Wim Peters
Gerardus Sefridus Titus van de Poll wordt op 25 juni 1915 in Watergraafsmeer geboren als zoon van Gerardus van de Poll en Johanna de Boer. Hij trouwt op 8 januari 1941 met Bertie Keulemans. Op 19 maart 1987 overlijdt hij na een langdurende ziekte in Soest.
Een bevlogen journalist
door Wim Peters
(met dank aan Juul van de Poll)
Het ouderlijk gezin Van de Poll verhuist in juni 1931 van Amsterdam naar Soest. Gerardus van de Poll sr is in die tijd hoofdmachinist op de grote vaart (Maatschappij Nederland). Een korte tijd woont men aan de Vredehofstraat. Geert jr. volgt zijn HBS-opleiding in Hilversum en sluit deze met succes af. Tijdens een reunie van leeftijdgenoten van die opleiding leert hij zijn toekomstige vrouw kennen.
Hoewel hij geen specifieke journalistieke opleiding heeft, schrijft hij vanaf het midden van de jaren dertig van vorige eeuw voor diverse kranten en weekbladen. Illustratief uit die tijd is een brief van de Hoofdredactie van Dagblad "Het Centrum" uit Utrecht [1]: "Honorarium 2 cent per regel gedrukte kopy en 25 cent voor berichten tot twaalf regels. Niet geplaatste kopy wordt niet gehonoreerd, maar onkosten (porto-kosten en telefoon/telegraafkosten) worden in spoedgevallen vergoed."
Geert wordt per 1 april 1935 de correspondent van deze krant als opvolger van de heer Pieper. Een jaar later is hij correspondent van het Utrechts Nieuwsblad, het Rotterdamsch Nieuwsblad en vanaf 1939 van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Hij is de centrale figuur in 1938 temidden van de internationale pers, verzameld in het vermaarde hotel "Trier" tijdens de spannende weken rond de geboorte van Koningin Beatrix. Hij leert hier bekende en belangrijke personen op "Soestdijk" kennen en wordt jarenlang alom gewaardeerd.
In de zomer van 1941 verbiedt de Commissie voor Persorganisatie - zo stelt men — "ter wille van papierbesparing", de uitgave van een groot deel van de kranten en tijdschriften In Nederland.
Dat verbod treft uiteraard ook de Soester Courant; zij wordt gedwongen haar werkzaamheden te staken en op 19 september 1941 wordt de krant voor het laatst uitgegeven. Wat de werkelijke reden is wordt niet aan de lezers duidelijk gemaakt of kan niet duidelijk gemaakt worden: de wurgende greep van de bezetter op de pers wordt ook in Soest merkbaar.
Met ingang van 1 januari 1942 ontstaat weliswaar een fusie tussen de Soester en de Baarnsche Courant (De Nieuwsbode), doch dit weekblad is bepaald geen lang leven beschoren. De uitgever laat in het vijfde nummer aan de lezers al weten, dat "als gevolg van een nieuwe beslissing van de Commissie Persorganisatie te Den Haag de Nieuwsbode met ingang van 1 februari ( 1942 ..) niet meer zal verschijnen" [2]
Dit als illustratie. Het betekent, dat van de diensten van Geert van de Poll nog slechts in zeer beperkte mate gebruik kan worden gemaakt. Veel te weinig om daar een gezin van te onderhouden. Hij gaat op zoek naar ander werk. Uit een verklaring van de Provinciale Voedselcommissaris voor Gelderland van 25 januari 1946 valt af te leiden, dat Geert met ingang van september 1942 in de buitendienst van deze organisatie is gaan werken. "Aanvankelijk als assistent, later, door gebleken prestaties als le assistent en plaatsvervangend leider der administratie op diverse weekmarkten in Gelderland" zo wordt in deze brief gesteld. De plaatsen waar het vee wordt geregistreerd liggen bepaald niet op een steenworp afstand van Soest (Nijkerk, Nunspeet, Tiel) en die gemeenten moet hij met het openbaar vervoer bereiken. Uiteraard beschikt hij over een verklaring uitgegeven door het departement van landbouw en visscherij waarbij aan de "hiervoor in aanmerking komende autoriteiten ( ..hem..) alle toelaatbare faciliteiten te verleenen en in het bijzonder zijn/haar bewegingsvrijheid niet te beperken." [3]
In oktober 1944 wordt Geert door de burgemeester ingeschakeld als inpecteur bij het evacuatie-bureau Soest.
Als de bezetting in 1945 beëindigd is, verklaart de plaatselijk commandant van de afdeling Soest van de Binnenlandse Strijdkrachten op 4 juni 1945, na getuigenis van twee getuigen, dat Geert op politiek gebied volkomen betrouwbaar is.
Aan zijn werk als buitendienstfunctionaris van de voedselvoorziening komt — op eigen verzoek - op 1 januari 1948 een einde.
Opnieuw kan hij daarna als streekverslaggever zijn werkzaamheden hervatten voor een tiental regionale en landelijke dag- en weekbladen.
Vanaf 1951 tot en met 1955 is hij in dienst van de Soester Courant.
Met ingang van 15 november 1955 wordt hij als journalist aangesteld bij de Gooi- en Eemlander.
Zijn werkzaamheden bestaan uit de nieuwsverzorging van Baarn en Soest, Spakenburg en Bunschoten. Uiteraard wordt hem verplicht het correspondentschap van andere bladen met ingang van diezelfde datum te beëindigen.
Het heeft zeker een opluchting voor het gezin Van de Poll betekend. Een vast maandsalaris is immers een ongekende weelde. Meer dan eens is voor die tijd de gehele familie ingeschakeld geweest om alle regels van een krantenartikel te tellen. Immers de inkomsten zijn tot dan toe steeds afhankelijk geweest van de lengte van een artikel en als het niet geplaatst wordt, worden slechts de portokosten betaald!!
Als hij na bijna twintig jaar (in 1974) afscheid neemt van de Gooi- en Eemlander typeert deze krant hem als volgt: "Geert van de Poll gold vanaf het begin van de jaren dertig tot medio november 1974 — zo'n kleine veertig jaar, - als de verpersoonlijking van de journalistiek en de nieuwsgaring in Soest en Baarn. Een streekverslaggever van de oude stempel, die als het ware dag en nacht — vaak in de letterlijke betekenis — voor zijn kranten klaar stond." [4]
Geert kent Eemland "van haver tot gort".
In Soest krijgt hij te maken met vijf burgemeesters.
Een voorval wat hem steeds is bijgebleven is het moment waarop burgemeester Deketh bij de inhuldiging van Prinses Juliana en Prins Bernhard in Soest op 15 april 1937 op het bordes onwel wordt en korte tijd later overlijdt. Het door hem geschreven verslag van de gebeurtenissen moet door velen in Nederland gelezen zijn, want vele landelijke dagbladen hebben zijn bijdrage integraal overgenomen.
Hij is niet zomaar een krantenschrijver die waarneemt, opschrijft en de zaak er verder bij laat zitten. Zeker niet, want als gemeentelijke bestuurders het in zijn ogen zaken niet op een juiste, rechtvaardige wijze behandelen, laat hij het niet na kritische noten te plaatsen. Dat maakt hem niet altijd geliefd bij diezelfde bestuurders. In zijn wekelijkse column "Van de Eemkant" plaatst hij met enige regelmaat grote vraagtekens bij het besluitvormingsproces van de raad van Soest, maar niet alleen van Soest. Ook situaties in Baarn en Bunschoten vindt men er in terug.
Kritisch is hij bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de bouwplannen op de Eng.
In 1956 is de realisatie ervan aangekondigd, maar als gevolg van het ontbreken van overeenstemming met de eigenaren van de grond constateert de Gooi- en Eemlander in zijn editie van 23 augustus 1958, dat "er nog geen enkele activiteit valt te ontdekken."
Als twee jaar later wordt vastgesteld dat bouwtekeningen niet deugen en er toch wordt gebouwd, wordt een onderzoek ingesteld naar de rol die ambtenaren van gemeentewerken hier hebben gespeeld. Van de Poll kan zelfs beschikken over een vertrouwelijk rapport aan de gemeenteraad. Fijntjes schrijft hij: "Het rapport is bij de ingekomen stukken gevoegd van de raadsvergadering van woensdag 17 mei en staat niet op de agenda vermeld als punt van bespreking."
Ongetwijfeld zal het een onderwerp van gesprek zijn geweest na afloop van de raadsvergadering in het samenzijn van enkele raadsleden met de pers in café Centraal, in die tijd aan de Van Weedestraat.
Soest stond in die tijd aan de vooravond van een forse uitbreiding van de bebouwing. Ontwikkelingsplannen en voorgenomen aankopen werden zorgvuldig via besloten vergaderingen van raadscommissie(s) voorbereid. Als duidelijk was dat een plan op een raadsmeerderheid kon rekenen werd het voorgelegd aan de gemeenteraad, die in de openbaarheid een besluit zou nemen. Maar er bleken toch wat complicaties.
In de eerste plaats was elke raadscommissie ingesteld om het college van burgemeester en wethouders op een bepaald gebied bij te staan (bijvoorbeeld openbare werken, financiën etc.).
Ten tweede was slechts een deel van de raadsleden gerechtigd in een dergelijke commissie zitting te hebben en mochten weliswaar de andere raadsleden wel de (besloten) vergaderingen bijwonen, maar zij kregen geen vergoeding en ten derde zou men niet kunnen praten over algemene zaken van beleidsmatige aard.
Intussen werd onder leiding van de wethouder Van Zadelhoff wel elke maand een vergadering van de commissies grondbedrijf en openbare werken gehouden, waar — zonder al te zeer op gespannen voet te komen met het werkterrein van een van die commissies — toch in wat algemene zin kon worden gesproken en afspraken gemaakt. De bedoeling was om die handelwijze te legaliseren, zoals de voorzitter van de raad dat uitdrukte
Dat daarmede de pers buiten de deur werd gehouden was wellicht niet de bedoeling, maar was mooi meegenomen. In april 1963 werd een raadsvoorstel voorbereid voor behandeling in mei.
De studerende medewerkers van de gemeente Soest werden enkele jaren later meer dan eens geconfronteerd met het bewuste besluit van de gemeenteraad van 2 mei 1963.
In die vergadering besloot de gemeenteraad tot het instellen van een commissie van bijstand aan het college van burgemeester en wethouders"inzake algemeen gemeentelijke beleidszaken".
Het raadslid Jan Karel de Bruin (VVD) stemt echter — als enige raadslid - tegen het voorstel. Hij werd zelfs met 15 stemmen benoemd in die commissie! Immers alle raadsleden, behalve de wethouders, zouden lid zijn van die commissie. Hij nam die benoeming overigens niet aan.
Leest men de notulen van de raad van die vergadering nog eens door, dan lijkt het er op, dat het daar bij zal blijven. Een al enkele jaren gebruikelijke wijze van voorbereiding van de besluitvorming wordt nu geformaliseerd en dat betekent, dat vele onderwerpen aan de orde kunnen komen, die niet of eerst in de raadsvergadering in de openbaarheid komen. Maar de heer de Bruin geeft in die vergadering niet aan 'het hogerop te zoeken".
Toch heeft raadslid De Bruin besloten een brief te schrijven aan H.M. de Koningin. Het VVD-raadslid gebruikt die mogelijkheid om haar te wijzen op dit besluit van de gemeenteraad.
In de vorm van 10 bedenkingen vraagt hij eerbiedig "of er voor haar aanleiding bestaat het bestreden besluit en de bestreden verordening van de gemeenteraad van Soest in gevolge het bepaalde in artikel 185 der gemeentewet te vernietigen c.q. voorlopig te schorsen, wegens strijd met de wet of met het algemeen belang".
Tot voor enige jaren was het niet duidelijk wie (het concept van) de bewuste brief werkelijk heeft geschreven, doch in het archiefstukken van Geert kan men er een doorslag van vinden. Het papier dat hiervoor is gebruikt laat geen vragen over. In café Centraal (wellicht) is na afloop van de bewuste vergadering de afspraak gemaakt, dat Geert het ontwerp van de brief aan Hare Majesteit de Koningin zou maken.
Met enige moeite heeft de heer de Bruin (toen ik hem dat vroeg, woonde hij in Zeist) dat een tiental jaren geleden ook toegegeven.
Zijn eerste bezwaar was het gegeven, dat alle raadsleden lid van die commissie zouden zijn; "het is dan een soort raadsvergadering, want ook de wethouders kunnen aan die vergadering deelnemen".
In de tweede plaats is er volgens de gemeentewet slechts plaats voor een commissie die bijstand geeft in het beheer van een bepaalde tak van de huishouding van de gemeente; dat is hier niet het geval: "integendeel zijn de bewoordingen zeer algemeen gehouden".
Het aantal leden wordt niet bepaald, is zijn volgende punt. Alle raadsleden waren lid. "Op zijn zachts gezegd zeer ongebruikelijk".
Zelfs het presentiegeld, zoals hiervoor gemeld, speelt een rol. Als leden van de raad — in die hoedanigheid mogen zij bij een vergadering van elke andere commissie aanwezig zijn — ontvangen zij daarvoor geen presentie geld. Dat wordt met deze oplossing "opgelost". Dat is "vreemd en ontoelaatbaar" schrijft de Bruin.
"Hoe ook bezien, de onderhavige bestreden manier van handelen en vergaderen is naar de mening van ondergetekende onjuist en onwettig en roept talrijke bezwaren op, die kwalijk in overeenstemming zijn met de wettelijk voorgeschreven openbaarheid in gemeentezaken."
Daarbij heeft de Bruin zich verzekerd van de steun van "de staatsman Thorbecke" die bij de totstandkoming van de gemeentewet in 1850 "de openbaarheid van handelen van de plaatselijke besturen in die wet liet verankeren", zo schrijft hij.
Het verzoek aan H.M. de Koningin is gedateerd 16 mei 1963.
De Gooi- en Eemlander kopt in zijn editie van 20 mei d.a.v. "Raadslid De Bruin heeft koningin raadsbesluit ter vernietiging voorgedragen. Raad in zijn geheel als commissie in strijd met de wet".
Wat daarbij op valt is het ook door de Bruin aangedragen probleem van de onvoltalligheid van de commissie extra de aandacht krijgt. Immers de Bruin had zijn benoeming niet aanvaard.
Dit punt was zo geregeld, dat binnen drie maanden een opengevallen plaats in de commissie zou moeten worden aangevuld met een raadslid. Maar: "deze bepaling is thans niet uitvoerbaar daar voor de open plaats geen raadslid beschikbaar is."
Iets meer dan een half jaar heeft de Kroon nodig om korte metten met het besluit van de gemeenteraad te maken.
Bij Koninklijk Besluit [5] van 22 januari 1964 "Hebben (Wij Juliana) goedgevonden en verstaan: vorengenoemde besluiten van de raad der gemeente Soest van 2 mei 1963 te vernietigen wegens strijd met de wet en het algemeen belang."
In het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden van 1964, bladzijde 149 vindt men de weerslag van het besluit.
Overwogen wordt:
dat de raad der gemeente Soest bij besluit van 2 mei 1963 heeft vastgesteld een Verordening, regelende de samenstelling en de werking van de commissie van bijstand inzake algemeen gemeentelijke beleidszaken;
dat artikel 1 van deze verordening bepaalt, dat burgemeester en wethouders bij de behandeling van algemeen gemeentelijke beleidszaken, waarover in de toekomst een beslissing moet worden genomen, zich kunnen doen bijstaan door een commissie, welke de naam voert van "Commissievoor Algemeen gemeentelijke beleidszaken";
dat deze verordening zich niet verdraagt met het bepaalde in het tweede lid van artikel 60 der gemeentewet, in zoverre als de taak van de bedoelde commissie niet beperkt is tot het bijstaan vanburgemeester en wethouders in het beheer van bepaalde takken van de huishouding van de gemeente;
dat, eveneens bij besluit van voornoemde raad van 2 mei 1963, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders, alle leden van de raad, met uitzondering van de wethouders, tot leden dier commissie zijn benoemd;
dat ook dit besluit in strijd is met het bepaalde in het tweede lid van artikel 60 der gemeentewet; dat immers bij deze samenstelling niet kan worden gesproken van een commissie zijner leden tot bijstand van burgemeester en wethouders;
dat door het inschakelen van de ingestelde commissie de bespreking van algemene beleidszaken stelselmatig in besloten bijeenkomsten van raadsleden zou plaatsvinden, waardoor in ernstige mate afbreuk wordt gedaan aan een der grondpijlers van het gemeentelijk bestel, te weten dat 's raads zaken zoveel mogelijk in het openbaar moeten worden behandeld;
dat derhalve vorengenoemde besluiten de raad ieder voor zich in strijd zijn met de wet en, in onderling verband beschouwd, met het algemeen belang.
Minister Toxopeus van Binnenlandse Zaken werd belast met de uitvoering van dit besluit.
Dat het besluit in strijd wordt geacht met de beide in de gemeentewet genoemde vernietigingsgronden is redelijk uniek. Slechts een enkele maal kan men dat in de jurisprudentie terugvinden.
Mede omdat de toenmalige gemeentesecretaris de heer J.J.J.M. Festen landelijk bekendheid genoot op administratief gebied, werden examenkandidaten werkzaam in Soest in die tijd fors doorgezaagd over dit besluit!
In een commentaar in de Gooi- en Eemlander van 21 februari 1964 schrijft Geert: "Meermalen is op deze plaats gewezen op de onjuiste en ondemocratische handelwijze, die al jaren in het Soester bestuursbeleid gemeengoed was geworden: eens per maand kwam niet de raad maar kwamen de raadsleden bijeen ter bespreking van bestuurszaken. Geen besloten vergadering dus, maar wel een besloten vergadering van raadsleden, waarin geen besluiten werden genomen, maar waarin wel de leden werd gevraagd of zij het allen eens waren met hetgeen naar voren was gebracht. In het geheim zijn op deze bijeenkomsten principebesluiten genomen, waarvan de aanleg van 'n rijksweg dwars over de Eng, er één is geweest.... De Kroon heeft de Soester gemeenteraad nog eens duidelijk voor ogen gehouden, dat een der grondpijlers van het gemeentelijk bestel, de openbaarheid is, een argument, dat wij op deze plaats al heel wat keren te berde hebben gebracht. Na jarenlange — in feite dus onwettige vergaderingen — is er hardhandig 'n einde gemaakt aan 'n kwalijke praktijk. "De praktijk legaliseren" is uitgelopen op een veroordeling van deze praktijk."
In de raadsvergadering van 15 maart 1964 [6] wordt onder "ingekomen stukken" de behandeling van het Koninklijk Besluit weergegeven. Twee raadsleden en een wethouder komen aan het woord:
Mevrouw Polet zegt dat het besluit "kennelijk een succes is voor de heer de Bruin. Zij wil dit best accepteren. Zij is echter van mening dat de voorzitter van de afdeling Soest van de VVD iets te ver is gegaan, door te stellen dat de VVD.-fractie te dezen op de bres heeft gestaan. Tweederde van deze fractie heeft indertijd het voorstel van het college ondersteund en de daaruitvolgende benoeming heeft aanvaard." (Mevrouw Polet was lid van de PvdA-fractie. Haar reactie was redelijk onderkoeld en inderdaad de twee andere leden van de fractie stemden voor).
De heer Berkelbach van der Sprenkel (CHU) vond het besluit van de raad een tast-case. De actie van het raadslid de Bruin zag hij als een "loyale oppositie".
Jammer alleen dat deze "de positieve kant van de zaak niet" wilde zien.
Spreker was voor "het legitimeren van de bestaande toestand" en het zou te gemakkelijk zijn — als hij bij de vaststelling van de regeling in de vergadering aanwezig zou zijn geweest — nu te zeggen "dat hij zou hebben tegengestemd".
Echter voor de afsluiting van dit punt komt de klapper van wethouder van Zadelhoff (KVP). Letterlijk laat hij optekenen: Hij "heeft begrepen dat er bij enkele raadsleden een zekere beduchtheid bestaat dat er zonder de verordening in den vervolge niet meer kan worden vergaderd. Daarom wil spreker mededelen dat er voor 31 maart (de laatste dinsdag van de maand) weer een normale gecombineerde vergadering van de grondcommissie en de commissie voor openbare werken is uitgeschreven. Als voorzitter van deze commissievergadering heet spreker ook alle raadsleden, die geen deel uitmaken van deze commissies, bij voorbaat van hart welkom op deze vergadering." (sic)
Door zijn oprechte, vaak kritische, verslaglegging was Geert van de Poll niet altijd in het gemeentehuis welkom. Als ambtenaar werd enige gepaste afzijdigheid ten opzichte van hem zeer op prijs gesteld.
Blijft over de vraag of de bestuurders in de reactie van het raadslid De Bruin, die heeft geleid tot het Koninklijk Besluit, de hand van Geert hebben gezien. Ik neem aan van wel.
De behandeling van de gemeente-begroting 1975 [7] wordt zonder de aanwezigheid van Geert gedaan. Burgemeester J.M.Corver-van Haaften laat in de notulen van de vergadering van 18 december 1974 aantekenen: "Wij missen op de perstribune iemand die jarenlang onze raadsvergaderingen heeft verslagen en die we node missen nu wij aan de begrotingsbehandeling bezig zijn; ik bedoel de heer Van de Poll die op het ogenblik in het ziekenhuis ligt. Ik stel voor om hem namens ons een bloemstukje te sturen. (Tekenen van instemming)."
Geert zal niet meer terugkeren op de voor de pers gereserveerde plaats bij de vergaderingen van de raad c.q. raadscommissies. Ruim 6 jaar later wordt door de directie van de Gooi- en Bernlander afscheid van hem genomen wegens "het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd".
Bij zijn afscheid op 1 september 1980 zegt de hoofdredacteur de heer H. van Wijk ondermeer het volgende: "Als zoon van een zeeman — uw vader was kapitein op de grote vaart als ik het wel heb — ging u, zoals al opgemerkt, geen zee te hoog. Helaas heeft u de tol van uw inspanningen moeten betalen, waardoor u voortijdig uw werkzaamheden heeft moeten stopzetten. Ik dacht niet, dat dit aan de journalistiek te verwijten was, wel uw rusteloze natuur, uw neiging om alles tot in de perfectie te willen doen. U was van de oude stempel, en hoorde tot een generatie, die in het harde werken voldoening vond."
Het lezen van door hem nagelaten bescheiden dient zeker nog te leiden tot nadere beschouwing van bepaalde zaken, die Geert in de openbaarheid heeft gebracht.
Mij ging het er nu speciaal om Geert van de Poll enige aandacht te geven, die door de Rijksvoorlichtingsdienst in 1966 voor "zijn goede en betrouwbare berichtgeving" werd geprezen. En anderzijds intrigeerde me de zaken rond de vernietiging van het raadsbesluit betreffende de bewuste commissie. Want sinds die zaak was het verwerpelijk als gemeenteambtenaar enige persoonlijke relatie met Geert te mogen hebben. En dat is mij daarom eerst na 1974 gelukt.
VOETNOTEN:
[1] Archief Van de Poll
[2] Gemeente-archief Soest
[3] Beide verklaringen in archief Van de Poll
[4] Archief Van de Poll
[5] Archief Van de Poll
[6] Gemeente-archief Soest (notulen raadsvergadering 1964)
[7] Gemeente-archief Soest (notulen raadsvergaering 1975)
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.