Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

"Rondborstig hunne stem tot goed of afkeuring te geven"; Onderzoek naar de bestuurlijke elite van Soest rond 1813 (Deel 1)

Mieke Heurneman

Dit artikel[1] is een vervolg op eerdere artikelen over de bestuurlijke elite van Soest rond 1747, 1787 en 1795 .[2] Ze maken deel uit van het onderzoeksprogramma over de bestuurlijke elite in de provincie Utrecht in de achttiende en negentiende eeuw, dat is geïnitieerd door Landschap Erfgoed Utrecht. Dit onderzoek draagt bij aan het vullen van één van de leemtes in de Utrechtse geschiedschrijving[3]. Dit artikel verschijnt in twee delen.

"Rondborstig hunne stem tot goed of afkeuring te geven"[4]
Onderzoek naar de bestuurlijke elite vanSoest rond 1813

Deel 1

Eindelijk vrede!

Op 26 september 1814 maakte burgemeester Gerrit van Steijn van Hensbroek de kas op van het Fonds voor Onvoorziene Uitgaven van de gemeente Soest. De bodem was in zicht. Van de honderd gulden die waren begroot, waren er nog maar tien over. De uitgaven waren gedaan "wegens het vieren van het feest van de vrede"[5]. Er was een einde gekomen aan de oorlog die Europa - en ook de Republiek - twintig jaar in zijn greep had gehouden. Zo had de burgemeester op 8 april 1814 kunnen melden dat de geallieerde legers Parijs waren binnengetrokken en "dat deze Gebeurtenis ons tot de levendigste vreugde moge opwekken, omdat daarmee voorzeker de vreden van Ons Land en die voor gantsch Europa staat geboren te worden en alzoo het zoo lang gevolterd Menschdom eindelijk adem halen en tot vorige rust zal kunnen terug keeren"[6]. Twee maanden later, op 30 mei, werd in Parijs de vrede getekend. Burgemeester Van Steijn van Hensbroek deelde de Soesters vervolgens mee dat het "alzoo onze Geliefden Souverein behaagd heeft, dat dezen heugelijke en zoo lang gewenschte gebeurtenis met gepaste Vreugde alom in alle steden en plaadsen zoo door het uitsteeken der vlaggen, als het luiden der klokken op aanstaande maandag den 13" dezer [13 juni] zoude worden gevierd"[7]. De dorpsbewoners werden opgeroepen om opgewekt gehoor te geven aan dit verzoek door 's avonds tussen tien en twaalf uur hun huizen te illumineren. In herbergen mocht bij uitzondering tot twaalf uur 's nachts worden getapt en gespeeld. Iedereen werd aangespoord "zich door onderlinge vreugde en eensgezindheid te vervrolijken."[8] 
Zilversmit G.A. van de Roomer had goede zaken gedaan door voor 34 gulden een paar zilveren gespen en een paar dito broeksknopen te leveren. Wellicht wilde Van Steijn van Hensbroek daarmee als burgervader zelf tijdens de festiviteiten goed voor de dag komen. Verder had speelman Peter Schouten het geheel opgeluisterd met muziek en had Evert Tesselhoff, die schoolmeester en koster was, de klokken van de Oude Kerk geluid. Natuurlijk hadden jenever, bier en wijn rijkelijk gevloeid. Voor de 4e Compagnie Landstorm was een nieuwe trom aangeschaft ter waarde van 26 gulden.

Op woensdag 20 juli 1814 werd nog een algemene dank- en bededag gehouden. Op die dag was het verboden om voor vier uur 's middags nering te doen, iets te verkopen en publiekelijk handwerk te doen of zijn beroep uit te oefenen. Herbergiers mochten tot die tijd alleen vreemdelingen en geen Soesters toelaten, "ten einde zoo veel mogelijk alle stilte en stigting plaats hebben"[9]. Een maand later was het alweer feest: op 24 augustus was koning Willem I jarig. De Soesters werd verzocht ook op die avond hun huizen feestelijk te verlichten, op de toren de vlag te laten wapperen en ook nu mochten de herbergen tot middernacht open blijven. De verjaardag van koningin Wilhelmina (FredericaLouisa Wilhelmina van Pruisen), de echtgenote van Willem I, op 18 november werd aangegrepen om "de eerste verjaring [...] van de afscheiding van het Fransche Juk; en de Hernieuwing van de onafhangelijkheid van ons dierbaar Vaderland" [10] te vieren. Volgens de burgemeester was het nu niet nodig om de inwoners op te roepen tot orde en eensgezindheid, "zich overtuygd houdende, dat een yder daartoe wel zal willen medewerken." [11]

