Ton Hartman
Inleiding
Onderlaatst verkreeg de werkgroep Genealogie en Historisch Onderzoek een omvangrijk archief. Dit archief behoorde toe en was verzameld door de heer Gerard Stalenhoef welke afgelopen winter overleden is. Lezers die dit periodiek al wat langer lezen zullen zich zijn genealogische artikelen over oude families nog herinneren. Ook was hij een drijvende kracht achter de voormalige werkgroep Eemland. Van de door haar verzamelde gegevens wordt nog steeds gebruik gemaakt. Zo was er bij Gerrit Stalenhoef aangetekend de bijnamen "Gart de Patser" of "Toon de Kievit".
Wie was Gerrit Stalenhoef?
Bij het artikel over de Gildekoning 2007, de heer Piet Stalenhoef (geplaatst in het voorjaarsnummer 2008 van dit blad) is zijdelings wat aandacht besteed aan zijn oudoom Gerrit. Gerrit Stalenhoef (1869- 1939) was de derde zoon van Peter Stalenhoef en Geertje Kok en groeide op in de boerderij Gustalenhoef, nu Birkstraat 119. Het ouderlijke gezin werd daarna nog uitgebreid met nog eens een dochter en vijf zoons. Mogelijk had Gerrit — gezien zijn latere bezigheden — wel boer willen worden, thuis was dat niet meer mogelijk want de Gustalenhoef is in 1907 in het openbaar geveild.
Gerrit werd handelaar in brandstoffen, welke brandstoffen is niet bekend, maar het was in de tijd dat er nog volop turf werd gestookt. Deze handel was niet erg succesvol. Op 19 september 1908 werd hij failliet verklaard. Waarschijnlijk leidde hij vanaf die tijd een min of meer zwervend bestaan. Er is niet teveel voorstellingsvermogen voor nodig om te weten hoe Gerrit aan zijn bijnaam 'Gande Patser' kwam. Anders is het met zijn andere bijnaam "Toon de Kievit". Had hij een wandelgang met korte stapjes of keek hij altijd nogal oplettend om zich heen? Het is mogelijk, maar er is een andere verklaring. Bij een eerste grove selectie van het bovengenoemde archief kwam er een boekje tevoorschijn met de titel "Hijkes en Sijkes" onder redactie van C.J. van Dijk, uitgegeven door de Leeuwarder Courant in 1967. Het boekje gaat geheel over het historische verschijnsel `kievitseieren rapen'. De titel slaat op de Friese benaming voor mannetjes en vrouwtjes kieviten. In dit boekje stond natuurlijk ook een lijstje met eerste vinddatums, voor Friesland apart van de rest van Nederland. Het 'eerste' kievitsei werd toch ieder jaar gezien als een voorbode voor de naderende lente. De bekroning van de vondst was natuurlijk het aanbieden of opsturen van dit ei naar H.M. de Koningin en de vermelding in de krant. Bij streekarchief Eemland zijn de oude kranten digitaal te doorzoeken. In de Nieuwe Amersfoortsche Courant van 18 maart 1882 wordt al vermeld dat het eerste kievitsei voor 1 gulden verkocht werd. Twaalf jaar later bracht zo'n ei 15 gulden op. Meer nog gaat het om de eer van het vinden. Op 16 maart 1933 wordt het eerste kievitsei gevonden in de Gelderse Vallei bij Wageningen. Gezien de rivaliteit die er altijd al heerste tussen de 'Friese ljipaeisykjen' en de kievitseierenzoekers uit de rest van Nederland is de scepsis te begrijpen bij het lezen van de naam van de vinder: Toon de Kievit. Nu komt de familienaam Kievit en De Kievit in Nederland nog redelijk veel voor, in 1947 droegen 1802 personen deze naam. Toch was vriend en vijand ervan overtuigd dat het niet de echte naam van de vinder was. Het raadsel werd pas veel later — in de zestiger jaren van de vorige eeuw — ontrafeld. Bij navraag bij het Koninklijk Huisarchief werd beweerd dat hij uit Rucphen in Brabant zou komen. Bij naspeuringen in de omgeving van de Gelderse Vallei bleken oudere bewoners van de streek Toon nog wel gekend te hebben. Hij kwam als seizoenarbeider in het vroege voorjaar naar de boerderij met de toepasselijke naam "De Kruiponder" in de buurt van Rheden. 's Winters vertoefde hij op een boerderij in de Haarlemmermeer, maar volgens zijn eigen verhalen verbleef hij ook weleens 'in het leven' in Amsterdam. U begrijpt misschien hiermee de wens van anonimiteit. Het eieren zoeken gebeurde niet alleen voor de eer, er was een leuke bijverdienste mee te behalen. Toon verkocht zijn gevonden eieren aan delicatessenhandelaar Jacob Zeeman in Wageningen, deze zorgde ook dat het eerste ei van 1933 naar het paleis gestuurd werd, mogelijk als een reclamestunt. Als beloning kreeg Toon een 'koninklijk tientje'. Op zeker moment kwam er toch een dagvaarding op naam van Gerrit Jan Stalenhoef binnen op boerderij De Kruiponder en bekende Gerrit dat Toon niet zijn ware naam was. Wat hij op zijn kerfstok had is niet bekend geworden. De zoon van de toenmalige boer wist nog te vermelden dat hij in de winter van '39 op '40 plotseling overleden was nadat hij van een trap afgedaald was. Enkele broers van Gerrit Stalenhoef waren ook aan hartproblemen overleden.
In de Soester Courant van 30 april 1968 stond een groot achtergrond artikel over het kievitseieren rapen in Nederland. Volgens dit verhaal was de hegemonie van het eerste ei vinden de laatste 35 jaar voor Friesland gereserveerd. De laatste keer dat het niet zo was dus in 1933, want toen was het ei in de Gelderse vallei gevonden. Niet vermeld, dus waarschijnlijk bij de auteur of redactie van toen niet bekend dat een oud Soester de vinder was!
Eerste kievitseieren in Soest
De eerste vermelding die we in het digitale archief van de Soester Courant vonden was op 23 maart 1948. Geschreven werd dat gisteren, dus 22 maart, het eerste ei gevonden was door politieagent T. van der Meulen. Hij mocht deze morgen het ei aanbieden aan burgemeesterMr.S.P. Bentinck. Komisch is de toevoeging van de redactie dat de belangstelling van onze politiemensen niet alleen uitgaat naar verkeerszondaars en zwijntjesjagers. Met de laatste groep worden stropers bedoeld. Tegenwoordig zou de publieke opinie het kievitseieren zoeken onder werktijd als zwaarder vergrijp aanrekenen dan stropen. Een jaar later vond op zondag 27 maart 1949 W. van Roomen jr. het eerste kievitsei in de weilanden bij de Eem. Dezelfde dag nog heeft de nu senior zijnde Wim van Roomen het ei aan de burgemeester aangeboden.
In 1950 was de welbekende veldbioloog Rinke Tolman degene die het eerste ei vond en wel op zaterdag de 25ste maart. Er is niet vermeld wat hij met het ei gedaan heeft. Het Dagblad van Amersfoort van 20 maart 1952 meldt dat rechercheur Van der Meulen weer de eerste vinder was. Speuren was dus inmiddels zijn beroep. Volgens de Soester Courant van 26 maart 1953 werd het eerste kievitsei gisterenavond om ongeveer zes uur gevonden door H.C. Klarenbeek, wonende aan de Lange Brinkweg 31a. Hij had het ei gevonden op een weiland achter de gemeentelijke vuilnisbelt aan dezelfde Lange Brinkweg. Dit ei is ook weer aan de burgemeester aangeboden. De eersteling van 1954 is op zondagmiddag 28 maart gevonden door J. Nieuwenburg op het land van zijn baas, de heer H. Butzelaar aan de Grote Me1m. De traditie met de burgemeester werd weer gehandhaafd. Volgens de voorpagina van de Soester Courant van 8 april 1955 had T. van der Meulen ten onrechte met de eer gestreken en was Arjen Dijkstra uit de Eemstraat de eerste aanbieder aan de burgemeester. In 1956 had Joh. Van Hofslot, wonende Peter van de Breemerweg 15 de primeur. Voor 1957 staat het eerste kievitsei op naam van P.J. van de Breemer van het Kerkpad N.Z. Om verwarring te voorkomen, dit is Piet van Arie van Jan van Mart, hij is een weinig later naar Brabant vertrokken waar hij nu nog woont. Op 17 maart 1959 mocht voornoemde Wim van Roomen het eerste ei aanbieden tijdens de vergadering van B.& W. Het jaar erop moest Wim de eer delen met Ch. Vonk, ze hadden het samen gevonden. In 1961 komen we weer een ervaren zoeker tegen, op 18 maart presenteerde brigadier T. van der Meulen zijn vondst. Het wordt eentonig maar ook in 1962 was hij de eerste vinder. Met het digitaal zoeken kwam de volgende melding pas in 1967 tevoorschijn. H. Kamphorst, wonende aan de Wieksloterweg was de gelukkige. Ook in 1968 werd het eerste ei in het Soester Veen gevonden door J. Buitenhuis van de Dorresteinweg 121, zijn 11-jarige dochter mocht het aanbieden aan de burgemeester.
In de krant van 18 maart 1969 wordt gewaarschuwd dat de burgemeester van Soest net als de Koningin de overhandiging van het eerste kievitsei niet meer zal accepteren. De maatschappelijke discussie wordt dus heviger. Toch wordt in 1970 wel de vinder in de krant vermeld; A.J. Brink van de Julianalaan 15 vond het ei in het land bij A. Duinkerken aan de Biltseweg. In 1972 was Th. Wassenaar 30 jaar, hij vond het ei in de omgeving van de Lange Brinkweg. In de volgende editie werd zijn vondst gecorrigeerd. De 80 jarige heer Hooijsma, bewoner van Molenschot, had al een week eerder 2 eieren aan de directie van dat bejaardencentrum aangeboden en ook nog 10 medebewoners voorzien van een eitje, zonder enige scepsis wordt het op de voorpagina gemeld. Een jaar later was C. Hoitsma twee jaar ouder (welke leeftijd nu correct is niet bekend), maar Fries genoeg om het eerste ei te vinden. Dit is ook de laatste gevonden vermelding van het eerste kievitsei in Soest.
Ervaringen van een kievitseierenzoeker
In het voorgaande stukje is meerdere malen de naam Wim van Roomen vermeld dus is er even nagevraagd naar zijn ervaringen. Elk voorjaar begon het al vroeg te kriebelen bij Wim. Als de temperatuur iets opliep spitste hij zijn oren en keek vaker naar de lucht. Ondertussen deden zijn concurrenten dat ook. De rivaliteit tussen de politieman T. van der Meulen en Wim van Roomen was groot, soms leek het erop dat ze elkaar meer aan het beloeren waren dan de kievieten. Ook werd het spel niet altijd even fris gespeeld, zo liep Wim een keer langs de spoorlijn — de A.P. Hilhorstweg was nog niet aangelegd — en werd door Van der Meulen op de bon geslingerd wegens het lopen op verboden terrein. Anderzijds vergat Van der Meulen weleens om toestemming te vragen aan de landeigenaar voor het betreden van het weiland, maar om dan, als landeigenaar, het politiebureau te bellen om hun collega te gaan bekeuren vraagt wel heel veel moed.
Burgemeester baron Bentinck liet niet echt merken dat hij verguld was met dat eerste ei, hij kwam zelf nog niet eens naar de voordeur om het ei in ontvangst te nemen. Heel anders was dat bij pastoor Lommerse, in die tijd werden de pastoors nog tot de notabelen van het dorp gerekend en konden dus rekenen op dit soort exclusieve cadeautjes. Wim van Roomen, een parochiaan van de Petrus en Pauluskerk, vertelde dat ze dan op zondagmiddag een doosje eieren gingen brengen in de pastorie van de H. Familiekerk. Pastoor Lommerse onthaalde ze gastvrij en de fles kwam op tafel, geen gewone vieux, maar echte cognac werd er dan geschonken. Die middag kwam er niets meer van eieren zoeken. Ze waren al blij dat ze de weg konden vinden. Wim had een grondige hekel aan de commerciële zoekers, met een aardappel als placebo in het nest telkens de bijgelegde eieren weghalen en verkopen.
Stand van zaken
Terug naar Soest in de 21ste eeuw, verdwenen zijn de ` Swiebertje' gelijkende types die een min of meer zwervend bestaan hadden en door wat seizoenswerk aan de kost kwamen. Sommige waren door drankproblemen echt vervallen tot landlopers en bietsten en bedelden zelfs. Verdwenen zijn ook de commerciële kievitseierenzoekers, niet alleen omdat er geen verkoop meer mogelijk is, maar ook omdat de huidige generatie veehouders wel zorgvuldig met de natuur wil omgaan. Ook verdwenen zijn de vogelwachters die de kievitsnesten opzochten en beschermden. In Soest waren ze georganiseerd in de weidevogelgroep "De Wulp". Door het overlijden van enkele ervaren zoekers zoals Cees de Gier, Wim van den Breemer en Rien Broelcman en tegenvallende resultaten is hun motivatie enigszins verminderd. Ook de kieviten zijn grotendeels verdwenen, in 2002 waren er nog ruim 150 nesten gevonden en beschermd, een jaar later was dat nog maar de helft. Overal in den lande is onderzocht welke oorzaak het meeste invloed zou hebben. Met moderne middelen zoals permanent cameratoezicht of het toerusten van de kuikens met een zendertje wordt geprobeerd om meer te weten te komen. Soms wordt er ook geluisterd naar boerenwijsheid. De dalende tendens heeft zich nog steeds doorgezet. Over de oorzaken verschillen de meningen en dit blad is niet het juiste podium voor discussie. Pieter Kuijer — een van de weidevogel beschermende boeren van het eerste uur - zag dit voorjaar wel enkele lichtpuntjes. Hij heeft goede hoop dat de ongeveer 20 nestvliedende kuikens van de tureluur en ongeveer 10 van de kievit die zich op zijn landerijen bevinden niet meer ten prooi zullen vallen aan predatie. Mogelijk is dit te danken aan het niet meer markeren van de nesten met een stokje.
Tenslotte
Thans hebben we een wethouder met onder andere dierenwelzijn in haar portefeuille. Het toeval wil dat zij — mevrouw Rosan Coppes — in de boerderij woont waar Gerrit Stalenhoef zijn jeugd heeft doorgebracht. Mocht zij op zolder nog een oude pet vinden met wat eierenstruif erin dan zal die misschien wel toebehoord hebben aan 'onze' Toon de Kievit.
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.