Ton Hartman
Inleiding.
Onderlaatst werd er gezocht naar een oude foto van boerderij Gustalenhoef. Helaas is er nog geen mooie foto gevonden van de voorkant van deze boerderij die nu als adres Birkstraat 119 heeft. Wel zijn er wat foto's van oogstwerkzaamheden gevonden die de familie Lam ter beschikking stelde. De boerderij Gustalenhoef dateert al uit de 17deeeuw of zelfs nog eerder, en is tot 1907 in bezit geweest van de familie Stalenhoef. Op de veiling van 6 juni 1907 kocht Dirk Lam en zijn echtgenote Evertje Meerveld de boerderij Gustalenhoef en meerdere percelen land. Dirk was geboren op 7 november 1856 in De Vuursche, toen nog een zelfstandige gemeente bij Baarn, Evertje was 2 jaar jonger en kwam uit Woudenberg. Dirk en Evertje en waarschijnlijk ook vader Lammert Lam waren al zeker 25 jaar eerder naar Soest gekomen, gezien de geboorten van hun kinderen. Vermoedelijk pachtten ze de boerderij "De Vurige Wagen".
Boerderij 'De Vurige Wagen', buurtschap De lsselt, foto omstreeks 1949,
foto gemeentearchief, met dank aan de heer J.J. Piekema
Deze vermaarde boerderij stond in het buurtschap lsselt nabij de rivier de Eem, dit gebied hoorde tot 1940 bij de gemeente Soest. Bij de inventarisatie van agrarische bedrijven in 1903 hadden Dirk en Evertje al een flinke veestapel; 2 paarden, 1 springstier, 18 melken kalfkoeien, en dan nog 16 stuks jongvee. Bovendien hadden ze het afgelopen jaar 10 kalveren vetgemest, in deze tak waren ze de grootste van Soest.
Ze bewerkten 4 ha. bouwland waarvan 2 ha. winterrogge, 1 ha. haver en 1 ha. aardappelen. en 25 ha. grasland. Tenslotte hadden ze nog 31 varkens (biggen niet meegeteld) en 40 hoenders (kippen).
Dirk en Evertje op Gustalenhoef
Op bovengenoemde veiling in herberg "De Gouden Ploeg" verhoogde Dirk de massa van 7 percelen met 50 gulden tot 27.200 gulden. Hij kocht daarmee de boerderij met een strook land die vanaf de Birkstraat tot aan de Eem strekte, en ook de tegenoverliggende strook tot aan de bosrand toe. Bovendien ook nog een strook land tussen de Birkstraat en de Peter van de Breemerweg die toen bekend stond als "Het Nieuwe Land". Op de kadastrale minuutkaart van 1832 was dit land van de 5deVicarie (mogelijk schenkt Gérard Derks in het boek over de 17de en 18de eeuw nog wat aandacht aan de vicariën). Totaal kocht Dirk ruim 20 ha en de boerderij.
De boerenhofstede bood plaats voor 22 koeien en 3 paarden, daarnaast was er een bakhuis, een kamhuis met daarin een karnmolen. Op het erf stonden verder 2 schuren, een koehok en wel 3 vijfroedige hooibergen. Ook op "Het Nieuwe Land" stond nog een 'koehok' wat nu een schaapskooi genoemd wordt en het laatst als varkenshok in gebruik was, multifunctioneel dus.
De meerderheid van de Birktse boeren was Rooms-katholiek, de familie Lam is van protestantse huize, toch heeft dat nooit tot noemenswaardige problemen geleid. Zo liet Gradus Hartman zijn koeien dekken bij Cornelis Kok maar ook bij Dirk Lam, de laatste woonde toch ruim 200 meter verder weg.
Ook bij de oprichting van de 'maalderij' in 1916 was er geen onderscheid naar religie, terwijl in die tijd juist de verzuiling goed op gang kwam. Gulian CornelisSpengler, secretaris van het Utrechtsch LandbouwGenootschap was gemachtigd door de Soester landbouwers om bij notaris Prillevitz de Coöperatieve Landbouwvereeniging "Soest" op te richten. Dirk Lam was vermoedelijk de eerste die tekende, hij staat bovenaan de lijst van 27 veehouders en er is geen andere logica te ontdekken in deze eerste ledenlijst. De C.L.V. is voor de inwoners van Soest bekend van het pand aan de Torenstraat, waar nu de Welkoop winkel in gevestigd is.
Splitsing in 1924.
Dirk en Evertje hadden meerdere zonen die voor het boerenvak kozen. De oudste zoon Gijs werd boer op Birkwijk in Amersfoort, ook nu hoort dat gebied tot het industrieterrein Isselt. De boerderij Birkwijk staat nog als een relikwie van het agrarische verleden, de landerijen zijn opgeslokt en getransformeerd tot bedrijfspanden en parkeerterreinen.
Voor de jongste zoon Dirk werd op "Het Nieuwe Land" naast de bestaande schaapskooi een nieuwe boerderij gebouwd. De muurankers in de voorgevel van Birkstraat 117 laten geen twijfel over het bouwjaar, duidelijk leesbaar 1924. Zelfs de bouwkosten zijn nog bekend.
De een na jongste zoon Kors (1897-1984) werd boer op het ouderlijk bedrijf Gustalenhoef. Kors was naast boer ook een hobbymatig jager.
De volgende generatie; Evertje en Hubertus van de Bor.
Evertje (1925-2007) en Huib (19??-1982) zijn ook begonnen met boeren op boerderij "De Vurige Wagen". Dat ze op dezelfde boerderij begonnen als waar hun grootvader geboerd had is louter toeval. Huib was afkomstig uit Nijkerk. Toen de uitbreiding van het industrieterrein Isselt vorderde zijn ze naar de Birkt verhuisd. Bij de meitelling van 1959 woonden ze al in de Birkt. Hun bedrijf was toen 15 ha groot verdeeld over 4 kavels. Wel vergde het samenwonen onder een dak van 2 generaties wel wat aanpassingsvermogen van de jonge generatie.
In die tijd zijn wel verschillende taferelen van het boerenleven vereeuwigd door Rien Poortvliet. Rien tekende veel en vooral in het boek "Te Hooi en te Gras" komt enkele keren dit echtpaar voor. Daarnaast treft u er nog meer Soesters aan.
Huib en Eef moderniseerden de boerderij, daarover later meer. Door de afnemende gezondheid (reuma) van Huib en het ontbreken van een bedrijfsopvolger is het boerenbedrijf vroegtijdig beëindigd. In het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw verliet Eef de boerderij en kwam er een einde aan 85 jaar bewoning door de families Lam en Van de Bor.
Grasoogst.
Aanleiding om deze gegevens over Gustalenhoef op te zoeken zijn enkele foto's over de grasoogst die ontvangen mochten worden van de familie D. Lam. Toen onlangs enkele roeden rogge op de Eng met de zicht gemaaid werden stonden de kranten vol met superlatieven hoe zwaar dat werk vroeger was. De kranten baseerde zich op de verhalen van de naoorlogse generatie die natuurlijk het handmatig oogsten nog wel meegemaakt heeft. Als dezelfde mensen gevraagd waren naar hun ervaringen met de hooi- of grasoogst zal hun reactie weinig anders geweest zijn. In tegenstelling tot de roggeoogst was de grasoogst in de gehele zomer een werkzaamheid die uitgevoerd moest worden. De oudste en meest gebruikelijke vorm van gras conserveren voor de winterperiode was natuurlijk hooien.
Na het maaien van het gras werd onder gunstige weersomstandigheden na enkele dagen al een drogestofgehalte van 85% bereikt en kon het hooi binnengehaald worden. Onder gunstige condities was de hooioogst van de eerste snee al op Sint Jan (24 juni) binnen. Bij voldoende hergroei kon er later opnieuw gemaaid worden. In de jaren 50 van de vorige eeuw kwam daarvoor een nieuw procedé in de mode. Er werden grassilo's bij de boerderijen geplaatst, dit waren betonnen ringen uit een geheel. De doorsnee varieerden tussen de drie en de vijf meter en stond voor de helft onder het maaiveld. Tijdens het vullen met gras werd er een houten opzetwand opgezet en op de foto is zelfs te zien dat er nog planken in de lengte overeind werden gezet voor nog meer hoogte. Als het gras aan de hoop gezet was werd er een gronddek van een halve meter opgegooid. De schelf gras zakte dan in een paar weken tijd als een plumpudding in de betonnen rand en konden de houten schotten dan verwijderd worden. Aangezien het gras niet luchtdicht afgesloten was zal er zeker broei opgetreden zijn, omdat het droge stofgehalte laag genoeg was kwam het niet tot zelfontbranding. lets wat in de traditionele hooiberg natuurlijk weleens gebeurde. Aan de geur van de graskuil kon men de geslaagdheid van de conservering beoordelen. Bij een ietwat zurige lucht waren de grassuikers omgezet door de melkzuurbacteriën en was de kuil goed. Was het een geur die naar rotte eieren rook dan hadden de boterzuurbacteriën hun kans schoon gezien om hun slag te slaan. De melk van koeien die hier mee gevoerd waren gaf problemen met de kaasbereiding, er ontstonden dan holle kazen. Welke geur zou Paul van Vliet bedoeld hebben in zijn conference "Dat zijn leuke dingen voor de mensen". Hij verhaalt daarin hoe een oude boer de `stadse mensen' verleidt tot de romantiek op het platteland.
Mechanisatie in de landbouw.
Hiervoor is al aangegeven dat het handwerk in de landbouw als zwaar ervaren wordt. In de loop der eeuwen is al gezocht naar middelen om dat werk te verlichten. In deze paragraaf wordt alleen wat over mechanisatie met brandstofaandrijving geschreven.
Tegenwoordig staan oude landbouwtractoren volop in de belangstelling, de jaarlijkse toertocht van trekkertjes wordt goed bekeken. Al meerdere jaren voert de tocht naar de Charlottehoeve aan de Biltse weg. Geheel terecht wordt er een bezoek gebracht aan een van de boerderijen die vroeger aan de heer Insinger toebehoorden. Al in 1879 vroeg de heer lnsinger een hinderwetvergunning aan voor het in werking stellen van een stoomlocomobiel. Volgens de bijbehorende tekening werd dat gevaarte gestald in de boerderij Wijkerhoek (Wieksloterweg WZ nr.1). Aangezien het een locomobiel betrof mogen we ervan uitgaan dat deze ook op de andere boerderijen er werkzaamheden mee gedaan zijn. Volgens de literatuur werd er in eerste instantie alleen mee geploegd. Met behulp van een lier werd de ploeg heen en weer getrokken. Wel gauw daarna werd er ook een dorskast mee aangedreven. Helaas is er nu niet meer bekend over deze stoomlocomobiel en verdere mechanisatie op de `Insinger' boerderijen.
De trekker doet zijn intrede in de Birkt.
Pas na de tweede wereldoorlog koopt de eerste Birkse boer een tractor. Die eer was voor Piet Wantenaar van "t Lange Huus" gevolgd door Jan van Roomen van "Graswijk". Op Gustalenhoef was ook al vrij vroeg in de tijd een trekker aanwezig;
op de foto is te zien dat het een Mc Cormick van het Farmall type is.
De trekker is uitgerust met een maaibalk waarmee het gras gemaaid werd. Als het gras ingekuild werd zoals hiervoor beschreven werd het niet geschud maar na een dag of soms twee dagen op wiers gelegd. Over de benamingen van hoe het gras in het veld ligt een kleine uitweiding. Als het gras gemaaid is ligt het op zwad, met de zeis is de zwadbreedte de slag van de zeis. Daarna wordt het geschud en ligt het los in 't veld. Als het droog genoeg is wordt het opgeharkt, dit kan met een zwadkeerder (niet zwartkeerder) en dan ligt het op wiers of zweel. In Soest zweelden we altijd maar tegenwoordig wordt er in het taalgebruik meer geharkt. Voor de komst van de opraapwagen werd het gras met degavel op de wagen `opgeschoot' in het land. Ook het lossen was handwerk maar op de foto is te zien dat er gebruik werd gemaakt van een jacobsladder. Met deze transporteur was er geen haargat in de hooiberg meer nodig. Ook voor het afdekken van de grassilo werd de transporteur voorzien van bakken waarmee de grond omhoog geook nog een los afdak te ontwaren. Deze werd in de winter na het verwijderen silo geschoven om er niet nog meer regenwater erin te laten komen.
Tenslotte.
De volgende ontwikkeling in het conserveren waren de rijkuilen. Met opraapwagens werd het gras uit het land gehaald en op een hoop gegooid. Bij elke vracht werd dit gras weer verdeeld en aangereden om zo weinig lucht in de kuil te laten. Ook werd het afgedicht met landbouwfolie. Op de meeste boerderijen zijn na verloop van tijd de ronde silo's verdwenen, sommige zijn overgroeid en een enkele doet dienst als mestopslag. Bij boerderij "Bouwlust"aan de Turfweg in Laag Hees staan nog twee exemplaren die nog klaar lijken voor gebruik. Deze boerderij die inmiddels beter "Bouwval" zou kunnen heten lijkt al honderden jaren buiten bedrijf. Dankzij de silo's mogen we concluderen dat het in de jaren 50 van de vorige eeuw een volledig bedrijf was en het verval pas in de zeventiger jaren begonnen is.
Vanwege tijdgebrek is de bronvermelding achterwege gelaten. Verschillende mensen zijn behulpzaam geweest bij het schrijven van dit artikel, dank hiervoor.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.