Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

De geschiedenis van Boerderij Gagelgat en zijn eigenaren en bewoners

Ton Hartman mmw Werkgroep Genealogie en Historisch Onderzoek

Inleiding Onderlaatst stond boerderij Gagelgat (Birkstraat 107) volop in de belangstelling, na het overlijden van de laatste bewoner en eigenaar werden de boerderij en landerijen verkocht aan de stichting "De Paardenkamp". Deze stichting heeft ambitieuze plannen en wil het geheel weer terugbrengen in de oorspronkelijke toestand van rond 1900. Om dat te kunnen realiseren is enige kennis van de geschiedenis van de boerderij niet overbodig dus komt er een cultuurhistorisch onderzoek.
Daarop vooruitlopend wat bespiegelingen mijnerzijds zonder de pretentie wetenschappelijk bezig te zijn, wel ziet u mijn betrokkenheid. Tevergeefs zult u zoeken naar een beschrijving van de laatste bewoner, gelukkig heeft Hans Kruiswijk al het een en ander opgetekend in o.a. zijn boek "De Duiven Kennen Het Koren Niet Meer".
Voor oudere gegevens is gebruik gemaakt van de resultaten van de voormalige werkgroep Eemland en onze werkgroep Genealogie en Historisch Onderzoek. Ik ben hen dan ook erkentelijk dat ik van deze gegevens gebruik heb mogen maken. Veel gegevens uit de vorige eeuw zijn mij mondeling overgedragen door mijn oma, vader en ooms, zij hebben grote delen van hun leven in de buurt van boerderij Gagelgat doorgebracht, maar ook Gert Hartman en de eerwaarde heer pastoor Kees Hartman hebben mij welwillend te woord gestaan, zij hebben hun jeugd op boerderij Gagelgat doorgebracht.

Ontginning van het gebied
Om de oudste geschiedenis te achterhalen moeten we weten hoe het gebied ontgonnen is en waar de oudste waterlopen lagen. Nu is er over het gebied van de Birkt vrij weinig bekend, ook de gebroeders Hilhorst hebben in hun boek "Soest, Hees en De Birkt" mijns inziens geen heldere uitwerking kunnen geven.

Wel lijkt het erop dat dit gebied wat later is ontgonnen dan de omringende gebieden. Waarschijnlijk is het "Kortend", dit zijn de landerijen gelegen aan de huidige Ferdinand Huycklaan, een oudere ontginning, aan de achterzijde zal een beekje of sloot gelegen hebben. De gebroeders Hilhorst vonden in oude bronnen de naam "Oelsloot". Thans is deze sloot een hoofdwatergang van het waterschap. Aan de noord- en zuidzijde is de afbakening ook duidelijk, de huidige Birkstraat en Peter van de Breemerweg zullen als karrenspoor of kade ook wel ouder zijn. Mijn indruk is dat de Birkt ontgonnen is vanuit Amersfoortse richting en dat ter hoogte van de bajonetbocht (dubbele haakse bocht) in de Peter van de Breemerweg gestopt is. Aan de Birkstraat is dit ter hoogte van nr. 115. Hier vandaan loopt er een sloot richting de bajonetbocht in de Peter van de Breemerweg en gaat bij boerderij "De Kolk" onder de weg door richting Eem en heet dan Kromsloot. Nu is de genoemde boerderij De Kolk pas gebouwd in 1945/1946 maar er is wel gekozen voor deze naam omdat die plek als zodanig bekend stond. Op het kadastrale minuutplan uit 1832 is goed te zien dat de Kromsloot zijn naam waard is: hoe meer richting Eem, hoe meer kronkels. Heden ten dage is nog te zien dat het zuidelijke deel meer meandert dan andere sloten in de omgeving, zeker als de sloten geschoond zijn.

Wat ook een belangrijk verschil is is dat de slagen in de 'echte' Birkt doorlopen over de Peter van de Breemerweg heen tot aan de Eem toe. Oorspronkelijk was er meestal over de gehele lengte maar één eigenaar en was de Peter van de Breemerweg maar een onderbreking. Terug naar 'ons' gebied, de percelen noordelijk van de Peter van de Breemerweg pasten niet aan de Birktse percelen en ze hadden in het "Spicket" ook een andere ontsluiting. Het "Spicket" is een weggetje wat dwars aan de Hooiweg lag, het is met de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Amsterdam doorsneden en min of meer verdwenen.

Daarmee is het gebied tussen de 'verlengde' Kromsloot, Birkstraat, de Oelsloot en de Peter van de Breemerweg een apart gebiedje wat soms ook een naam heeft namelijk het "Geijn". Waarom zo'n lang verhaal om een enkele naam? Omdat ook de boerderij Gagelgat weleens met deze naam aangeduid wordt. Onze buurthistoricus Jan Hilhorst (1932-1986), ook wel bekend als de kaasboer van De Staelenhoef, heeft dit opgetekend in zijn verhaal "Hofslot en zijn bewoners".

Daarmee zijn we ook bij de oudste vermelding van de tot de te beschrijven boerderij bijbehorende landerijen gekomen, rond 1525 was de stadssecretaris van Naarden, Pieter Aelmanszoon op zoek naar verloren gewaande Gooise bezittingen. Waarschijnlijk was er toen in Noord-Holland ook al een kredietcrisis. Broeder Lambert (een neef van Pieter) was monnik in het Brigittijner klooster Mariënborg en wees hem 'een zeker land dat aan het klooster Oud-Naarden toebehoord en ligt aan het einde van Soest aan de weg naar Amersfoort genaamd het "Gheyn". Deze vermelding is getranscribeerd en verder beschreven door D.Th. Enklaar in 1934 in het boekje "Zestiende Eeuwse wandelingen door Nederland".

Ligging van Gagelgat
Gagelgat is de meest westelijke boerderij van de Birkt en/of van 't Geijn, opvallend is het dat je vanuit de voorgevel uitkijkt op de Peter van de Breemerweg. Er wordt wel eens gesuggereerd dat de oudste uitweg ook naar deze Peter van de Breemerweg liep, dat dit onzin is bewijst de nabijgelegen boerderij Zevenslootakker (Ferdinand Huicklaan 7) die ook over de weilanden uitkijkt, maar nooit een uitweg in die kijkrichting gehad heeft. In zijn eerdergenoemde boek heeft Hans Kruiswijk opgetekend dat de laatste bewoner denkt dat het oudste gedeelte uit 1560 stamt, hopelijk brengt dat cultuurhistorisch onderzoek wat meer feiten aan het licht.

Gagelgat doet het tweede gedeelte van zijn naam wel eer aan, de boerderij ligt zeker een halve meter lager dan het omringende maaiveld. Nu ligt de boerderij ver genoeg van de Eem af om bedreigd te worden door een overstroming en de hoogteligging aan de rand van de 5 meterlijn boven NAP bezorgt de bewoners geen natte voeten. Uit de bevindingen van de werkgroepen is duidelijk geworden dat het eigendom en gebruik van de boerderij terug in de tijd te traceren is via de familie Hartman, familie Kok, familie Steenbeek en de familie Mets. Wanneer de familie Mets de boerderij en landerijen verkregen heeft en wanneer ze het zijn gaan bewonen is ook weer een mooie opdracht voor het onderzoek. Dit verhaal begint wel met de oudste bekende voorouders.

De 1ste generatie; Jan Jansz Mets en Maria Dirckx
Zij zijn gehuwd in Hamersveld, de woonplaats van Maria, op 26 juni 1701. Jan was weduwnaar en woonde in Soest. Er zijn wel elf dopen van hun kinderen gevonden en dat geeft een indicatie waar ze woonden. De eerste vijf kinderen zijn in Soest in de RK kerk gedoopt en bij twee van de dopen is vermeld Hooge Birk,zou dat Gagelgat geweest zijn?

Waarschijnlijk zijn zij vanaf de Hooge Birknaar Hoogland vertrokken want hun jongste kinderen zijn in de Rooms-katholieke kerk van Hoogland gedoopt. Dit laatste is weer niet helemaal waar, het tiende kind; Joannes is op 17 februari 1718 in Soest gedoopt.
Waarom is Joannes in Soest gedoopt terwijl de jongste dochter Catharina op 14 januari 1721 weer in Hoogland gedoopt is? Van drie zonen is wat meer bekend, Hendrik en Peter waren getrouwd met twee zussen en zij woonden ook in Soest. De familie Mets van de gelijknamige wijnhandel en delicatessenzaak op Soestdijk stamt rechtstreeks van deze Hendrik af. Peter volgt in de volgende paragraaf. Van Dirk is wat meer bekend maar willen we wel uitweiden over het zwarte schaap in de familie? Gezien het feit dat er zeven generaties tussen de hoofdpersoon en de broer van een voorvader zitten durven we zijn doopceel wel te lichten. Dirk Janse Mets is op het verkeerde pad terechtgekomen, hij wordt vermeld in de 'criminele sententies van het Hof van Utrecht'. Op 18 december 1734 (omtrent 22 jaar oud) werd hij veroordeeld voor diefstal en banbreuk, waarschijnlijk was hij dus al eerder veroordeeld met verbanning. Het vonnis is ook niet mals: geseling en tuchthuis!

Het tuchthuis heeft zijn leven niet langdurig verbeterd, op 4 april 1744 staat hij wederom voor de rechtbank en is het delict weer diefstal. Het vonnis was nu nog radicaler, er was geen kans meer op herhaling want het vonnis was 'executiemittencoorde' dus ophanging aan de galg, ook moest de geëxecuteerde tentoongesteld worden!

De 2de generatie; Peter Jansz Mets en Elisabeth Jans van Wetten alias de Vries
Peter was gedoopt op 12 september 1702 te Soest en Lijsbetie was afkomstig uit Baarn, misschien kwam haar vader uit (west) Friesland en werd daarom wel Jan de Vries genoemd. Ze zijn gehuwd in Soest op oudejaarsdag 1737. Dat deze verbintenis enigszins overhaast is afgesloten in 1737 zal wel verband houden met de al gevorderde zwangerschap van Lijsbetie, op 16 maart 1738 werd ze in de HoghBirkmoeder van dochter Maria.

Op de `nieuwe' legger van landerijen van 1757 komt Peter Mets ook weer voor, hij is dan eigenaar en gebruiker van een erf in het Geijn, dat is 6 morgen en 336 roeden groot (ca. 5,5 ha.). Zou dit erf Gagelgat zijn met een hofstede? Dit echtpaar had voor zover bekend drie dochters en wel Antje (1740-1815), gehuwd met Paulus Coenraad van Dijk (t1788). Merkwaardig genoeg woont Paulus Verdijk in 1786 alleen en op dezelfde inwonerslijst is Antje Mets genoteerd als spinster en arm. Zouden ze gescheiden zijn van tafel en bed? Verder eerdergenoemde Maria waarvan verder niets bekend is en in de volgende paragraaf komen we Lijsje tegen.

De overlijdensdatum van Peter Jansz Mets is nog niet gevonden, hij kon in 1771 en 1776 zijn dochters naar het altaar begeleiden maar op de inwonerslijst van 1786 van Soest is hij niet meer vermeld.

De 3de generatie; Lijsje Metz en Theunis Steenbeek
Lijsje, de tweede dochter van voorgaand ouderpaar was gedoopt op 24 maart 1739, ze trouwde op 23 juli 1776 met Teunis Petersen Steenbeek die maar liefst elf jaar jonger was dan haar, hij was gedoopt op 28 november 1750. Er wordt vanuit gegaan dat Teunis bij zijn schoonouders is gaan inwonen, bij de vaker in dit periodiek besproken inwonerslijst van 4 juli 1786 staat hij vermeld als hoofdbewoner. Deze lijst is opgesteld in een mogelijke looproute van de bode en begint aan de oostelijke kant van de huidige Birkstraat. Er wonen dan 12 boeren in de Birkt (nu vinden we nog zes 'echte' boeren) en met drie personeelsleden lijkt Teunis wel een van de grotere boeren. AlleenTomas Wantenaar heeft een persoon meer in dienst en Gijsbert Hilhorst heeft evenveel 'werkvolk'. Het gezin van Teunis bestaat uit 4 personen; Teunis en zijn vrouw Lijsje, hun dochter Maria en de vierde persoon kan een van de twee andere dochters zijn geweest of zijn schoonmoeder.

Teunis is bekend geworden als een plaatselijke patriot en bracht het tot de representant van het plaatselijk bestuur; de municipaliteit, in de vergadering van het provinciaal bestuur. Als gewone boer zijnde werd hij toen aangeschreven als de 'burger' Steenbeek. De overlijdensdatum van Teunis is niet bekend, van Lijsje is het 22 december 1820.

De 4de generatie; Maria Teunisse Steenbeek en Cornelis Jansz Kok
Maria is gedoopt op 26 april 1777, 'een kindje van de beddeplank' zouden ze in Hoogland zeggen (geboren rond 9 maanden na de huwelijksdatum van de ouders). Haar man zal ze zeker spelenderwijs al vroeg ontmoet hebben, hij was wel twee jaar ouder dan zij maar toch haar buurjongen van de overkant, van Vosseveld. Beider ouders zullen niet teveel bezwaar gehad hebben, ze behoorden inmiddels beiden tot dezelfde sociale klasse van geërfde boeren en ze waren geen familie van elkaar, dat laatste was vrij bijzonder bij buurkinderen met hetzelfde geloof. Misschien heeft nog een of andere oude `meu' (tante) tegen Jan Gerritsz Kok (de vader van Cornelis) wel gezegd; ik wil me er niet mee bemoeien maar bij die van Mets zit nog een criminele oudoom.

Desondanks is Cornelis Jansz Kok (gedoopt 10 maart 1775) toch op 16 oktober 1798 gehuwd met Mietje Steenbeek. Lang is getwijfeld waar dit echtpaar gewoond en gewerkt heeft en tot nu toe was altijd aangenomen dat het op Vosseveld geweest was.
Hoewel de onderbouwing flinterdun is gaan Gérard Derks en ondergetekende er nu vanuit dat zij toch langere tijd op Gagelgat geboerd hebben. Waarop is dat gebaseerd? Op de soortement huisbelastinglijst uit circa 1820, die weer in loopvolgorde is opgetekend, komen we vanuit Amersfoort na boerderij Hinlopen (bewoond door Peter Gerritse van Hofslot) nummer 14 tegen. Dit huis of deze boerderij is eigendom van Cornelis Kok en wordt ook door hem bewoond. Ook enkele opvolgende nummers zijn eigendom van Cornelis en zullen behoren bij de ouderlijke boerderij van Cornelis Kok maar worden door andere bewoond. Als we de lijst van landerijen uit 1810 raadplegen is de huiskavel van Gagelgat ongeveer 20 ha. groot, de verhouding bouwland en weiland is ongeveer gelijk.
Voor Mietje Kok-Steenbeek zullen het in 1820 droeve kerstdagen geweest zijn, haar man, nog maar 45 jaar oud, was op 20 december overleden en haar moeder op 22 december. Ze is daarna niet bij de pakken gaan neerzitten, haar grondbezit breidde zich gestaag uit. Na haar dood konden haar kinderen onder andere drie boerderijen verdelen, een daarvan was dus Gagelgat. De notariële akte die van die verdeling is opgemaakt benoemt de boerderij met de naam "Gagelgat", dat is voor mij de enige keer dat in een authentieke akte de naam gevonden is.

De 5de generatie; Jan Kok en Grietje van der Hoeven
Hoewel ze formeel pas na 1862 de boer derij op naam kregen gaan we ervan uit dat hun trouwdatum ook de startdatum van hun onderneming is. Zij trouwden op 15 november 1835 te Soest. Jan is op 20 mei 1809 geboren en kreeg bij het dopen de naam Johannes, zijn jongere broertje Hannes kreeg natuurlijk ook de doopnaam Johannes en in sommige genealogieën is Jan dus jong overleden. In dit geval dus niet. Grietje is geboren op 2 november 1804, bij de doop kreeg ze de naam Margaretha.
Jan en Grietje kregen vier kinderen, hun oudste dochter Maria (1838-1849) is op tienjarige leeftijd in Amersfoort overleden. Misschien had ze wat onder de leden en was ze ter verpleging opgenomen in een huis aan de Havik in de binnenstad. Apotheker Vermolen deed de aangifte van overlijden. Cornelis (1841-1863) was waarschijnlijk voorbestemd om het boerenbedrijf voort te zetten. Daarvoor werd door vader Jan in 1855 volgens de muurankers de boerderij Gagelgat aanzienlijk vergroot door er dwars een stal aan te bouwen.

Waarom hij voor een `kruk' aansluiting gekozen heeft en niet voor een verlenging is weer een mooi onderwerp voor onderzoek. Het was toen volgens kadastrale kaarten een grote boerderij met schuren, hooibergen enzovoort. Volgens de overlevering zou deze Cornelis met hollende paarden verongelukt zijn, de romantiek om met paarden te werken kan weleens catastrofaal zijn.

Zijn bidprentje met een portretfoto is bewaard gebleven, de foto is gemaakt door oom Jan Ebbenhorst of diens zoon, het is een van de eerste bidprentjes die voorzien is van een foto. Zou de foto postuum gemaakt zijn?

De jongste zoon Gerrit (1848-1849) is maar een half jaar geworden. Dochter Aaltje Kok komt in de volgende paragraaf aan bod.
Toen de volgende generatie trouwde hebben Jan en Grietje de boerderij verlaten en zijn oostelijk van de boerderij gaan wonen. Ze hadden daar een huis laten bouwen, dit huis komen we later nog tegen. Het kwam voor Jan en Grietje Kok heel goed uit dat op 19 augustus 1875 de inboedel van "Huize Hofslot" geveild werd, zo konden ze in de buurt zes stoelen kopen voor 17 en een halve gulden. Ook kochten ze een bed voor maar liefst honderd gulden, waarschijnlijk hebben ze daarvoor altijd in een bedstee geslapen. Jan Kok was ruim 40 jaar lid van het rooms-katholiek kerkbestuur van de Petrus en Pauluskerk, in zijn bestuursperiode is onder andere het poortgebouw van het R.K. kerkhof aan de Dalweg vernieuwd en vergroot. Ter ere daarvan is in 1876 een gedenksteen aangebracht waarop ook zijn naam prijkt. Daarnaast was hij meer dan 50 jaar broedermeester der Amersfoortsche processie naar Kevelaar. Hoe zou men in de beginjaren naar die plaats in Duitsland gereisd zijn? Jan Kok is overleden op 19 november 1880 en Grietje op 19 januari 1885.

De 6de generatie; Aaltje Kok
Aaltje was geboren te Soest op 9 april 1844. Haar jeugd zal niet anders geweest zijn als van andere kinderen. Doordat ze het enig overgebleven kind was kon ze het ouderlijke bedrijf overnemen. Door deze omstandigheden was zij een aantrekkelijke bruid, toch is zij niet op erg jonge leeftijd weggekaapt.

Wat daarvan de oorzaak was is niet bekend maar enkele factoren zullen wel meegespeeld hebben. Verschillende potentiële kandidaten waren familie, zeker via moeders moeder Aaltje Hendrikse Stalenhoef vielen verschillende achterneven af (er kon natuurlijk wel pauselijke dispensatie aangevraagd worden). In die tijd werd veel in dezelfde sociale klasse gehuwd, het is zelfs de vraag of een zoon van een pachtboer wel geaccepteerd zou worden, een zoon van een keuterboertje zeker niet. Dat laatste was Pieter Hartman niet dus kon hij Aaltje het hof maken. Hoe was hij van haar 'eenzame bestaan' op de hoogte?

Familie Hartman
Hoewel we op de inwonerslijst van 1786 van Soest al wel een Hartman tegenkomen beschouwen de meerdere keren genoemde werkgroepen de Hartmannen niet als echte Soester familie. Wel zijn ze al redelijk lang in Eemland geworteld. De oudste voorvader waarvan de gegevens redelijk betrouwbaar zijn is Jan Dircksz Hartman, hij trouwde in Hoogland op 28 december 1734 met Ursula Guldenarm. Ursula was geboren in Beckum in Duitsland en was waarschijnlijk gelijktijdig met haar zuster Elisabeth en haar zwager Nicolaas Winckes (deze is de stamvader van de familie Wijntjes) naar Nederland gekomen, waren het hannekemaaiers of kiepkerels? Of Jan Dircksz of zijn ouders oorspronkelijk ook uit Duitsland komen is niet bekend maar gezien zijn bruidskeuze zou dat best kunnen.

We vervolgen dit verhaal met twee zonen: Dirk en Floris.
Beiden zijn met twee zussen Van den Heuvel gehuwd. Dirk was ook een vurig patriot en heeft met de Bataafse Revolutie zijn stem in Hoogland duidelijk laten horen. Een van zijn zoons was Jan Hartman, deze was de eerste pastoor Hartman in de familie, er zullen er meer volgen. Jan Hartman was de laatste aartspriester van Utrecht, daarmee was hij in de hiërarchie van de toenmalige Hollandse Zending van de rooms-katholieke kerk de baas van Ludovicus Rademaker. Nu hebben we dankzij een andere gastschrijver van dit blad, Jan Menne, pastoor Rademaker leren kennen als een koppig en eigenzinnig man die dankzij zijn kerk Soesterberg op de kaart gezet heeft. Jan Hartman was bij het herstel van de Rooms-katholieke kerk de eerst aangewezene om aartsbisschop van Utrecht te worden maar hij miste behoorlijke ontwikkeling en beschaafde omgangsvormen, dit staat te lezen in het boek "In Vrijheid Herboren". Rademaker zocht vaak de grenzen van de (kerkelijke) wetten op, Hartman moest hem dan weer corrigeren. Het zal op de Soesterbergse heide zeker wel een keer gebotst hebben waarbij er teruguit gebeden is!

Floris Hartman had een zoon Gerrit die ook in Soest gesignaleerd is. Hij vond daar zijn bruid en ook in dit geval was de bruidsschat heel aantrekkelijk. Gerrit trouwde met Maria van Veldhuizen, de enige dochter van Peter Klaasz van Veldhuizen en Oetje van den Driftakker. Peter was veehouder en eigenaar van de boerderij Isselveld (nu Peter van de Breemerweg 6).

Gerrit Hartman was goed katholiek als we dat afmeten aan de gaven die voor de nieuwe kerk van Hoogland gedaan zijn. Hij gaf bij de bouw van de Martinuskerk het geld voor een van de luidklokken in 1882. Toen waren zijn kinderen het huis al uit: Piet naar Soest en Grietje naar Hamersveld waar ze gehuwd was met Gart van den Hengel. De Hooglandse boerderij werd toebedeeld aan Grietje en Piet kreeg de Soester bezittingen, zodoende kwam hij dus niet met lege handen in Soest aan.

De 6de generatie; Piet Hartman en Aaltje Kok
Piet (Petrus) Hartman is geboren op 6 november 1852 te Hoogland. Hij trouwt op 16 oktober 1875 te Soest met Aaltje. Reeds na vier jaar (hij was toen pas 27 jaar oud) zit hij al in de gemeenteraad van Soest en over zijn bestuurlijke loopbaan heeft in dit blad al het een en ander gestaan. Doordat de burgemeester op huwelijksreis gaat mag hij twee en een halve maand tijdelijk wethouder zijn, blijkbaar doet hij dat goed genoeg zodat hij in 1888 definitief benoemd wordt.

Na twintig jaar wethouderschap vloog Piet Hartman als wethouder de laan uit. Later is nog wel de Hartmanlaan naar hem vernoemd. Naast zijn wethouderschap had hij nog verschillende andere bestuursfuncties, zo was hij de eerste directeur van de in 1885 opgerichte Soester Onderlinge Brandverzekering, de vereniging bestaat nog steeds (bron het manuscript van Dominee Bos). Verder was hij tot aan zijn dood toe lid der Provinciale Staten van Utrecht. Ook was hij Lid van het R.K. Kerkbestuur te Soest, een van de oprichters en lid van de raad van toezicht van de Coöperatieve Boerenleenbank Soest. Opvallend is dat Piet grossierde in bestuursfuncties, daarentegen hebben zijn zoons en zelfs zijn kleinzoons geen één noemenswaardige bestuursfunctie bekleed.

Museum Oud Soest Zoals nu wel bekend zal zijn, heeft Museum Oud Soest verschillende voorwerpen verkregen uit de erfenis van de laatste bewoner van Gagelgat, daaronder de geschilderde portretten van dit echtpaar. Deze hangen nu te pronken in de 'antichambre'. De portretten zijn geschilderd rond 1911 door Louis de Breet (1870-1940) uit Arnhem. Op internet is een ander werkstuk van hem te vinden en dat is het portret van een pastoor. Daarmee lijkt de kans groot dat priesterzoon Cees de opdracht aan Louis gegeven heeft. Deze Louis schilderde waarschijnlijk naar een voorbeeldfoto, dat moest ook wel want Piet was al overleden en er zijn foto's die een treffende gelijkenis vertonen. De portretten zijn niet uniek, bij een andere nazaat in Soest hangen identieke portretten.

Ook uit de nalatenschap komt de Utrechtse tentwagen, verschillende vrij willigers zijn bezig om deze weer te restaureren. Het schijnt heel mooi te worden en er wordt volop gezocht naar wat geldmiddelen om ook de leren huif en bekleding te kunnen vervangen. Zou Piet Hartman weleens met de tentwagen naar de vergaderingen van de gemeenteraad geweest zijn? Pastoor Hartman vertelde mij het volgende verhaal dat hij uit de overlevering gehoord had. Piet ging meestal op zijn rijwiel naar de vergadering. Dat rijwiel stond altijd in de mooie kamer (de heerd) onder een kleed verborgen, Aaltje zorgde dan dat de fiets op tijd buiten stond. Na de vergadering van 1 september 1908 zal het wel anders gegaan zijn: Piet zal de fiets wel mopperend naar binnen gesmeten hebben en toen Aaltje het kleed erover probeerde te draperen viel dat ook nog op de vloer. Het doek was gevallen, niet voor de fiets, maar wel voor Piet als wethouder. Verbitterd is hij op 4 februari 1910 te Soest overleden. Zou hij al bepaald hebben welke zonen welke boerderij mochten overnemen?

Veelal bleef de oudste generatie op of vlakbij de boerderij wonen, hier niet. Aaltje woonde de laatste jaren van haar leven (tussen 1912 en 1922) aan de Steenhoffstraat 44 (het huis aan de westzijde van het Museum Oud Soest) Aaltje is aldaar overleden op 15 september 1922. De boedelscheiding uit 1924 laat zien dat ze niet slecht geboerd hebben: drie boerderijen en 77 ha landerijen.

De kinderen Hartman
Ouderen onder u hebben deze generatie nog gekend en daarom is het leuk om ze nog eens te memoreren. Omdat er geschreven is vanuit de familie Hartman lijkt de rol van de echtgenotes gering, dit is zeker niet het geval. De getrouwden zonen hebben veel aan hun echtgenotes te danken. Met de beschrijving beginnen we met het oudste kind en deze staat niet op bijgaande foto.
Gerrit (1876- 1886), waarschijnlijk overleden na een val uit een boom 'in de kersenbongerd'.

Jan (1877-1958), volgens de overlevering kon hij goed leren en sprak hij vloeiend Frans. In mijn artikel over de gemeenteraad van 1906 heb ik gesuggereerd dat de raadsleden ook wel aan huwelijkspolitiek deden, bij dit echtpaar zijn beide families ervan overtuigd dat het een gearrangeerd huwelijk was. Jan had al een tijdje kennis aan Giepje Kuijer, terwijl zijn zus en broers trouwden en het ouderlijk huis verlieten verhuisde Jan met zijn moeder en broertje Piet naar de Steenhoffstraat. Toen moeder vroeg waarom hij ook niet ging trouwen zei hij: "Ach, hier heb ik toch ook te eten, dat trouwen komt nog wel".
Het huwelijk is kinderloos gebleven. Joop Piekema heeft opgetekend wat de reden daarvan geweest kon zijn volgens buurtgenoot Piet Wijntjes: Tegen bedtijd ging Jan steevast nog een paar uur achter de bomen wandelen, hij liep naar de Eem, ging daar zitten staren in het water... Na lange tijd, als Giepje sliep, ging Jan weer terug naar de hoeve. Dan ging Janóókslapen... in de hooiberg...! Jan en Giepje trouwden op 28 mei 1913 en gingen boeren aan de `Zwarteweg' (nu Peter van de Breemerweg) op de boerderij "Isselveld" van zijn grootmoeder. Daar boerde hij met de Franse slag en leefde als God in Frankrijk, oomzegger pastoor Cees van Schadewijk zei het mooi: "Gods water loopt over Gods akkers, Jan dacht dat moet je niet verstoren".

Cees (1878-1935), ook deze stelde zijn leven in dienst van God, hij werd priester. Als veelbelovend student op het seminarie raadde de professor hem in 1902 aan om in Rome verder te studeren, maar daar was wel geld voor nodig. Vader Piet vond dat het Bisdom Utrecht dat dan maar moest betalen. Maar de aartsbisschop van Utrecht; Henricus van de Wetering, ook een Hooglander van geboorte was ook zuinig op de centen. Dus is Cees maar aan de zielzorg begonnen als kapelaan. Toch verliep zijn carrière voorspoedig, in 1907 werd hij directeur van het seminarie Rij senburg (opleidingsinstituut voor priesters) en vanaf 1920 pastoor en Deken van de H. Franciscus Xaverius kerk op 't Zand te Amersfoort. Hij was waarschijnlijk wel de gewichtigste man van de familie, soms wordt wel beweerd dat hij kans had om aartsbisschop te worden, zijn gezondheid werkte echter tegen. Dat hij in hogere katholieke kringen verkeerde blijkt wel uit het verslag van zijn uitvaart. Fysiek was hij inderdaad een groot zwaargewicht; bij een lengte van 2 meter en 4 centimeter woog hij wel 140 kilo.

Willem komt later aan bod.

Mietje (1882-1965) trouwde op 6 februari 1912 met de aannemer Jan van Schadewijk (1880-1939). Op de foto ziet u dat ze al geen klederdracht kap meer draagt, haar dochter vertelde dat Mietje de kap verafschuwde. Waarschijnlijk mede dankzij de landerijen verkregen uit bovengenoemde boedel hadden ze naast het bouwbedrijf ook nog een veehouderij. Zijn betrokkenheid bij de familie Hartman ging verder, hij mocht de boerderij op Birkstraat 109 bouwen, mogelijk heeft hij ook de verbouwingen bij de andere zwagers gedaan. Door het vroegtijdig overlijden van haar man zal het bedrijf haar wel zorgen gegeven hebben.

Gradus (1884-1953). Voor Gradus werd een nieuwe boerderij gebouwd, het huis waar Jan en Grietje Kok hun oude dag doorgebracht hadden werd uitgebouwd tot boerderij, nu Birkstraat 109. Ook de landerijen werden verdeeld en het meest opvallende in deze verdeling is het consequente splitsen van elk afzonderlijke kavel, de oostelijk gelegen percelen waren voor Gradus, de westelijke voor Willem, dat daarmee sommige percelen erg kleinschalig werden was blijkbaar geen probleem. Zo werd een kamp bouwland van 70 are groot nog opgedeeld. Ook moest wederzijds vaak recht van overpad gegeven worden. Gradus trouwde op 23 oktober 1912 met een boerendeern van de Groote Melm; Martje van Roomen. Gradus en Martje kregen 7 kinderen, bij de laatste zoon waren er complicaties bij de geboorte, Martje kreeg de laatste Sacramenten maar is er wonderwel weer bovenop gekomen, zoontje Willem overleed wel. Wanneer Gradus last kreeg van de ziekte epilepsie is niet bekend, wel dat hij het in ernstige mate had. Of hij ten gevolgen van deze ziekte of als bijwerking van de medicijnen of door een andere oorzaak; Gradus kreeg psychische klachten en werd weggebracht naar het krankzinnigengesticht "Voorburg" te Vught.

Na een verpleging van ruim een jaar kon hij weer terugkeren. Desondanks de ziekten en de crisisjaren wist Gradus toch zijn bedrijf te vergroten door aankoop van een aantal hectare weiland. Bij een toeval is hij uit de hooiberg gevallen en in het hospitaal terechtgekomen, ook daar is hij. zelfs uit het ziekenhuisbed gevallen en aldaar in Utrecht overleden. Op deze `Gagelgatpercelen' wordt nog steeds volop geboerd, eerst door zoon Peter en thans door een kleinzoon van Gradus. De boerderij draagt nu de naam "De Hooge Birckt".

Piet (1885-1959) had wat beperkte capaciteiten en is na het overlijden van zijn moeder gaan inwonen bij zijn zus Mietje.

Gart (1888-1964) werd gedoopt met de namen Antonius Gerardus maar door de familie aangesproken met Gart of door de oomzeggers met 'Heeroom Gart'. Op gedachtenisprentjes werden de doopnamen afgedrukt. Gart werd ook priester en mocht als bouwpastoor een kerk bouwen in Enschede. Daarvoor moest hij net als Rademaker in Soesterberg had gedaan zelf op de geldmiddelen uitgaan. Aartsbisschop Van de Wetering kende zijn karakter al wel een beetje en vond het beter als hij uit de buurt was vandaar Enschede. Ook in de Petrus en Pauluskerk heeft hij vanaf de preekstoel een gloedvol betoog gehouden, en alras begon hij met het bouwen van een vrij grote kerk. Gart wilde er ook een grootse toren bij maar de kerk moest wel door Van de Wetering ingewijd worden en deze was bescheiden en zuinig. Gart loste het slim op door eerst de kerk te laten inwijden en dan pas met de bouw van de toren te beginnen. Gart was een pastoor met humor, zij het dat deze humor vaak cynisch of sarcastisch was, zo woonde hij tijdens de bouw van de pastorie boven een joodse slager, zijn begroeting was dan ook in de trant van: "Zijn de speklapjes in de aanbieding?" Binnen en buiten de familie heeft hij weleens mensen gekwetst met zijn humor.
Binnen de kerkgemeenschap had hij de bijnaam 'de Hun'. Overigens is deze kerk - de Mariakerk - bij de vuurwerkramp in 2000 ernstig beschadigd.

In het Museum Oud Soest
Verschillende meubelstukken die sinds deze zomer in het Museum Oud Soest staan hebben toebehoord aan de hierboven beschreven heeroom pastoor Cees Hartman. Hoe oud zijn deze meubels dan? Waarschijnlijk heeft hij als directeur van het seminarie in Driebergen-Rijssenburg wel in een gemeubileerde bedrijfswoning gewoond. Dus toen hij in 1920 in Amersfoort begon moest hij voor zijn uitzet zorgen. Als pastoor moet je de gasten op gepaste wijze ontvangen en een zekere indruk achterlaten, dus zal hij geen 2de hands spullen aangeschaft hebben.

Na zijn overlijden heeft notaris G.P.A.L. te Leuken te Amersfoort de erfenis afgehandeld en zijn er kladaantekeningen bewaard gebleven om dit verhaal op te leuken. Uit de taxatie krijg ik niet de indruk dat de meubelstukken als erg exclusief gezien werden door de taxateur, wel de hoeveelheid meubelstukken, de pastorie moet vrij groot geweest zijn. In de huiskamer is het radiotoestel met tafel het meeste waard, 25 gulden. In de spreekkamer staan 2 tafels, 2 fauteuils en 4 stoelen, samen 24 gulden waard.

In de 'kleine zaal' hangt een lichtkroon voor 25 gulden, waarschijnlijk hebben de vrijwilligers van het Museum deze uit elkaar gehaald zodat deze nu weer blinkt. Cees was een belezen persoon, in de `groote zaal' vinden we in de boekenkast voor 200 gulden boeken, gewoontegetrouw zullen deze boeken naar het bisdom gegaan zijn. Op de foto die nu in het museum hangt poseert Cees voor de boekenkast, vermoedelijk is dat bewust gedaan om een zekere geleerdheid te benadrukken. De grootste post betreft de wijnen in de kelder, er staat voor 420 gulden, maar dit zal ook een stukje bedrijfsvoorraad zijn, want met een mis zonder wijn is er toch iets mis.
Cees had schildklier problemen; zijn zwaarlijvigheid zal ook daardoor veroorzaakt zijn. Bij hete zomerdagen had hij gauw last van de warmte, hij ging dan niet onder een boom zitten maar in de kelder, niet alleen thuis, ook bij zijn collega's dook hij de kelder in. Hij zal tegelijkertijd de miswijn wel geïnspecteerd hebben.

De 7de generatie; Willem Hartman en Mie Koelen
Willem (1881-1947) heeft de wijze lessen van verschillende voorvaderen opgevolgd, ook hij huwde een niet onbemiddelde bruid. Mie Koelen was geboren en getogen op de boerderij Grimmestein van 'over de Eem'. Ze had maar een zus en een aantrekkelijke suikertante; Stijntje Ebbenhorst-Schimmel. Deze bezat de hofstede "De Zwaan" (Kerkpad NZ) en vermaakte deze aan de zussen Koelen. Mie was een sterke, soms wel wat dominante vrouw, bij een gezin van 13 kinderen is dat wel nodig. Als er weleens heibel was pakte Willem de fiets en ging dan een rondje in de Korte Duinen fietsen, de buurjongens (de zoons van Gradus) wisten dan hoe laat het was, later deden ze hetzelfde. Tussen de broers Willem en Gradus was er een zekere rivaliteit.

Van de dertien kinderen zijn er nu nog vijf in leven, daarom is met de beschrijving enige terughoudendheid betracht. Enkele gezinsleden zijn niet genoemd, ze stelden hun privacy op prijs en natuurlijk wordt dat gerespecteerd.

Alie (1914-1997) huwde met de boerenzoon Jan Voskuilen (1916-1970) uit Hoogland. Ze hadden een zuivelhandel aan de Van Lenneplaan.

Agnes (1915-1992) woonde met moeder en broer Piet ook aan de Van Lenneplaan.

Piet (1916-1991) liep niet gemakkelijk, zijn voeten stonden naar binnen toe, om verwarring met zijn gelijknamige neef te voorkomen werd hij 'kromme Piet' genoemd.

Jan (1917-1980) werd de boer op de bovengenoemde De Zwaan. Omdat deze in het buurtschap de 'tee stond en zijn neef ook hetzelfde heette werd hij vaak Jan Teut genoemd.

Kees (1918) heeft onderlaatst zijn 90ste verjaardag gevierd. Is nu emeritus pastoor en woont in Harmelen. Pas is hij in ons museum geweest en heeft de meubels uit zijn jeugd bewonderd.

Wim (1920-2007) begon een zuivelhandel aan de Birkstraat hoek Henriette Blaekweg, kreeg op latere leeftijd een afasie, hij fietste graag maar kon dus toen moeilijk contact maken.

Ans (1922-1965) huwde en vertrok naar Zwitserland.

Wim (1929-2008) kreeg dezelfde voornaam als zijn oudere broer, werd daarom ook wel soms 'broer' genoemd. De reden daarvoor kon hij altijd mooi vertellen, zijn moeders zuster; Jans Koelen was getrouwd met Willem van de Hoven en zij boerden op Grimmestein. Het zag er lang naar uit dat dit huwelijk kinderloos zou blijven, en aangezien er bij zijn ouders wel regelmatig het wiegje gevuld werd zou er een jongentje te zijner tijd naar Baarn vertrekken om daar later boer te kunnen worden. Nu raakte Jans toch nog wonderwel in verwachting en bracht een gezonde zoon ter wereld en kon deze Wim in Soest blijven.

Gert, (1932) voor hem werd een boerderij aan de Peter van de Breemerweg gebouwd. Voor Gert had de fietsbrug over de Eem 50 jaar eerder gebouwd mogen worden, dan had hij in zijn verkeringstijd sneller bij Sjaan Hilhorst van de boerderij Krachtwijk te Hoogland geweest. ze wonen nu nog steeds aan de Peter van de Breemerweg.

Bep, (1935-1996) ging na haar huwelijk buiten Soest wonen.

De 8ste generatie;
Wim Hartman (1929-2008). Uit de recente krantenberichten komt het beeld naar voren dat de bedrijfsvoering op boerderij Gagelgat allang stil is blijven staan, sommige mensen denken zelfs dat met een beetje afstoffen het einddoel, terug naar het begin van de 20ste eeuw, al bereikt is. Toch heeft dit bedrijf ook de landbouwkundige ontwikkelingen meegemaakt die zich in de jaren zeventiger en tachtig voordeden. Zeker in de zestiger jaren was de vooruitgang parallel met vergelijkbare bedrijven in het Eemland. Zo is de knecht verdwenen, werd er machinaal gemolken, kregen de koeien water uit zelfdrinkbakjes, werd de grup vervangen door een drijfmestsysteem, werd het gras niet meer als hooi binnengehaald maar ingekuild. Bij dit laatste vond er toen nog een ernstig ongeluk plaats met gelukkig een goede afloop.
Bij het aanrijden van het gewonnen gras sloeg de trekker door onervarenheid van de chauffeur achterover. Omdat een veiligheidsbeugel ontbrak kwam deze gelegenheidswerker van het loonbedrijf klem te zitten onder de trekker, met verschillende vereende krachten kon hij bevrijd worden en na een tijdje ziekenhuis was hij weer de 'oude'. Ook de rogge verdween uit het bouwplan en werd vervangen door snijmais, de melkkoeltank moest aangeschaft worden en het melkquotum werd geaccepteerd.
Ook de paardentractie verdween, wel mochten de paarden blijven en deze hadden hun weiland langs de oprijlaan, ze hadden hun 'eigen paardenkamp'.
Tot slot werkte alleen de 'tand des tijds' nog.

Bij legaat heeft Wim zijn boerderij en bijbehorend land vermaakt aan het Koningin Wilhelmina Fonds en de Nederlandse Hartstichting. Deze hebben dit weer verkocht aan stichting "De Paardenkamp".

Tot slot
Hier en daar heeft u gelezen; de laatste bewoner, we kunnen niet op bepaalde zaken vooruit lopen dus u dient wel te lezen; de laatste bewoner tot nu toe (november 2008). Bij sommige gegevens heb ik de bron vermeld, andere gegevens komen uit literatuur. Wilt u weten waar bepaalde gegevens vandaan komen dan kunt u een keer op de tweede donderdagavond van de maand in het Museum Oud Soest komen, daar komt dan de werkgroep Genealogie en Historisch Onderzoek bijeen.

Verschillende mensen zijn behulpzaam geweest bij het schrijven van dit artikel, mijn dank aan allen. Pastoor Kees Hartman adviseerde mij om "de mortius nil nisibene" oftewel "over de doden niets dan goed". Met deze intentie heb ik dan ook geschreven maar legt u niet elk woord op een goudschaaltje.

Tenslotte voor de inwoners van Soest en de sympathisanten van "De Paardenkamp" hoop ik van harte dat dit mooie stukje Soest bewaard blijft!

We sluiten af met het gedicht dat de welbekende Jan Visser speciaal geschreven heeft voor deze boerderij en gepubliceerd is in Soest Monumentaal:

Tableau van muizenissen

Vogels en bomen wonen niet
De wolken wonen niet
Goden wonen niet en
Wie bewoont mijn eenzaamheid

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto