Wim de Kam
De term 'volkscultuur' heeft ten onrechte soms een negatieve klank. Daarom heeft men op internationaal nivo (Unesco) gekozen voor de term 'immaterieel erfgoed'. Ook in ons land vindt die laatste aanduiding steeds meer ingang. Op 15 oktober 2010 worden de jaren Immaterieel Erfgoed (2011-2012) geopend. Immaterieel erfgoed omvat de tradities, rituelen en gewoonten die we zo belangrijk vinden dat we ze willen doorgeven aan volgende generaties. Volkscultuur, in de betekenis van de cultuur van het dagelijks leven, heeft een meer dynamisch karakter. Het omvat ook gewoonten en rituelen die ontstaan en verdwijnen. Het schrijven van (persoonlijke) brieven is zo'n gewoonte — om niet te stellen traditie — die aan het verdwijnen is. De brief is/wordt verdrongen door telefoon, email, sms- en twitterberichten. Door die verdwenen/ verdwijnende gewoonte valt ook een bron voor geschiedvorsers weg want brieven zijn een bron waarin veel informatie over het alledaagse leven in een bepaalde periode z'n neerslag heeft gekregen. Om zich te wapenen tegen het wegvallen van die bron heeft het Centrum voor Volkscultuur in 1998 gevraagd aan Nederlanders een brief over hun dagelijks leven te schrijven aan de toekomst. Tien duizenden hebben aan die oproep gevolg gegeven en t.z.t. kan uit die recente bron worden geput.
In dit artikel wil ik de aandacht voor het immateriële erfgoed en volkscultuur handen en voeten geven door de schijnwerpers te richten op een serie brieven die bijna 100 jaar geleden zijn geschreven. Natuurlijk is briefpapier ook materie, maar het gaat vooral om de vragen: Waarover communiceerden mensen ? Wat hield hen bezig in die tijd? Het gaat hier om brieven van familieleden aan een militair die gemobiliseerd was tijdens de Eerste Wereldoorlog in plaatsen nabij de grens van Nederland met België. Helaas zijn de brieven van de militair zelf niet bewaard, maar soms kan uit de reacties op hetgeen hij geschreven heeft worden afgeleid wat hem bezig hield.
Gerrit Veldhuizen en ziin familie; de Charlottehoeve.
De soldaat aan wie de brieven waren gericht was Gerrit Veldhuizen ( geb.24-3-1892 ;over1.3-4-1969).Hij was de oudste zoon uit het gezin van Jan Veldhuizen en MariaFloor. In dat gezin werden 13 kinderen geboren waarvan vier kinderen op zeer jonge leeftijd zijn overleden, hetgeen in de periode niet ongewoon was. Eén dochter is in 1916 overleden op de leeftijd van bijna 18 jaar. Het gezin woonde op de boerderij Charlottehoeve', Biltseweg 39, een pachtboerderij die behoorde tot het landgoed Pijnenburg. Op die plek is thans de biologische boerderij met winkel van Toon en Bep v.d. Breemer gevestigd. In het prachtige themanummer "Laag Hees (v)erkend" (29 e jaargang van Van Zoys tot Soest, voor jaar 2009) staat vermeld dat op die locatie oorspronkelijk door Andries de Wilde een woonhuis met schuur werd gebouwd ongeveer dertig meter naar voren richting Praamgracht op de grond waar nu kippen scharrelen. De Wilde liet het bouwen als tuinmanshuis van het er tegenover liggende buitenverblijf De Hoefslag. Volgens kadastergegevens werd dit oorspronkelijke tuinmanshuis in opdracht van de heer H.A.Insinger in 1886/1887 afgebroken en meer naar achteren op de huidige plaats opnieuw opgebouwd en uitgebreid met diverse schuren, bijgebouwen en hooibergen.
De meeste brieven uit de periode 1914-1918 die bewaard zijn gebleven uit de nalatenschap van Gerrit Veldhuizen ( ook wel genoemd: Gard) zijn afkomstig van enkele broers (Toon en Jochem) en zus Elisabeth. Eén brief is afkomstig van zijn vader en één van zijn moeder. Waarschijnlijk hadden vader en moeder het te druk om te schrijven en ging de jongere generatie het schrijven ook gemakkelijker af. Wat opvalt is dat de meeste brieven een wat formele aanhef hebben alsmede een soort standaard openingszin (met enige variatie) :
"Waarde broeder,
met dezen laat ik u weten als dat wij nog allen gezond zijn en dat hopen we van u ook ..."
Na dit aangeleerde(?) begin komt er een natuurlijk ver volg in een stijl waarbij Nederlands taalgebruik (weliswaar met spelfouten) wordt afgewisseld met fonetisch taalgebruik waarin het Soester dialect doorklinkt.
De oudste brieven die bewaard zijn gebleven zijn gedateerd in augustus 1914. Dat is de eerste maand na de afkondiging van de mobilisatie op 31 juli 1914. Waar de brieven heen zijn gezonden en waar Gerrit precies gelegerd was, is helaas uit de brieven niet direct af te leiden. Aangenomen moet worden dat hij op 1 augustus is vertrokken naar Amersfoort waar hij gedurende zijn reguliere diensttijd (in 1912/1913) was ingedeeld met regiment Infanterie van de 4edivisie van het leger. Vermoedelijk is men na de Duitse inval in België op 4 augustus 1914 al vrij snel verplaatst naar Brabant waar toen de IVde Divisie werd ingezet. Indirect valt uit de brieven af te leiden dat hij ingekwartierd is geweest in Heusden , Alphen, Moergestel en Tilburg (of de omgeving daarvan). Uit de brieven spreekt ook ongerustheid over een legering zo dicht bij de grens. De legering in Brabant zal mede tot gevolg hebben gehad dat hij weinig naar huis kwam met verlof in die periode.
Het voert te ver om alle brieven in dit artikel en vervolgartikelen te publiceren. Daarom zal worden volstaan met een selectie waarbij enkele handgeschreven afdrukken zullen worden afgewisseld met een getypte weergave van de inhoud van brieven. Soms zal mijnerzijds een commentaar/reactie worden toegevoegd om de inhoud in een bredere context en perspectief te kunnen beoordelen. In dit artikel gaat het met name om brieven van Antoon Veldhuizen en één van zijn zus Elisabeth.
Pijnenburg 21 aug. 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten dat wij nog allen gezond zijn en dat hopen wij van u ook Wij hebben heden uw brief ontvangen en daar wij gelezen hebben dat u het niet best hebt maar wij hopen dat u spoedig over komt want wij verlangen hart naar uw en ik laat u weten dat meheer te geleberg ook in dienst ben en de koetsier lijdt in Grothemin Limburg en de paarden zijn in Hilversum in de mimese en Teus dorrestein leidt in Vianen en Gijs van Garderen leidt in Loenen Vreeland wij hebben gelezen dat daar een hoop volk leeg loopt maar bij ons loopt ook een hoopt volk leeg en van de oorlog hooren wij ook niet veel maar wij hopen het besten er van en wij hebben den bouw binnen en de zog heeft 7 keuen en Jan heeft zijn eigen bij Jan van Vulpen verhuurd f. 140 en wij hebben hedenavond een wissel weg gestuurd van f6,--. Schrijft spoedig terug of gij het ontvangen hebt en hoe maakt je het met je goed en met grootmoeder goat het niet erg vooruit en met Cornelis van oomen Peter ook niet en nu de Groette van ons allen en ook van Grootmoeder
Pijnenburg, 4 Sep 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten dat wij allen nog al gezond zijn en hoopen het van u ook te hooren. en wij hebben hedeavond u brief ontvangen en hebben gelezen dat u nog niet over komen mag maar wij hoopen toch dat u gauw overkomt en de koetsier van mijn heer Tegelberg is met 2 x 24 uur over geweest en nu moet hij met verzoekt ook 2 x 24 uur krijgt en wij hebben een kaart van oomen Toon gehadt en die schreef dat Gerrit ook aan de grenzen leidt en Gijs van Garderen is al 2 maal thuis geweest en Jan van den broek was bij ons en die vroeg of je die jongens ook niet gezien hebt schrijf dan maar terug en met Grootmoeder is het eenen dag wat en de anderen niets en wij hebben de knollen schoon en die staan aardig goed en Gijs van tante Juud heeft van de week een ongeluk gehadt, het wagentje is hee/en maal kapot en kwam door een automobiel maar zullie zijnen er nog al goed af gekomen en het paard zat in de sloot en wij hadden gehoord dat er geen postzegels op de brief meer hoefen wij hebben het in de krant gelezen en als je soms geldt noodig heeft dan moet je maar schrijfen en houdt je maar goed wij hoopen je spoedig thuis te zien en nu zal ik maar niet meer schrijfen en nu de Groette van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen
Pijnenburg, 24 September 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten als dat wij nog al gezond zijn en hoopen het van u ook te hooren en met Grootmoeder blijft het net zoo hetzelfde en oomen_lochheeft zijn jongen paard verkocht aan oomen aard voort 355 en hij heeft hem heden morgen weg gebracht en Jacob Brouwer zee dat die je gezien had en die is naar het roeboes geweest en al zijn hooi weg en zijn harken en de voerbak van ons was ook weg en hij heeft zijn ouwen vos ook verkocht en wij kregen gisteravond een briefkaart van meheer de Graefe en die had van de juffrouw gehoord dat je aan de grenzen lag en hij hoopten dat je er geen een door zijn hoofd hoefden te schieten en nu zullen wij maar nie meer schrijfen en nu de Groette van ons allen en ook van Grootmoeder Antoon Veldhuizen en schrijf nu spoedig terug waar of je ben en hoe je het heeft.
Pijnenburg, 2 October 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten als dat wij nog al gezond zijn en hoopen het van u ook te hooren en met Grootmoeder goat het nogal en wij hebben hedenmorgen u brief ontvangen en de aanzichtkaart ook en Grootmoeder heeft ook de aanzicht gekregen en de koetsier van meheer tegelberg komt een anderen week ook weer thuis en meheer is van de week ook een paar keer thuis geweest en een anderen week komt hij weer en meheer Insinger is nu op het oogenblik ook thuis en de voerbak is weer terug gevonden hij was helemaal in Spakenburg en ik en Cornelis ben nu aan het dorssen en wij hebben de aardappelbouw er uit en vader heeft de rogbouw er weer in en Jacob Brouwer heeft weer een ander paard gekocht en de knecht van Kees Dorrestein is nu ook thuis en nu zal ik maar niet meer schrijven en als je soms komt schrijf dan maar dan zal Cornelis je aan het spoor halen met de fiets en als je hier of daar om verlegen ben schrijf clan maar. nu groette van ons allen ook van Grootmoeder
A.Veldhuizen.
Commentaar:
Uit voorgaande brief blijkt dat Gerrit om kousen had gevraagd. Dat doet wellicht vreemd aan maar is feitelijk een bevestiging van de belabberde staat van de kleding van de gemobiliseerde militairen. Daarover is veel gespot. Hieronder treft u één van de spotprenten uit die tijd aan.
In het boek 'Buiten schot'(Nederland tijdens de eerste wereldoorlog) staat over de oorzaak daarvan het volgende: "Om een snelle mobilisatie mogelijk te maken hadden de meeste soldaten die in de vooroorlogse jaren met groot verlof gingen hun bijna volledige uitrusting meegekregen.Aileenmunitie en wapens waren achtergehouden. Verder had elke soldaat een luttel geldbedrag ontvangen op voorwaarde dat ze in geval van mobilisatie zelf voor ondergoed zouden zorgen. Het had in de bedoeling gelegen dat verlofgangers een dag er jaar werden teruggeroepen opdat gecontroleerd zou kunnen worden of ze hun uitrusting wel goed onderhielden, maar in de praktijk was van deze regeling niets terecht gekomen. Vandaar dat het legertje grootverlofgangers dat zich de eerste augustus aan de kazernepoorten een sjofele indruk maakt. Nieuwe kleding kon door het leger niet verstrekt worden omdat in het kader van de bezuinigingen de voorraden bijzonder klein waren gehouden. Een Helderse aalmoezenier schreef in zijn dagboek dat"de uniformen, zoo langen tijd ongebruikt, thans te veel gebruikt maken, dat je een soldaat ruikt voor je hem ziet'
Pijnenburg, 15 October 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten dat wij nog al gezond zijn en met vader gaat het ook nog al en Grootmoeder komt al weer eventjes op en ze knapt al weer wat op en wij hebben u brief ontvangen en hebben gelezen dat daar keelziekte is het is te hoopen dat gij er voor bewaart mag bliffen en het is hier ook heel bar van de vlugtelingen in Soest en Baarn en Hilversum alles ligt vol over al worden ze ingedeelt maar bij ons in de buurt zijn nog niet geweest maar bij oomen Peter op talenbrug heeft er ook een en alles word even duur en de koetsier is ook nog niet thuis geweest maar wij hoopen toch dat gij toch eens gauw mag over komen kijken want wij verlangen hard naar u en Gijs van garderen was zondag met 2 x 24 uur thuis dat had hij verdient met zintels rijen die ligt nu in een schip op de vecht en Gijs van tante Juud is vandaag aan teekenen in Scherpeceel en het weer is allen dagen nog al even mooi en de knollen staan zoo best dat is aardigheid om te zien maar bij ons heen staan ze overal nog al goed die gemest zijn en de rog komt al weer mooi op e nu zal ik maar niet meer schrijfen de hartelijke groetten van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen schrijf nu spoedig terug.
Pijnenburg, 4 November 1914
Waarde broeder bij dezen laat ik u weten als dat wij nog al goed gezond zijn en hoopen het van u ook weer te hooren en met Grootmoeder gaat het nu ook nog al en Cornelis is Zaterdagavond tegen een paal bij vervat gereden met zijn fiets en nu heeft hij een zeeren arm en hij heeft naar de dokter geweest en die heef er een verband om gedaan en hij kan nu niets doen wat is al lastig maar nu heeft Jan melken maar die gaat morgen naar jan van vulpen toe en wij hebben u brief ontvangen en hebben gelezen dat je goed overgekomen bent en vader heeft de varkens verkocht voor een kwartje aan Jan van de Broek en nu zullen wij maar niet meer schriffen en verder de groette van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen
Commentaar:
Zoals ook al uit de brief van 2 oktober 1914 kon worden afgeleid was broer Cornelis (geb.1895) in het bezit van een fiets. Eerder dat jaar(april) had Gerrit ook een fiets aangeschaft bij Vervat. Het is niet bekend of die fiets tijdens de mobilisatie gewoon op de Charlottehoeve is gebleven en wellicht gebruikt werd door de broers. Vervat was gevestigd aan de Veenhuizerlaan (nu Koninginnelaan) ter hoogte waar nu het busstation is. Van de aanschaf van een nieuwe fiets door Gerrit is onderstaand bewijs in het archief gevonden.
Het gebruik van fietsen was vóór de oorlog zeker nog geen massaal gebeuren. In het blad 'Traditie' (voorjaar 2010,jaargang 16 nr.1) stond bij een foto het onderschrift: 'In de Eerste Wereldoorlog hebben de Nederlandse mannen leren fietsen' en in een artikel gewijd aan de fiets stond het volgende: `Aan het front van de Eerste Wereldoorlog waren de Belgische, Engelse en Duitse soldaten uitgerust met fietsen. Dat leek heel slim, want paarden waren niet bestand tegen het nieuwe wapentuig. Een soldaat die het fluiten van een granaat hoort, kan niet snel zijn paard aan de kant zetten en dekking zoeken. Met een fiets is dat veel eenvoudiger. Bovendien kan een fiets wel een paar tikken hebben, terwijl een paard veel kwetsbaarder is. Logisch dus, dat het leger veel geld stak in de ontwikkeling en bouw van nieuwe fietsen en de generaals de zandhazen massaal met een fiets uitrustten. In de praktijk van het front bleek echter dat de fiets een enorm blok aan het been was van de soldaten. In de modder van de slagvelden en de hel van de loopgraven kwamen ze er niet sneller, maar eerder langzamer mee vooruit. Bovendien moesten ze vaak onder vuur hun fietsen ophalen nadat ze dekking hadden gezocht, want het waren dure dingen en het leger wilde ze niet kwijtraken. De fietsen werden uiteindelijk dan ook nauwelijks gebruikt. Na afloop van de oorlog was de fiets een vervloekt ding voor de mannen die van het front kwamen, een vervoermiddel met alleen maar negatieve associaties die zijn onnut vier jaar lang bewezen had.
Heel anders verging het de Nederlandse soldaten. De soldaten hadden zich vier jaar lang staan vervelen aan de grens. Eén van de verzetjes die ze hadden waren hun fietsen. Ze hielden races en leerden het gemak kennen van het overbruggen van relatief grote afstanden op hun rijwiel. Waar de buitenlandse soldaten geen fiets meer konden zien, zond het Nederlandse leger in 1918 juist duizenden ambassadeurs van de fiets uit de kazernes terug naar huis. Daar komt bij dat het leger besefte dat de fietsen ongeschikt waren voor de oorlogsvoering, terwijl de auto een stuk beter van kwaliteit was geworden. Het gevolg was dat de fietsen nog wel voor verkenning en koerierswerk werden ingezet, maar het leeuwendeel van de militairen helemaal geen baat had bij de fiets. Veel legerfietsen gingen dus massaal in de verkoop terwijl alle soldaten die aan het front met het rijwiel kennis hadden gemaakt, er laaiend enthousiast over waren. Zo deed de fiets haar intrede in de Nederlandse huishoudens."
Hoewel het verhaal in `Traditie' wellicht enigszins overdreven gekleurd is, leek het me toch goed dit neveneffect van de oorlog te vermelden.
Pijnenburg, 9 November 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten al dat wij nog al gezond zijn en hoopen van u het zelfde en met Grootmoeder gaat het op ogenblik nog al en Cornelis z hand wordt nog wijnig beter hij kan ten minste omtrent nog nits toen en wij hebben hedenmorgen geslacht en wij zouden dinsdag de koeien maar op stal zetten als het droog was en wij hebben zaterdagavond u brief ontvangen en vader is zondag niet naar Leusden geweest hij had er geen zin in want het is nog zoo heel stuk loopen naar het spoor en wij hebben van oome Mees of van Gerrit ook nog niets gehoort en jij ook niets schrijft je zouwen de briefen dan niet overgekomen zijn en nu zal ik maar eindigen met schrgen want anders is alles nog zo het zelfde bij opns in de buurt verde de groette van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen.
Pijnenburg, 28 november 1914,
Waarde broeder met dezen laat ik u weten als dag wij nog goed gezond zijn en hoopen van u hetzelfde en met Grootmoeder gaat het nu ook nog al en wij hebben Vrijdagavond je brief ontvangen en hebben gelezen als dat je goed over gekomen bent En bij Jacob Brouwer is van de week een pink dood gegaan en bij Evert Westeringlag van de week op een morgen maar zoo een paard dood en ze hadden er de heele dag nog mee gewerkt en ze hadden er niets aan gezien en Jan van Garderen heeft weer een jongen zoon bij n u heeft hij er al drie en verder zal ik maar niet schrijfen en verder de groette van ons allen en ook van Grootmoeder
A.Veldhuizens schrijf nu maar terug
Hierna volgt een brief van zus Elisabeth (geb.1898) . In 1914 zijn er weinig brieven van haar. In 1915 schrijft zij regelmatig.
Commentaar:
Uit deze brief van Elisabeth kan worden afgeleid dat de bewoners van Charlottehoeve op de hoogte waren van de dramatische gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden op het Kamp van Zeist waar een opstand van Belgische gebterneerden was neergeslagen,waarbij doden en gewonden vielen. Uitgebreid worden deze gebeurtenissen belicht in het boek 'Oorlogsgasten' van Evelynde Roodt. Eerder schreef Jan van Steendelaar in dit blad een artikel over het Kamp van Zeist als toevluchtsoord voor vluchtelingen. ( Zie 23e jaargang, nr.1 zomer 2002)
Pijnenburg, 17 december 1914
Waarde broeder met dezen laat ik u weten al dat wij nog al gezond zijn en hoopen van u hetzelfde weer te hooren en met Grootmoeder gaat het nu nogal maar ze heeft weer zulken dikken beenen en wij hebben u brief ontvangen en de anzicht ook en wij hebben gelezen dat je verder op gegaan bent en dat je nog niet mocht komen maar wij hopen toch dat je eens gauw over komt en Cornelis heeft heden avond een papier thuis gekregen. Als er oorlog komt dan moet hij ook dan wordt hij voor de landstrom gerekend en de koetsier van meheer tegelberg is dinsdagavond weer weg gegaan hij is vier dagen thuis geweest; en toe is vader en moeder maandagavond op zijn verjaardag geweest en de jongens krijgen een ander week weer een kerstboom op de Grift en de jongens van Jan van Broek zijn nu ook inBourne Nassau zijden zij en Willem Mulder komt aanstaande dinsdag om de koel en verder zal ik maar niet schrijfen. Verder de groete van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen
Pijnenburg, 29 december 1914
Waarde broeder met dezen laar ik u weten als dat wij nog goed gezond zijn en hoo pen van u hetzelfde van u weer te hooren en met Grootmoeder gaat het nu ook nogal en wij hebben u brief ontvangen en hebben gelezen dat je goed over gekomen ben en met dezen wil ik u schriffen dat de koei zaterdagnacht al gekalft heeft en wij hadden hem niet weggebracht want hij kaifde zo onverwasch en toe heeft hij bij ons gekalft en hij had eenveerskalf en dat heeft Jacob brouwer van oomen Willem gekocht voor veertien gulden en de koei hebben wij van middag weggebracht en alle sis nogal goed afgelopen en ij hebben een papier gekregen als dat op aan zichtkaarten en nieuwjaarskaarten weer postzegels op moesten maar op briefen geloofen wij nog niet genminste dat stond er niet op maar nu moer je maar schriffen of dat je er daar ook al iets van gehoord heeft en het is alle dag maar weer even nat want het regent wat af en nu zal ik maar eindigen met schriffen want meer nieuws weet ik niet en verder de grote van ons allen en ook van Grootmoeder
A. Veldhuizen
De brieven en foto's werden mij beschikbaar gesteld door de heer J. Veldhuizen te Soestduinen die ze weer had gekregen van zijn neef de heer C.Nieuwenhuizen. Als u alle bewaarde brieven die geschreven zijn in de periode augustus tot en met december 1914 aan Gerrit Veldhuizen wilt lezen dan kunt ukijken op de website van de historische vereniging.( www.oudsoest.nl)
Volgende afleveringen, delen uit deze serie:
Deel 2: Brieven schrijven tijdens mobilsatieperiode 1914 - 1918
Deel 3: Brieven schrijven tijdens mobilisatieperiode 1914 - 1918
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.