Einde van de Franse tijd
Eind november 1813 hadden Russische en Pruisische troepen Utrecht bevrijd van de Fransen, die in 1795 waren gekomen. Aanvankelijk waren de Fransen door velen als bevrijders binnengehaald. Al gauw was het enthousiasme getemperd. De Fransen hadden zich steeds meer ontpopt als bezetters. In 1806 had keizer Napoleon zijn broer, Lodewijk Napoleon, hier naartoe gestuurd om koning van Holland te worden. Maar Napoleon was niet tevreden over hem en besloot in 1810 om het Koninkrijk Holland in te lijven. Dat had nogal wat consequenties. Zo werd hier in 1811 de Franse wetgeving ingevoerd en werd Frans de officiële voertaal. Dit had onder andere de invoering van het decimaal stelsel (eenheid in maten en gewichten), de dienstplicht (Napoleon had veel soldaten nodig voor zijn veldtochten) en de burgerlijke stand (elke burger moest worden geregistreerd en moest daarom beschikken over een achternaam) tot gevolg.

Nadat Napoleon in 1812 in Rusland werd verslagen, keerde het tij. Uiteindelijk moest hij in november 1813 de noordelijke Nederlanden prijsgeven aan de oprukkende Russische en Pruisische troepen. Kort daarop zette de oudste zoon van de verdreven stadhouder Willem V in Scheveningen voet aan wal. Deze prins Willem Frederik (1772-1843) aanvaardde op 2 december 1813 de soevereiniteit. Op 30 maart 1814 werd hij plechtig ingehuldigd als koning Willem I en legde hij de eed af op de grondwet, die kort daarvoor was aangenomen. De nieuwe grondwet had enerzijds tot gevolg dat veel vernieuwingen uit de Franse tijd gehandhaafd bleven, maar anderzijds keerden ook elementen uit de tijd daarvoor terug. De eenheidsstaat bleef bestaan, maar de oude provincies werden in ere hersteld, de provinciebesturen werden weer gevormd door vertegenwoordigers uit de drie standen, samenvoeging van verschillende gemeenten werd ongedaan gemaakt en oude grenzen van gerechten werden hersteld.
Welke gevolgen hadden deze machtswisseling en de daarmee gepaard gaande veranderingen voor Soest en zijn bestuurders?

Eerste bestuurders van de gemeente Soest
Nadat Napoleon in 1810 het Koninkrijk Holland had ingelijfd bij het Franse keizerrijk, kreeg Soest net als andere plaatsen een maire (Frans voor 'burgemeester'). Deze stond aan het hoofd van het lokale bestuur, nu `municipale raad' genoemd. Op 1 januari 1812 ontstond officieel de gemeente Soest (la Commune de Zoest), waar ook Isselt deel van uitmaakte. De gemeente telde 1500 inwoners en viel onder het Arrondissement Amersfoort, dat onderdeel was van het Departement van de Zuiderzee. Dat departement omvatte de huidige provincies Noord-Holland en Utrecht en had Amsterdam als hoofdplaats.
De eerste maire van Soest was Anthonie Jacob Schutter (1770-1813), in officiële Franse stukken 'Antoine Jacques Schutter' genoemd. Hij was geboren te Zutphen en was in Soest geen onbekende. In 1803 had hij de buitenplaats Bleijendaal gekocht, die hij al sinds 1799 had gehuurd.[12]  Het wekt misschien enige verbazing dat Schutter, die waarschijnlijk oranjegezind was en als militair carrière had gemaakt onder de later afgezette en onthoofde Franse koning Lodewijk XVI, nu als maire werd aangesteld.[13] Maar hij had ook onder koning Lodewijk Napoleon gediend. In 1807 ontving hij - wellicht met het oog op zijn militaire carrière- op eigen verzoek een verklaring van goed gedrag van het dorpsbestuur van Soest. Daarin stond dat hij "zig geduurende de tijd van agt jaare dat zijn Edele hier in deese Dorpe een opgeseetene is geweest en nog zijnde en is niet alleen onberispelijk zig heeft gedraage maar zelfs ten allen tijde nuttig is geweest voor deese dorpe en desselfs ingeseetene"[14] Willem Smits werd in 1812 adjunct-maire (vergelijkbaar met een wethouder). Municipale raden (vergelijkbaar met gemeenteraadsleden) werden toen[15]:
Jan van den Berg
Willem Dijkman
Willem Logtensteijn
Pieter Hilhorst
Theunis van Roomen
Hendrik Ebbenhorst
Anthonie Hilhorst
Thijmen Gerritse (van) Ramselaar
Rijk Stalenhoef
Pieter van Veldhuizen

Een aantal van hen had al eerder deel uitgemaakt van het dorpsbestuur. Willem Smits was reeds in 1780 voor het eerst schepen geweest en had in de tussentijd vaak bestuursfuncties bekleed. Theunis van Roomen was in 1797 in het dorpsbestuur gekozen. Bij anderen hadden familieleden eerder op het kussen gezeten. Zo was de vader van Hendrik Ebbenhorst (eveneens Hendrik genaamd) in 1795 eerst in het Comité Révolutionair gekozen en vervolgens in de Provisionele Municipaliteit. Eerder hadden ook telgen van de families Logtensteijn, Hilhorst, Stalenhoef en Dijkman in het dorpsgerecht zitting gehad.

Adjunct-maire en leden van de municipale raad in 1812[16]

Van de Soester dorpsbestuurders waren adjunct-maire Willem Smits en maire Anthonie Jacob Schutter de enige gereformeerden. De gehele municipale raad was dus katholiek. Ook in het verleden hadden in Soest altijd katholieken deel uitgemaakt van het dorpsgerecht, hoewel in de zeventiende en achttiende eeuw officieel alleen gereformeerden in aanmerking konden komen voor bestuursfuncties. Er waren gewoonweg te weinig geschikte gereformeerden geweest om alle bestuursfuncties te vervullen. Soest was na de Reformatie dan ook overwegend katholiek gebleven.
Het grote aandeel landbouwers dat in 1812 in de municipale raad zat, weerspiegelde het nog altijd sterk agrarische karakter van het dorp. Willem Smits was als zestiger de nestor van de bestuurders. Voorheen was hij molenaar geweest. Daarmee zal hij goed hebben verdiend, want in 1813 staat hij als rentenier te boek. De twintiger Pieter Hilhorst vormde samen met de dertigers Hendrik Ebbenhorst, Pieter van Veldhuizen en Willem Dijkman de jongere garde. Met inkomens tussen de 250 en 400 gulden per jaar moeten de leden van de municipale raad tot de meer welvarende inwoners van het dorp hebben behoord. Toch zegt dit inkomen niet alles. Zo staat op de lijst bij bakker Hendrik Ebbenhorst het volgende genoteerd: "Zegt jaarlijks niets te kunnen overhouden maar integendeel te verliezen". Mogelijk trachtte hij hiermee zijn belastingaanslag wat omlaag te krijgen. Hij was trouwens niet de enige die een dergelijke kanttekening liet plaatsen. Ook Peter Dijkman, die volgens de lijst maar liefst 500 gulden per jaar verdiende, klaagde dat zijn inkomsten niet opwogen tegen zijn uitgaven. De verschillen tussen de bedragen die de municipaliteitsleden in 1814 bij een zetting moesten afstaan, nuanceren het beeld dan ook enigszins en laten zien dat een hoog jaarinkomen alleen niet zaligmakend was.
Op 16 januari 1813 overleed maire Anthonie Jacob Schutter plotseling op 42-jarige leeftijd. Hij werd begraven in de Oude Kerk in Soest. Zijn opvolger was Gerrit van Steijn (1769-1857), die sinds 1794 heer van Hensbroek was. Hij was afkomstig uit een Amsterdams koopliedengeslacht en had net als Schutter een militaire carrière achter de rug. Hij was later als jurist actief geweest aan het Hof van Holland. Tijdens zijn burgemeesterschap van Soest oefende hij tevens het beroep van notaris uit, sinds 1814 in Soest en vanaf 1820 hield hij kantoor in Zeist.[17] 

Dienstplicht
Eén van de lastige taken waar de maire zich voor gesteld zag, was de doorvoering van de door velen gehate dienstplicht. Op woensdag 5 mei 1813 zat maire Gerrit van Steijn van Hensbroek voor het eerst de vergadering van de municipale raad voor. De notulen schreef hij zelf, want hij was tegelijkertijd secretaris. Gelukkig zijn deze notulen (in tegenstelling tot die uit de periode 1798-1812) bewaard gebleven. Zo is het mogelijk om het reilen en zeilen van de municipale raad vanaf 1813 weer op de voet te volgen. Eén van de eerste agendapunten was het verzoek van de Prefect om de gesteldheid van de ingezetenen en hun geschiktheid voor de Nationale Garde door te geven. Van alle mannelijke inwoners werden naam, leeftijd, beroep, geboortedatum en —plaats, burgerlijke staat, aantal kinderen, jaarinkomen, lichaamslengte en geschiktheid voor de dienstplicht opgeschreven. Bij dat laatste werd soms een opmerking geplaatst. Dit kunnen constateringen over de gezondheid van de betrokkene zijn geweest, op basis waarvan iemand ongeschikt werd bevonden, zoals: "gebrekkelijk", "benauwde borst", "hoge ouderdom", "ongeschikt en armoedig afgewerkt persoon", "ziet er zwakkelik uit", "mismaakt", "gaande met twee krukken", "is doof', "heeft een stijve arm", "een gebroken deij en gestropieerd aan de regterhand", "is zwaar gebroken", "heeft een stijve vinger en zeven jonge kinderen", "gaande kreupel" en "heeft een gezwel in de rechter zijde". Municipaliteitslid Rijk Stalenhoef was één van de afgekeurden wegens een "gebrekkige hand". Ook economisch-sociale factoren konden reden voor afkeuring zijn, zoals "neemt de boerderij waar van zijn moeder", "heeft een vader van 73 jaar", "heeft een oude moeder tot zijnen laste" (komt verschillende malen voor), "heeft een blinde vrouw" of "bezwaard met een talrijk gezin". Waarschijnlijk betrof het soms ook mededelingen van de betrokkene zelf, waarmee hij probeerde onder de dienstplicht uit te komen. Aantekeningen die evengoed tot de categorie 'goede smoezen' zouden kunnen behoren: "zegt een benauwde borst te hebben", "heeft een vader van 66 jaren" en "zegt jicht te hebben"[18] Wanneer iemand zelf niet in dienst wilde en genoeg geld had, was er ook nog de mogelijkheid om een vervanger in zijn plaats dienst te laten nemen. Zo staat bij de ongehuwde broers Hendrikus (werkman) en Wilhelmus Butzelaar (kleermaker), die beiden geschikt waren bevonden voor de dienstplicht, de aantekening dat ze "een Remplaçant [vervanger] bij de Armie"[19] hadden.
Op 7 mei 1813 reisden maire Gerrit van Steijn van Hensbroek en adjunct-maire Willem Smits samen naar Amsterdam om deze lijst persoonlijk aan de Prefect van het Departement van de Zuiderzee aan te bieden. Meer dan de helft (171 van de 315 = 54%) was ongeschikt bevonden, overigens meestal zonder opgaaf van reden.

Gang van zaken in de municipale raad
Ruim een maand later werd tijdens de tweede vergadering van de municipale raad uitdrukkelijk bepaald dat alle leden tijdens de vergaderingen aanwezig moesten zijn. Mogelijk was het ontbreken van Hendrik Ebbenhorst en Pieter Hilhorst aanleiding om hierover te beginnen. Iedereen diende op de vastgestelde dag en tijd aanwezig te zijn op de gebruikelijke vergaderlocatie: deMaine (gemeentehuis) of herberg De Drie Ringen. Laatkomers moesten een boete van zes stuivers betalen. Wie zonder goede reden (bijv. ziekte) geheel afwezig was, kreeg een boete van twaalf stuivers. En als er belangrijke onderwerpen op de agenda stonden, zoals de conscriptie (dienstplicht), requisitie (vordering) van paarden of manschappen, contributies voor de gemeente, schouwen van wegen, sloten en beken, de administratie van de armen- en gemeentekassen of wanneer er municipaliteitsleden naar elders gezonden zouden worden, werd de boete verhoogd naar dertig stuivers.[20] Verder werd afgesproken dat de municipale raden om de beurt zouden worden benoemd in commissies die buiten de gemeente moesten reizen, "te beginnen met de oudste en jonste in jaren [...] zonder dat iemand onder welk voorwendzel zulks ook zoude zijn, zich daaraan zal kunnen onttrekken"[21]. Wel had elk lid de vrijheid zijn beurt aan een ander door te geven, als die ander daarmee instemde. Vergaderingen vonden in 1813 zeer onregelmatig plaats: 5 mei, 8 juni*, 24 juni*, 31 augustus*, 21 oktober*, 4 december en 5 december. Op de data met een sterretje vonden extraordinaire (buitengewone) vergaderingen plaats. Niet altijd was iedereen aanwezig. Zo ontbraken op 21 oktober Rijk Stalenhoef, Willem Dijkman, Thij men Gerritse Ramselaar en Anthonie Aartse Hilhorst. Op 5 december lieten Pieter Veldhuizen en wederom Thijmen Gerritse Ramselaar verstek gaan. Onderwerpen die in dat jaar aan de orde kwamen, waren de kosten voor salaris en bewapening van de Garde Champêtre (veldwachter), de budgetten voor het lopende jaar en de schulden waar de gemeente Soest na 1812 mee was blijven zitten 6. 1.327,85 francs (ca. 630 gulden). Op zondag 4 december vond een bijzondere vergadering plaats. De notulen beginnen ook niet voor niets op een nieuwe bladzijde in het resolutieboek. De maire en alle leden waren present. Kort tevoren was prins WillemVI,de oudste zoon van de gevluchte stadhouder Willem V, teruggekeerd naar de Nederlanden. In Soest was een brief binnengekomen van het Provisioneel Provinciaal Bestuur met de boodschap dat de maire en de municipale raad van Soest uit hun functies waren ontheven en voor hun diensten werden bedankt. Vervolgens werd hen gevraagd om het bestuur van Soest voorlopig tot nader order te blijven waarnemen. De bestuurders moesten de plechtige eed afleggen om "aan het vaderland en aan Zijne Doorluchtige Hoogheid den HeerePrincevanOrangeNassau enz. gehouw en getrouw te zijn". Het gemeentebestuur (zo heet dat sindsdien) aanvaardde deze opdracht "met onuitsprekelijk genoegen".[22] 

Het Soester bestuur onder koning Willem I
Het gemeentebestuur behield tot 1818 dezelfde samenstelling. Het kwam tussen de zes en negen keer per jaar bijeen. Uit de notulen blijkt dat in de eerste jaren onder koning Willem I de financiën van het dorp een grote zorg bleven. Na de Franse tijd was men met grote schulden blijven zitten. Die waren veroorzaakt doordat Soest in die periode flinke bedragen had moeten afstaan voor de generale kas en door leveranties aan en inkwartiering van Russische troepen. Eind 1814 besloot het gemeentebestuur om met de laatste 336 gulden in kas, de drie langst wachtende schuldeisers te betalen. Meestertimmerman Hendrik Fluijt had nog 106 gulden te goed voor het maken van een ereboog voor Napoleon, een"prison" (gevangeniscel) en voor het plaatsen van eikenhouten palen als handwijzers; Willem Smits kreeg nog 103 gulden voor de werkzaamheden die hij in 1810 als secretaris had verricht; met de overgebleven 127 gulden werd een deel van de schuld (408 gulden) aan oud-buurmeester Gijsbert Hilhorst betaald. Daarnaast probeerde het gemeentebestuur extra inkomsten te verkrijgen door het kappen van bomen en de verkoop van hakhout, om met de opbrengst ook de andere schuldeisers te kunnen betalen. Want Wouter Logtensteijn, Wilhelmus Logtensteijn en de weduwe De Beer moesten alle drie nog betaald worden voor het leveren van een koebeest a 85 gulden, verschillende personen hadden de Russische soldaten voorzien van voedsel, drank of onderdak, en ook de reparatie van de dorpsklok en het herstel van de Neerweg waren nog niet vergoed.[23]
Verder hield het gemeentebestuur zich bezig met de instelling van een stille wacht, naast de bestaande klapperlieden. Daarvoor werd Soest in drie wijken verdeeld en moesten elke nacht per wijk twee mannen wachtlopen. Bij onraad werden de inwoners met een ratel gewaarschuwd. Er werden voorbereidingen getroffen voor de aanleg van de straatweg van Naarden naar Amersfoort, die door Soest liep. Ook het achterstallige onderhoud van bestaande wegen en watergangen bleef aandacht vragen. De schutterij werd nieuw leven ingeblazen door de aanstelling van burgemeester Van Steijn van Hensbroek als kapitein en de benoeming van een krijgsraad.[24]
Behalve de notulen geven de bekendmakingen van de gemeenteraad een beeld van bestuurlijke zaken die in 1814 in Soest speelden. Die gaan over dagelijkse aangelegenheden als de hevige sneeuwval in januari, waardoor voetpaden in het dorp onbegaanbaar waren geworden. Elke inwoner werd gemaand om het pad langs zijn eigen huis sneeuwvrij te houden. Verder gaan bekendmakingen over voorzorgsmaatregelen tegen de veepest, de turfwinning, schouwen, het gebruik van de eng en de dorpsbrink of de handhaving van de orde. Zo mocht er in herbergen na tien uur 's avonds en onder kerktijd (van beide gezindten) niet meer worden getapt en werd het schieten met geweren en pistolen binnen de gemeente verboden, aangezien de burgemeester vernomen had "dat sommige onvoorzigtige personen zich niet ontzien om in het Dorps te schieten en zelfs hunne geweeren met scherp te laden waar door de publieke veiligheid benadeeld en het leven der inwoners in de waagschaal wordt gesteld"[25]. Later werd deze regel nog aangescherpt. Vanwege ruzies die de laatste tijd in verschillende kroegen in Soest hadden plaatsgevonden, werd tijdens de kermis het dragen van stokken en messen in herbergen verboden. Men diende deze wapens thuis te laten of bij binnenkomst in bewaring te geven bij de kastelein.
Andere bekendmakingen waren een direct gevolg van de Franse tijd en de vernieuwingen die toen waren ingevoerd, zoals de dienstplicht, de burgerlijke stand, het metriek stelsel en de nieuwe grondwet. Zo bleken lang niet alle geboortes en overlijdens bij de burgerlijke stand te zijn aangegeven: "De Burgemeester van Zoest, bij ondervinding dagelijks ontwaar wordende dat sommige personen welker kinderen geboren worden verzuimen daarvan aangifte bij hem te doen, en daar zodanige nalatigheid volstrekt tegen de Intentie van de Wet van Zijne K:H: in dato 16 Feb 1814 strydende is, worden alle diegenen welke in de agtgeving van Geboorte of Sterven nalatig gebleven zijn aangemaandt zulks als noch ten spoedigsten te doen, en dat voortaan niet meer te verzuimen (...)"[26] 

Een maand later volgde een oproep om ook alle koeien en schapen aan te geven en dienstplichtigen werden opgeroepen om zich te melden. Ook lag er in maart een week lang een lijst ter inzage met daarop de namen van de 152 notabele personen uit het Departement die de nieuwe grondwet mochten beoordelen. Op maandag 1 en dinsdag 2 augustus kon iedereen in herberg De Drie Ringen zijn maten en gewichten door gekwalificeerde personen laten ijken.

Literatuur:

- G.J.M. Derks en W.A. Heurneman, Soest in de zeventiende en achttiende eeuw (Soest 2010).
- D. van Fulpen, 'Bevolkingsgegevens 1813', Van Zoys tot Soest, jrg. 17 (1996), nr. 1, 20-28; nr. 2, 18-28; nr. 3, 18-28.
- E. Heupers, 'De maires van Soest', Maandblad Oud-Utrecht jrg. 36 (1963), 114-122.
- M. Heurneman, "t Vrije volk van Zoest': Bataafse Revolutie in Soest, 1795-1802', Van Zoys tot Soest, jrg. 29 (2009), nr. 4, p. 1-14; jrg. 30 (2009), nr. 1, p. 1-16.
- W. de Kam, Door de kroon 'geketenden'. Twee eeuwen door de kroon benoemde burgemeesters in Soest (Soest 2000) 9-12.
- J.H. von Santen, 'Aristocratie en liberalisme', in: C. Dekker e.a. (red.), Geschiedenis van de provincie Utrecht. Vanaf 1780 (Utrecht 1997) 111-123.
- P.J. Verdam, 'Provincie en gemeenten in het Utrechtse van 1815 tot 1850', in: J.B.J.M. tenBerge, J.H.Th. Tijdhof en C.J.N. Versteden (red.), Provincie en gemeente: handdruk of handgemeen?: opstellen over de relatie tussen provincie en gemeente aangeboden aan mr. P. van Zanten ('sGravenhage 1988) 30-41.
- Fred Vogelzang, 'Van Staten naar Representanten naar Provinciale Staten. De omwentelingen in het gewestelijk bestuur van Utrecht tussen 1795 en 1816', in: Jaarboek Oud-Utrecht (2009), 109- 156.

Illustraties/bijschriften Deel 1:

1) Willem I koning der Nederlanden (1772-1843), geschilderd door Joseph Paelinck (1781-1839), 1819, Rijksmuseum Amsterdam. [van wikipedia: zonder rechten]
2) Koningin Wilhelmina (1774-1837), eerste echtgenote van koning Willem I, geschilderd door JeanBaptistevan der Hulst (1790-1862), 1833. [van wikipedia: zonder rechten]
3) Het Kozakkenleger arriveert bij de Wittevrouwenpoort te Utrecht op 28 november 1813, geschilderd door Pieter Gerardus van Os, 1816, Centraal Museum. [rechten?]

Noten:

1 Met dank aan Gérard Derks voor zijn commentaar en aanvullingen op een eerdere versie van dit artikel.
2 Eerder verschenen artikelen in deze serie: Mieke Heurneman, —Ruste eenigheyd & Welvaaren": onderzoek naar de elite van Soest rond 1750, Van Zoys tot Soest, jrg. 28 (2007), nr. 2, p. 1-11; nr. 3, p. 25-34; Mieke Heumeman, 'Patriotten, Prinsgezinden en Pruisen: onderzoek naar de elite van Soest rond 1787, Van Zoys tot Soest, jrg: 29 (2008), nr. 1, p. 1-14; nr. 2, p. 1-11. Mieke Heumeman, "t Vrije volk van Zoest': Bataafse Revolutie in Soest, 1795-1802', Van Zoys tot Soest, jrg. 29 (2009), nr. 4, p. 1-14; 30 (2009), nr. 1, p. 1-16.
3 De leemtelijst is als publicatie verschenen: Mieke Heurneman, Waard om te weten. Leemtelijst geschiedschrijving provincie Utrecht (Utrecht 2007). Het boek is te bestellen via www.landschaperfgoedutrecht.n1
4 Het citaat is afkomstig uit het reglement van orde voor de vergaderingen van het gemeentebestuur (GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 22, 14-1-1818),
5 GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 362.
6 Ibidem, inv.nr. 257, 8-4-1814.
7 Ibidem, 9-6-1814.
8 Ibidem.
9 Ibidem, 5-7-1814.
10 Ibidem, 10-11-1814.
11 Ibidem.
12 G.J.M. Derks en W.A. Heumeman, Soest in de zeventiende en achttiende eeuw (Soest 2010) 190-191.
13 E. Heupers, 'De maires van Soest', Maandblad Oud-Utrecht jrg. 36 (1963), 114-122, aldaar 115 en 117.
14 Derks en Heurneman, 2010, 191.
15 GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 69.
16 Met dank aan Gérard Derks voor de aangeleverde gegevens.
17 Zie ook: Heupers, 1963.
18 GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 1022, digitale versie geraadpleegd: htto://www.soest.nliodf/Archief/1813%20A-Z.odf
19 Ibidem.
20 GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 22, 8-6-1813.
21 Ibidem.
22 Ibidem, 4-12-1813.
23 Ibidem, 27-12-1814.
24 Ibidem, 4-9-1816. Overige leden van de krijgsraad: Reyer de Beer als sergeant, Anth. Logtensteijn Anthz: als korporaal, Theunis Smorenburg als schutter en Anthonie Butzelaar als secretaris. De luitenantspost bleef onvervuld, omdat Aarend Tesselhof was voorgedragen tot auditeur militair.
25 GA Soest, Archief gemeentebestuur Soest 1812-1928, inv.nr. 257, 24-5-1814 (in de bron staat het jaartal verkeerd: 1813).
26 Ibidem, 26-2-1814.

In het volgende nummer van Van Zoys tot Soest zal het slot van dit artikel verschijnen.

 

 

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto