Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Bespiegelingen over de familie Hilhorst aan de hand van familiewapens deel 2

Reinier Hilhorst

Dit artikel is in een serie van 5 afleveringen gepubliceerd in Van Zoys tot Soest in de nummers
Voorjaar 2011 deel 1,
Zomer 2011, deel 2
Herfst 2011, deel 3
Winter 2011, deel 4 en
Voorjaar 2012, deel 5

DEEL 2

In deel I is het wapen met vrijkwartier van de tak Gerrit Gerritsz uit de oude stam van het geslacht Hilhorst behandeld, simultaan met dat van Rutger van Hogerhorst. Ook het wapen met zes lelies van de Amerfoorts-Utrechtse familie van Wouter Reyersz van Hilhorst is daarin meegenomen. In dit deel komen de gebroeders Jan, Gijsbert en Aernt Gerritsz van Hilhorst met hun nazaten aan bod.

Jan Gerritsz en Gijsbert Gerritsz Hilhorst
Binnen de oude stam is van de broers Jan Gerritsz en Gijsbert Gerritsz Hilhorst geen wapen bekend. Even heb ik me afgevraagd of Jan Gerritsz Hilhorst dezelfde zou kunnen zijn als ene Johan Gheryts zone, schepen van Amersfoort vanaf 1402. Maar deze veronderstelling is onjuist gebleken aangezien Jan Gerritsz Hilhorst is overleden kort voor of in 1420, terwijl Johan Gerritsz in april 1421 zegelde en dus toen klaarblijkelijk nog in leven was.
Jan Gerritsz Hilhorst had nogal wat goederen in Soest. Onder andere in de Kriexhoeve, in de Rycmanshoeve en in het Overveen. In de Kriexhoeve bezaten Aernt Hilhorst en Jan, ghebrueders samen anderhalf vierendeel [1]. Bij de 'halve hoeve' aan bezittingen in de Rycmanshoeve werd in de lijst van de Paulusabdij uit ca 1420 na het overlijden van Jan zijn naam doorgehaald en geactualiseerd met die van een ander familielid, te weten Gerrit Hilhorst.
Jan Gerritsz Hilhorst had nakomelingen. Zeker is dat hij een dochter Ermgart had. Ermghert Jan Hilhorstdr verkreeg in 1420 na de dood van haar vader haar erfdeel in de Kriexhoeve en het Overveen. Ongeveer de helft daarvan droeg zij vervolgens over aan Alith Jan Hilhorstdr (haar zus of mogelijk haar achternicht). Ermgart was getrouwd met Johan Willemsz Gout. Dit echtpaar woonde in 1388 in Amersfoort want de echtelieden worden in een charter als 'burgers' van deze stad aangeduid [2]. In 1391 staan zij beschreven als eigenaar van een belendend perceel in het stadsdeel 'de Haag' [3]. Vooralsnog lijkt het erop dat de tak van Jan Gerritsz niet is voortgezet in de mannelijke lijn. Zijn dochter Ermgart heeft in ieder geval de genen doorgegeven aan haar kinderen bij Jan Willemsz Gout.
Het doen en laten van Gijsbert Gerritsz van Hilhorst kunnen we aan de hand van beschikbare stukken vanaf 1397 volgen. Hij kocht onder meer land aan in het gebied 'De Beek' in Soest [4]. Zijn bezit nam gestaag toe maar hij overleed reeds in 1411 en liet een weduwe en twee zonen na: Jan Gijsbertsz en Aernt Gijsbertsz.
Zoon Jan stierf op de relatief jonge leeftijd van ca 30 jaar in 1418, enkele jaren na zijn vader. Jan was getrouwd met ene Lysbeth en had nakomelingen, maar of zijn kinderen de stamreeks hebben weten te continueren is onduidelijk. In 1419 trad Aernt Gijsbertsz op als voogd van Alyt, de dochter van zijn overleden broer Jan, om haar erfgoederen te beheren tot zij meerderjarig zou zijn. Vele jaren later, in 1436, droeg Alyt Jan Gijsbertsdr met haar man Jan van Rijth Jansz diverse goederen over aan Henric Jacop Goedensz [Stael]. De man van Alyt wordt in 1437 in de Resolutieboeken van Amersfoort nog een keer genoemd maar daarna zijn geen verdere vermeldingen van hen gevonden [5].
Het is niet uitgesloten dat een mogelijke broer van Alyt, een Gijsbert Jansz [Hilhorst], zich elders heeft gevestigd maar dat onderzoek loopt nog.
En dan is er nog ene Jan Janszoen van Hilhorst die in 1429 Utrechts burgerschap verkreeg [6]. Is hij een zoon van Jan Gerritsz Hilhorst of misschien de zoon respectievelijk kleinzoon van de hiervoor genoemde Jan Gijsbertsz Hilhorst en Gijsbert Gerritsz Hilhorst? Deze Jan Jansz laat, naar mijn weten, in de regio Eemland echter geen enkel spoor na.

Aernt Gijsbertsz Hilhorst en zijn zoon Gijsbert Arntsz
Aernt Gijsbertsz Hilhorst kocht in 1428 een hofstede in de Doemsche hoeve. Hoewel hij meerdere goederen bezat is met name deze aankoop, maar ook het latere transport, bijzonder interessant vanwege de informatie over de famliebetreldcingen. De overdracht vond plaats voor het Soester gerecht: Schout Aernt van Hilhorst en de schepenen van Soest oorkonden dat Evert van den Doem heeft overgedragen aan Aernt Gijsbert Hilhorstsz een hofstede (..) strekkende van de Brink tot aan de Overenwech, aan de noordzijde begrensd door het land van Aernt van Hilhorst [de schout en oom van Aernt Gijsbertsz], aan de zuidzijde door Rutger Rutger Hilhorstsz [7] . Door deze transactie werd het goederenbezit van verschillende leden uit de familie als het ware tot een keten van aangrenzende landerijen gesmeed. Echter, in 1442 werd hetzelfde goed weer verkocht: Aernt Gijsbert Hilhorstz heeft overgedragen aan Alyt, de weduwe van Hein Coninc,een huis en een hofstede met een stuk land, strekkende van de Brink tot de Overenwech, aan de zuidzijde begrensd door land van Jonkheer van Gaesbeek, aan de noordzijde Heinric Weinck Aerntse. [8] Het belendend perceel aan de noordzijde dat in 1428 nog van Aernt van Hilhorst was heeft veertien jaar later in Heinric Weinck een nieuwe eigenaar gekregen; op hem kom ik later terug. Het zou me niet verbazen dat met Alyt, als nieuwe eigenaresse, het goed in de familie is gebleven. Wellicht was zij de dochter van Jan Gijsbertsz, Aernt's broer, of de dochter van zijn oom Jan Gerritsz Hilhorst?
In de Rekeningen van het Bisdom uit 1426-'27 treffen we een paar keer de naam van een Aernt Gijsbertsz aan. Het was de tijd van het Stichtse Schisma (1423-1433). Rudolf van Diepholt was in een felle strijd gewikkeld met Zweder van Culemborch om de bisschopszetel. Pas met de natuurlijke dood van Zweder in 1433 was de angel uit het conflict. De aanspraak die beide heren maakten op het bisschoppelijk ambt leidde een periode in van stevige onlusten. Het lijkt erop dat Aernt Gijsbertsz zich heeft geschaard aan de zijde van heer Zweder van Culemborch. Een aantal getrouwen van Zweder werd door Rudolf van Diepholt tot balling veroordeeld en tijdelijk in hechtenis genomen. Rentmeester Gerrit de Keyser heeft onder opbrengsten en uitgaven over de periode 1426-1427 genoteerd: Item gegeven voir Aernt Ghijsbertsz cost,die hi verteerde in der Eem [Huis ter Eem, het kasteel bij Eembrugge] bij de maerscalc 5 B[eyersche] guldens. En verder: Item gegeven een wagenman, die Aernt Ghijsbertsz uut der Eem brocht 1 B gulden. Zo staat er voorts onder Opgheboert van der Ballinghen ende vijanden goide (..) Item van Aernt Gysbertssoens-landt ende ander gevangen goide, en is dit jaer niet aff gecoemen om des oerlochs wille [9]. Verderop in de rekeningen vinden we: Dese na bescreven sin noch gevangen waaronder Aernt Ghijsbert soen, Bartout Pouwels soen [vanden Zande?] van Amersford (..), Jorden Puoyt van Amersford, Gerijt Jansz van Amersford en Pouwels Bartouts soen [10] . Zou het hier om Aernt Gijsbertsz Hilhorst kunnen gaan?
Zijn zoon kennen we onder de naam Gijsbert Arntsz (ca 143541508). Dan weer treffen we hem MET dan weer ZONDER zijn familienaam Hilhorst aan. Omdat hij zaken deed rond het overslaggebied bij de Melm werd hij ook wel Gijsbert Arnts op die Melm genoemd. Hij deed op verschillende gebieden van zich spreken. Hij zal hoofdzakelijk in turf hebben gehandeld maar ook begaf hij zich, incidenteel, in de makelaardij van schepen [11]. Over pachtrechten in het gebied rond de Melm, om precies te zijn de Gerritgensweg waar de schuren voor turfopslag moeten hebben gestaan, heeft hij een slepend conflict gehad met ene Ave. Deze Ave werd in een akte van lijftocht uit 1464 de weduwe van Evert Jacobsz [Stael] genoemd [12]. Dat geschil werd in eerste instantie, na tussenkomst van twee raadslieden, in het voordeel van Gijsbert beslecht: indersaken tusschen aveevertsop dijen een ende ghijsbrecht aerts op die ander zijde hebben wouter vander maet ende jan van ijsselt onse R[ade ] beslist (.) dat ave voirscreven onrecht had (.), anno 1469 [13]. Maar Ave legde zich niet bij dit oordeel neer en heeft tot op hoge leeftijd doorgestreden om alsnog haar gelijk te halen. Het zou tot 1488 duren voor een rechter, na bemiddeling van bisschop David van Bourgondië, de zaak zou schikken.
Een jaar of tien geleden stuitte ik op een passage in de archieven van de Bisschoppen van Utrecht. Daaruit bleek dat Gijsbert Arntsz op voorspraak van de ingelanden in de gunst moet zijn gekomen bij de bisschoppelijke benoemingscommissie, want op 19 maart 1469 werd hij beëdigd door David van Bourgondië als heymraet opten Slaeschen dyck bij Amersfoirt [14]. De aanstelling was voor onbepaalde tijd - althans zolang - tot door de bisschop besloten werd tot wederopzegging. Het ambt hield in dat hij jaarlijks samen met de schout van Zeldert en met drie andere heemraden was belast met het schouwen van de dijk en verslag moest uitbrengen over de conditie van de Slaagse dijk.
Gijsbert Arntsz trouwde met Beatrijs Doys van der Borch, een kleindochter dan wel een nazaat van Steven vander Borch en Margriet Gerritsdr de Beer. Of Gijsbert en Beatrijs zonen hebben gehad is niet bekend. Er is tot op heden nog geen opvolging in mannelijke lijn ontdekt. Wel weten we dat zij een dochter Ursula hadden, ook wel Russelt(!) genaamd. Was haar grootmoeder misschien Russelt Gysbert Smeetsdr [15]?
Ursula Gijsbert Arnt Hilhorstdr trouwde Willem Berntsz Schade en na zijn dood Engbert Geerlofsz. Uit haar beide huwelijken zijn nakomelingen bekend.

Maar nu de heraldiek.
Rond het vermeende wapen van Gijsbert Amtsz zijn wat vraagtekens gerezen. Feitelijk deed het probleem zich al eerder voor bij determinatie van het (enige) zegel van Aernt Gysberts soen, scepen tot zoess, op sinte mertijns dach translatio 1461.
Het wapen uit 1461 heeft boven drie lelies naast elkaar en beneden een bemmel, ook wel schaaktoren genoemd, getopt(?) met een ster. Het zegel mist helaas delen van het randschrift. Het betreffende wapen is, in vergelijking tot de andere familiewapens Hilhorst, zonder meer a-typisch te noemen; het staat buiten die traditie. Op basis van de herautstukken en de rangschikking daarvan in het wapenschild drong de vraag zich op of de werkelijke identiteit van de rechtmatige eigenaar wel overeenstemt met die van vader Aernt Gijsbertsz Hilhorst [16]?
Zegels aan twee eerdere schepenbrieven uit 1449 en 1450 zetten mij aan tot een nader onderzoek [17]. Er is namelijk iets merkwaardigs aan de hand. In de obligate aanhef van deze beide charters staat, zoals gebruikelijk, de aanwezige schepenbank beschreven. Een van hen is Aernt Gysbert Henricsz. Die extra toevoeging `Henricsz' en de beeltenis op het wapenschild wijzen ondubbelzinnig in de richting van de Henrick Gijsbertsz clan'. Van dit Soester geslacht hebben de nazaten zonder uitzondering gezegeld met dit specifieke blazoen, namelijk het wapen met `bemmel'. De conclusie luidt dat er gelijktijdig twee personen met de naam Aernt Gijsbertsz in dezelfde omgeving moeten hebben geleefd. Eén behorend tot de familie Hilhorst en één afkomstig uit de familie 'Henricsz'. Na zorgvuldige bestudering van de zegels is gebleken dat schepen Aernt Gijsbertsz uit 1461 dezelfde persoon moet zijn als de Aernt Gijsbert Henricsz die reeds in 1449 en 1450 als schepen van Soest optrad. Maar ook het extra patroniem is een indicatie dat er geen sprake kan zijn van een Hilhorst. Met een toevoeging `Gerritsz' zou een link naar de familie Hilhorst zeer wel denkbaar zijn geweest. De naam 'Henricsz' daarentegen is moeilijk terug te voeren tot de oude stam Hilhorst.
Toch lijkt er wel degelijk enige verwantschap te bestaan tussen beide families. Henrick Gijsbertsz vertegenwoordigt Wendelmoet Aernt Hilhorstdr bij de overdracht van leengoederen, blijkens een akte uit 1423. En in dezelfde akte wordt hij genoemd als een van de vier maechtale van Eest [Elisabeth] Jansdr Gout, de kleindochter van Jan Gerritsz Hilhorst. Die zogeheten maechtalen waren vier bloedverwanten uit de bij de transactie betrokken families; naar evenredigheid twee van vaderszijde en twee uit de familie van de moeder.
Maar het probleem rond het wapen van Gijsbert Arntsz is daarmee nog niet opgelost.

Wanneer we de verschillende afschriften in de boeken van de Paulusabdij erop naslaan blijkt uit de beschrijvingen dat er nauwelijks twijfel kan bestaan dat Gijsbert Arntsz en/of Gijsbert Arntsz Hilhorst een-en-dezelfde persoon zijn. Vreemd genoeg zegelt een Hilhorst, in de persoon van Gijsbert Arntsz, met een wapen dat formeel toebehoort aan de Soester familie waarvan Henric Gijsbertsz (schout en schepen tussen ca 1433 en 1450) de eerste in de lijn is die het zegel met de drie lelies en de `bemmel' voert.
Des te opmerkelijker is het dat nota bene ene Evert Arntsz, de kleinzoon van eerder genoemde Ave Evert Jacobsz weduwe, ook een soortgelijk zegel heeft! Evert wordt verondersteld een lid van de familie Stael te zijn, zo blijkt uit een studie van Jos G.M. Hilhorst [18]. Hij was schepen van Soest in de jaren tussen 1486 en 1498 [19]. Van de familie Stael weten we dat zij weinig consistent is in haar wapenvoering. De diversiteit in wapenafbeeldingen bij deze familie is overigens in de meeste gevallen eenvoudig te verklaren. Het zal moeten blijken of bij Evert Arntsz sprake is van zogeheten usurpatie, dat wil zeggen het voeren van het wapen van een geslacht waartoe men niet behoort. De vraag blijft evenwel onbeantwoord waar Gijsbert Arntsz het recht aan ontleent om het wapen van de familie van Henric Gijsbertsz te mogen voeren.
Wel aardig om in dit verband nog even te vermelden dat Evert Arntsz in 1496 goederen aan de Gerritgenweg, waar ooit onenigheid over bestond met Gijsbert Arntsz, overdroeg aan diezelfde Gijsbert Arntsz Hilhorst [20].
Het is maar goed dat zijn grootmoeder zaliger Ave Everts van dit feit geen weet heeft gehad.

Aernt van Hilhorst en zoon, het wapen met de ruit
Aernt van Hilhorst (ca 1370-ca 1436 [21]), was onder meer schout van Soest. Zoals te zien is in de afbeelding heeft zijn wapen geen vrijkwartier. Op die plaats bevindt zich een ruit. 
Hoewel hij tijdens zijn ambstperiode van schout, tussen 1426 en 1430, nooit met patroniem gesignaleerd is blijkt uit diverse stukken dat hij een zoon van Gerrit was. Zoals eerder ter sprake gekomen is bezat hij samen met zijn broer Jan landerijen in de Kriexhoeve te Soest wat volgt uit de vermelding Aernt Hilhorst ende Jan gebrueders. Daarnaast had hij nog diverse andere goederen in eigendom. In 1423 doet hij een vierdeel veenland gelegen in de Rycmanshoeve van de hand [22].
Hij treedt een aantal keren op als oom van en voogd over Ermgart, de dochter van zijn broer Jan Gerritsz Hilhorst. Met Dit is Aernt Hilhorst brief myt zinen gesellen voerscreven vangt een afschrift aan uit 1406 waarin tijnsgoet aan hem wordt overgedragen [23]. Al eerder treffen we hem aan als belendend eigenaar in 1401 [24]. Maar ook als tijnsgenoot van de Paulusabdij tussen 1416 en 1422 wordt hij diverse malen genoemd. In twee gevallen wordt zijn naam, bij hoge uitzondering, voluit met patroniem geschreven: Aernt Gerrit Hilhorstsz [25].
Aernt had een dochter Wendelmoet, die naar alle waarschijnlijkheid getrouwd was met Peter Gijsbertsz (telg uit de familie `Henric Gijsbertsz').
Naar het laat aanzien had Aernt Hilhorst twee zonen, beide met de naam Henrick ook wel Heyn. Een zoon Henrick Aerntsz van Hilhorst verkrijgt in 1440 burgerschap van Utrecht [26].
Heyn Weynck Aerntsz is zo mogelijk de andere [tweede?] zoon. We kwamen hem al eerder tegen in een akte van verkoop uit 1442 door Aernt Gijsbertsz Hilhorst. Hij staat hierin vermeld als Heinric Weinck Aerntsz, eigenaar van een belendend perceel dat eerder in 1428 aan Aernt van Hilhorst, de toenmalige schout, toebehoorde.

Het wapen aan de rechterzijde is dat van Heyn Weynck Aerntsz. Het is zichtbaar geschonden. Rond de gelijmde barst lijken sporen van een vijfbladige bloemetje in het hart van het schild.
Zijn wapen heeft een opvallend kenmerk namelijk dat het een gespiegelde versie is van dat van Aernt van Hilhorst [27]. Er kan bewust voor dit ontwerp zijn gekozen. In de eeuwen daarvoor zijn spaarzame voorbeelden bekend van dergelijke gespiegelde toepassingen in het wapen van 'tweede zonen'. Maar het is heel goed denkbaar dat de zegelsnijder zich heeft vergist bij de vervaardiging van dit exemplaar. De stempel moest tenslotte in spiegelbeeld worden gestoken en daarbij ging weleens wat mis. Typische voorbeelden waar nog al eens kleine onvolkomenheden in geslopen zijn vind je met name in de vorm of richting van een letter of de spelling van de naam in het randschrift [28].
Overigens, een oudere representant van de familie Weynck, Ghisebert Weync, zegelt in 1393 als schepen van Amersfoort met drie schuingeplaatste zwaarden met het heft omhoog, vergezeld linksboven van een ruit [29]. Dat Heyn Weynck een wapen voert met de twee lelies en de ruit in plaats van bijvoorbeeld drie zwaarden, versterkt zijn afkomst uit de familie Hilhorst alleen maar meer.

In het volgende deel komt de tak van Rutger Gerritsz van Hilhorst uitgebreid ter sprake. Gelukkig zijn wapenzegels van deze familie ruimschoots voorhanden. Vanzelfsprekend zullen die niet ontbreken. Voorts wordt aan Meijns Hilhorst en zijn nazaten extra aandacht besteed.

NOTEN
1 Het Utrechts Archief [HUA], Sint-Paulusabdij, Toegang 85-1 [Pau] Inventarisnummer 376 (Rapellarius), p.258 en Pau 30 (Kopieboek) p. 288, kriex hoeve rutgher jan gheriits soen enamt gheriitsz, anno 1410
2 Archief Eemland[AE],Stadsarchief BNR 1 Inv.nr. 3565-092, charter
3 AE, Archief Kapittel Sint-Joris BNR 165 Inv.nr 1 fol. 14v, d.d. 15-02-1391.
4 HUA, Pau 30, fo 153v
5 AE, Resolutieboeken Amersfoort BNR 1 deel 1 ( 1436-1439) anno 1437 fo 101, Jan van Ryth Jan Henricsz. .
6 HUA, Buurspraakboek Stadsarchief I toegangsnr. 701-1, inventarisnr. 16, fo 171r.
7 AE, Archief van de Stichting de Armen de Poth [APoth] Inv.nr 1064.
8 AE,APoth Inv.nr 1065.
9 K. Heeringa, Rekeningen van het Bisdom Utrecht 1378-1573, Utrecht 1926, p. 274, 275 en 325.
10 HUA, Archief van de Bisschoppen Toeg. 218-1,Inv.402 (Kopieboeken): lijst met 129 gevangenen 'van Amersford'.
N.B. Volgens optekeningen van KasparBurmanworden in hetzelfde jaar 1426 talloze medeplichtigen aan het conflict, zowel uit de stad Utrecht als uit het Sticht, door het nieuwe 'pro Van Diepholt' stadsbestuur van Utrecht en masse veroordeeld. Onder hen Aelbrecht[!?] Ghisebrecht Geryts soens soen: hij kreeg met enkele anderen een verbod opgelegd om de stad en het gebied tot 10 mijl daarbuiten te betreden voor de tijd van 25 jaar! Zie: K.Burman, Utrechtsche Jaarboeken, deel 1, Utrecht 1750, p.329.
11 AE,Transportregister Inv.nr 436-1 fo 87, anno 1482
12 HUA, Pau 31 fo 437: Lijftocht door Ave gemaakt aan haar dochter Hase die gehuwd was met Tyman van Zijl.
13 AE,Resolutieboeken deel 2 fo 96v.
14 HUA, Bisschoppelijke Archieven Toegang 218-1 Inv.nr 373-1 fo 129r en v.
15 HUA, Staten van Utrecht Landsheerlijke Tijd, Toegang 58, Inv.nr 332, Morgengeld anno 1446: Onder 'restant Soest' wordt Russelt Gijsbert Smeetsdr aangeslagen voor 2 morgen goets lants gepacht door Peter Petersz en Heyn Weynck. Item Inv.nr 334 anno 1456.
16 HUA, Bew.Arch.! Bethlehem convent Toeg.nr 708-25, Inv.nr 1313
17 AE,Stads 3828-110 anno 1449 en PBG 1124 anno 1450
18 Jos G.M. Hilhorst, Ave Everts, haar achtergrond. (manuscript, niet gepubliceerd)
19 AE,o.a. Stads Inv.nr. 4021-123, anno 1486, PBG Inv.nr 1179 anno 1497 en APoth Inv.nr. 977 anno 1498
20 HUA, Pau 33 fo 59.
21 HUA, Pau 32p. 52v, aemt van hilhorst, A°1436 en p. 206 anno 1437.
22 Hilhorst & Hilhorst, Soest, Hees en de Birkt, Hilversum 2001. P. 195
23 HUA, Pau 30 p.73
24 HUA, Pau 30 fo 214v als belendend in 1401, van die brencke nederstreckendeandie eem (.) zeewert aernt hilhorst
25 HUA, Pau 30 p. 152v, aernt gherid hilhorst (zonder datum) en p. 342, aernt gherijt hilhorst zoen, anno 1416
26 HUA, Buurspraakboek Stadsarchief I toegangsnr. 701-1, inventarisnr. 16, fo 16v.
27 AE, Archief van het gecombineerd Sint-Pieters- en Bloklandsgasthuis (PBG) Inv.nr 1122
28 AE ,APoth Inv.nr. 755: Een van de zegelsnijders is niet langer anoniem gebleven. Lubbert Caerman, een broeder uit het regulierenklooster De Birkt wordt in een akte expliciet genoemd. Hij kreeg namelijk in 1432 opdracht van Ghijsbert Arentsz van Scayck te doen graveren het zegel van Ghijsberts vader [Arentvan Scaycla om daarmee een transportbrief te kunnen bezegelen
29 AE,Stadsarchief A' foort, BNR 1, inv.nr. 3585-094, d.d. 03-05-1393.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto