thijm speelde. Voor die groep verzorgde hij decors en kleding en er ontstond een vriendschap met deze 'sponsor' die een groot bedrijf had in kaas en comestibles. In 1941 vestigde Abram zich met hulp van Vok Keijsper in een oud leegstaand kerkgebouwtje in Soest dat na restauratie de naam kreeg 'Het Witte Paard'. Tot de komst naar Soest heeft zeker bijgedragen het feit dat Jan Beerends was aangesteld tot directeur van de volkshogeschool Drakenburgh te Baarn en zich in deze omgeving had gevestigd. Bij de opening van z'n eerste expositie in 1941 in zijn gerestaureerde atelier hield zijn vriend Jan Beerends een inleiding over 'Het wezen van de kunst'. Tijdens deze expositie zag Abram ook voor het eerst zijn latere vrouw. Hij trouwde in 1942. De vestiging in Soest had tot gevolg dat in de loop van de daarop volgende tijd in die plaats en in de regio tal van opdrachten door Stokhof de Jong werden uitgevoerd. Overigens beperkten de opdrachten zich niet tot de regio.

Stijl en aard van de kunstwerken
Abram was een kunstenaar die meerdere facetten van de beeldende kunst beheerste. Zo maakte hij niet alleen glas-inloodramen, maar ook mozaïekwerk en muurschilderingen. Hij beklemtoonde in vraaggesprekken altijd de noodzaak tot beheersing van de ambachtelijke aspecten van zijn vak omdat alleen op die basis naar zijn mening het vrije spel van de artisticiteit kon plaatsvinden. De uitgevoerde werken waren zowel van religieuze als profane aard. Hoewel Abram Stokhof de Jong geleidelijk aan een eigen stijl ontwikkelde en zich daarbij wat losmaakte van de 'academische leermeesters' kan zijn stijl niet los worden gezien van de kunststromingen die in de eerste helft van de twintigste eeuw in Europa ontstonden. Het expressionisme was zo'n stroming, waarbij de kunstenaar, onder andere als reactie op het Impressionisme, niet zozeer de werkelijkheid wilde weergeven zoals die door de kunstenaar werd gezien, maar vooral zijn innerlijke gevoelens, ideeën en spanningen ten aanzien van die werkelijkheid wilde 'uitdrukken'. Binnen die hoofdstroming zijn weer verschillende stijlen te onderscheiden. In de Nederlandse kunstgeschiedenis maakt men ter verfijning en onderscheiding van de verschillende stijlen vaak gebruik van het begrip School. Eén van de Scholen is de zogenaamde Limburgse School, die in de periode van 1918 tot 1940 tot volle bloei kwam. Een omschrijving waarvoor de Limburgse School staat luidt: "Toegepaste kunst: schilderijen, wand- en glasschilderingen in R.K. kerken, veelal in een licht romantisch expressionisme. Charles Eyck, Henri Jonas en Joep Nicolas". Zoals uit de naamsaanduiding van de School alsmede uit de namen van de kunstenaars kan worden afgeleid kreeg deze ontwikkeling vooral in Limburg gestalte. Het accent lag daarbij inderdaad op religieuze kunst, maar er kwamen ook tal van opdrachten uit het bedrijfsleven. Stokhof de Jong sloot naar geest en opvatting haast volkomen aan bij de Limburgse school, onder wie deze kunstenaar in Henri Jonas een grootmeester erkende. Allengs werd na de tweede wereldoorlog en zeker vanaf de zestiger jaren de kritiek op de Limburgse School steeds luider en de opdrachten voor de kunstenaars behorende tot die stroming geringer. Ook Stokhof de Jong kreeg daarmee te maken. Momenteel valt echter weer een groeiende belangstelling voor de kunstontwikkeling uit de eerste helft van de vorige eeuw, waaronder die voor de kunst van de Limburgse school, te constateren. Ook de vroegere critici kijken er anders tegenaan. Zo merkte een oudleerling van Stokhof de Jong enkele jaren geleden in een krantenartikel op:"In de loop der jaren is mijn kijk erop veranderd. Ik heb in de loop der jaren ook werk van Stokhof gerestaureerd. Als je zijn werk onder handen hebt, dan merkt je wel met hoeveel aandacht voor verhoudingen, kleur en materiaal hij heeft gewerkt. Ik heb er veel meer waardering voor gekregen". [1] 
In de latere fase van zijn leven is ook de kunstenaar Stokhof de Jong wat meer gaan experimenteren.

Werk van Stokhof de Jong in de regio
Het is ondoenlijk om aan alle werken van Stokhof de Jong aandacht te geven. Dat geldt voor de expositie maar meer nog voor dit artikel. Daarom zullen we ons beperken tot belichting van een aantal werken die in deze provincie zijn uitgevoerd en nog aanwezig zijn, zij het niet altijd meer in dezelfde context als waarin ze tot stand zijn gekomen. Als eerste richten we het vizier op Soest.

Soest
In zijn woonplaats heeft Stokhof de Jong veel opdrachten uitgevoerd. We willen ons echter richten op de toelichting van een bijzonder kunstwerk dat in deze plaats is vervaardigd . Tijdens de oorlog ontving de kunstenaar opdracht tot het vervaardigen van een muurschildering in het priesterkoor van de Heilige Familiekerk aan de Willibrordusstraat. De muurschildering is in secco-techniek uitgevoerd op de achterwand van gele machinale bakstenen .Het lijkt alsof de verf in de steen is geëtst met als gevolg dat vuilopname beperkt is. De uitvoering van het werk was niet in alle opzichten een aangename bezigheid. Bij de toepassing van de secco-techniek wordt caseïne gebruikt. Dat is kaasstof, het eiwitachtig bestanddeel van melk. Gemengd met een bepaalde hoeveelheid hertshoornzout ontstaat een stijfselachtig product dat een penetrante lucht veroorzaakt en op de ogen en de keel slaat. De schildering loopt van boven uit in drie puntbogen; in de middelste boog is God de Vader afgebeeld tronend omgeven door engelen, de Geestesduif en daaronder een kruisbeeld ; in de bogen links en rechts engelen en daaronder vele heiligen in de onderste zone mannen, vrouwen en kinderen. Het geheel behelst een voorstelling van de triomferende kerk. Hoewel de academietijd nog niet zo lang achter hem lag is in dit kunstwerk al te ontwaren het ontwikkelen van een eigen stijl en het enigszins afstand nemen van een al te sterk doorgevoerd schematisch denken en ordenen. De kunstcriticus Jan Beerends schreef over het kunstwerk in 1949 een kritiek die we kunnen onderschrijven: 'Weliswaar vertoont de compositie een verstandelijk goede structuur waaraan een bepaald schema ten grondslag ligt - en dit is een deugd - maar het schematische dringt zich niet aan ons op. De statische grondvorm wordt omspeeld door de bewegelijkheid van de contouren zoals in een vers het ritme de maat. De ongelijkheid van het steenoppervlak en de liniatuur van de voegen werken mee om het geheel het aanzien te geven van een geweldig groot, rijk gefigureerd wandtapijt [2]

Baarn
In het eerste jaar na de oorlog (1946) ontving Stokhof de Jong opdracht tot het maken van een glas-in-loodraam in de pastorie van de Heilige Nicolaaskerk in Baarn. De pastorie is in 1971 afgebroken en vervangen door een nieuwe. Het gebrandschilderde raam is toen geplaatst in de dagkapel van deze kerk, waar het zich nu nog bevindt. Dit is een voorbeeld van een verandering van de context van het kunstwerk, zij het dat in dit geval de verandering van de omgeving van beperkte aard is. In de dagkapel komt het raam ook zeker tot zijn recht. Het raam heeft de voorstelling van de Heilige Nicolaas te paard met voor hem de kinderen in de kuip en achter hem de meisjes voor het raam en de zak met goud beneden. Aan de onderkant is het gevecht op het concilie van Nicea in 325, oftewel het gevecht van de Kerkvaders afgebeeld. Volgens de overlevering speelde Nicolaas in dit gevecht en het vervolg van het concilie een belangrijke en beslissende rol.

Ankeveen
Na de muurschildering in Soest, het glas-in-loodraam in Baarn zullen we nu kort belichten de kruiswegstatie in de Sint Martinuskerk te Ankeveen, die hij in 1947 vervaardigde. Het was niet de eerste kruiswegstatie die hij maakte want al eerder had hij staties gemaakt voor een ziekenhuis in Alkmaar (1942) en voor een kerk in Ursem (1945) en een kerk in Amsterdam (1945). Het kerkgebouw van de Sint Martinus parochie in Ankeveen is in 1927/1928 gebouwd ter vervanging van een in slechte staat verkerende waterstaatskerk. De bekende natuurkenner en liefhebber Jac. P.Thijs se was enthousiast over de mooie heldere landelijke stijl van dit kerkgebouw. Dat oordeel had betrekking op de buitenkant. Op de website van de kerk staat vermeld:In de kerk zijn een aantal fraaie schilderingen en beelden te bezichtigen". [3] Wat de schilderingen betreft gaat het dan om een veertien delen tellende kruiswegstatie van olieverf op doek vervaardigd door Stokhof de Jong. De compositie is zeer figuratief opgesteld met een bijzondere ingetogenheid en sfeervol van kleurzetting. Een bezichtiging waard!. Afgaande op het geschiedenisboekje `Ankeveen, een beeld van een dorp' (J.Veenman) moet er ook in de afgebroken waterstaatskerk een kruiswegstatie zijn geweest. Mogelijk is die verloren gegaan bij de sloop van het gebouw. [4]

Amersfoort
Eén van de geliefde technieken van Abram Stokhof de Jong was het maken van mozaïeken. Vooral bij diverse schoolgebouwen heeft hij deze techniek toegepast. Behalve marmer gebruikte hij daarvoor ook stukjes van dubbel gebakken geglazuurde tegeltjes die zorgvuldig met de hand door de kunstenaar waren geknipt. Eén van de gebouwen waarvoor hij een mozaïek vervaardigde was de katholieke school voor buitengewoon lager onderwijs aan de Hooglandseweg in Amersfoort. Deze in 1955 gebouwde school was onder patronage gesteld van de aartsengel Michaël. Het 5 meter hoge mozaïek stelt deze aartsengel voor met twee kinderen over wie hij beschermend zijn arm uitstrekt. De originele ontwerpschets van dit kunstwerk is bewaard gebleven..

Hilversum
Hiervoor hebben we de schijnwerpers gericht op een aantal kunstwerken van religieuze aard. Stokhof de Jong heeft echter zoals reeds is opgemerkt ook kunstwerken gemaakt met een profaan thema. Zo heeft hij in 1958 in het Entreegebouw van het Gas- en ElectraBedrijf aan de Kleine Drift een glas-in-loodraam vervaardigd, waarvan het thema duidelijk is gekoppeld aan de functie van het bedrijf. Het is een zeer kleurrijke compositie waarvan het samenspel tussen krachtlijnen en kleurvakken met variaties in loodstrips in breedtes veel energie uitstraalt. Het energiegebouw zal binnenkort worden gesloopt. Door de inzet van de historische vereniging `Albertus Perk' zal het raam binnenkort een tweede leven gaan krijgen in een nieuw gebouw op het Regev-terrein. Wellicht dat het in de nieuwe context een symbool kan zijn voor de energie van mensen die in een rijk geschakeerde en kleurrijke wereldsamenleving de vlammen van hoop en liefde brandend houden en verder dragen. Voor de betekenis van het kunstwerk is immers niet uitsluitend de intentie van de kunstenaar bepalend, maar ook de ervaring van de beschouwer ervan.

Utrecht
Een ander kunstwerk met een profaan thema dat inmiddels sedert 1992 een tweede leven leidt bevindt zich in het Wentgebouw van het universiteitscomplex De Uithof. Het betreft glas-in-loodramen die in totaal een oppervlak beslaan van 17,5 meter. De ramen (eigenlijk gaat het om één raam dat oorspronkelijk vanwege de structuur van het gebouw in twee helften is verdeeld) zijn vervaardigd ten behoeve van het Farmaceutisch Laboratorium aan de Catharijnesingel . Wat de voorstelling betreft het volgende: Op de ene helft wordt het praktische en theoretische onderwijs uitgebeeld: de overdracht van kennis van ouderen aan jongeren. Daaromheen zijn de grondstoffen te zien die bestemd zijn om tot geneesmiddelen te worden verwerkt. Op de andere helft is de apotheker afgebeeld als vertrouwensman die adviezen geeft en als iemand die nauw samenwerkt met de arts. Een afzonderlijk tafereel vormt de Zon der Gerechtigheid, het symbool van de Universiteit van Utrecht die het geheel in haar stralen vangt. De verandering van locatie heeft er toe geleid dat de acht vlakken waarin de afbeeldingen zijn gecomponeerd anders zijn geplaatst dan op de oorspronkelijke locatie ( naast elkaar in plaats van boven elkaar). Hoewel dit met name voor het tafereel van de zon jammer is blijft het geheel ook op de nieuwe locatie een spannend spel van bewegingen en kleuren.

Amersfoort
Hoewel in de jaren zestig het aantal opdrachten voor het vervaardigen van religieuze aard terug liep kreeg de kunstenaar in die periode toch nog een belangrijke opdracht voor het maken van een tiental gebrandschilderde ramen in de St.Martinuskerk in Hoogland. Dat kunstwerk willen we ten slotte nog even belichten omdat hierbij evenals bij het kunstwerk in Utrecht duidelijk is dat de kunstenaar wat los kwam van de stijl van de Limburgse school hetgeen onder andere tot uiting kwam door het gebruik van fellere tinten waarbij het grisaille nog slechts werd gebruikt ter ondersteuning van de tekening en het aangeven van details. Door een sterke vlakverdeling konden vele elementen van de heilsgeschiedenis worden verbeeld, terwijl de eenheid gehandhaafd bleef door verbindende figuren en symbolen. Een criticus schreef: 'Stokhof de Jong heeft met deze gebrandschilderde ramen nieuwe mogelijkheden beproefd betreffende indeling, kleuren en karakter'. [5]

Noten:
[1]. Glazenier Alex Luiges in Algemeen Dagblad,regio Amersfoort van 7 oktober 2005
[2]. Katholiek Bouwblad nr.28, mei 1949
[3]. Zie www.kanparochies.nl
[4]. Zie www.europese-bibliotheek.nl/nl/ boeken/Ankeveen/
[5]. 'Het Centrum' — 18 april 1962

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto