Jan Menne
Eerder in de serie
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 1
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 2
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 3
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 4
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 5
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 6
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 7
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 8
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 9
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 10
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 11
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 12
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 13
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 14
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 15
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 16
In deel 16 hebben we gezien, dat het slopende duel tussen pastoor Rademaker en burgemeester Gallen.kamp Pels tot in hoogste instantie uiteindelijk door de Hoge Raad werd beslecht en gewonnen door pastoor Rademaker, die zich zelf spottend 'den stijfkop' noemt. We hebben gezien, dat de burgemeester wordt veroordeeld tot het betalen van fl. 2.200,=, een aanzienlijk bedrag in die tijd. Het is buitengewoon interessant te lezen in de keurig bewaarde archieven van de gemeente Soest (Joop Piekema) de verslagen van burgemeester Gallenkamp Pels, die dan tevens secretaris is. Hoe hij in de beginperiode van het proces nog vol vuur en uitgebreid zijn beide wethouders (T. Smorenburg en T. Kok) en de gemeenteraad in wijze lessen probeert voor zich te winnen. Het mag niet baten. Het draait uiteindelijk allemaal om de vraag of de Carolus (heden Kerk-) laan privé-eigendom is van jonkheer Carolus Bosch van Drakesteijn of niet. Bijlage 62, behorend bij een collegevergadering van B en W [1], waarvan wegens plaatsgebrek slechts een fragment hiernaast is afgedrukt, geeft een indruk van de verklaring van de beide wethouders. Naarmate de procedure voortduurt ontwaar ik steeds minder daadwerkelijk verslag, van de afloop lees ik helaas helemaal niets in de gemeentelijke annalen, wat ook wel logisch is. De Hoge Raad redt Rademaker's roomsch-catholieke plechtigheden in de open lucht. Hoewel Rademaker de motor achter al deze activiteiten was, wordt zijn naam in de gemeentelijke stukken niet genoemd. Als u over 'een zekeren weg in de buurtschap Soesterberg' leest, dan gaat het over Rademaker. Rademaker zegt zelf, dat Bosch van Drakesteijn dronken van blijdschap was bij het vernemen van de uitspraak van de Hoge Raad, maar in werkelijkheid betrof het hem zelf. Evenwel, al die strijd is Rademaker niet in de kouwe kleren gaan zitten:
Galkoortsen
"Den 2e Kerstdag 1857 werd ik na dele H. Mis, waarbij ik nog al wat lang gepredikt en den vorigen dag van des morgens 3 1/2 ure af lange en zware arbeid verrigt had, door eene zware ziekte overvallen, zoodat ik met de meest mogelijke inspanning op dien feestdag van den H. Stephanus, de Hoogmis celebreerde, opdat de geloovigen de H. Mis konden bijwonen, terwijl ik na de Hoogmis geheel en al afgemat en zulk werd nedergeworpen".
(Galkoortsen en later pijn in linkerbeen, red).
"Niettegenstaande dit werd ik door den burgemeester van Soest op nieuw gekweld en op eene grove wijze beleedigd, die mij nu alles wilde betaald zetten, in de hoop mij bij mijne ongesteldheid te zullen overwinnen, waarmede hij reeds den 12January1858 een begin maakte met ons eenen modelstaat voor de armen ter invulling over te zenden; vermits wij eenen armenbestuur hadden moeten oprigten, daar reeds den 26 Nov. 1856 onze armen van die van Soest gescheiden ter welke gelegenheid Pels Gallekamp eene geschikte gelegenheid scheen gevonden te hebben om mij bij mijne ziekte voor al het voorgaande te kunnen tuchtigen. ik vulde dan de gezegde modelstaat zelf in en zond hem denzelven terug, terwijl hij ons de ingevulde modelstaat met groote bittere onbeschoftheid terugwierp met bijvoeging, dat hare invulling niets minder dan eene ongereimdheid bevatte en en wij denzelven en wel binnenkort verbeterd moesten overmaken (ofschoon wij het volgens de wet niet eens verpligt waren, van onze instelling kennis te geven, zoolang wij het burgerbestuur niet noodig hadden en alzoo het altijd vroeg genoeg ware, als wij erkend wenschten te wezen, om de hulp van het burgerlijk bestuur te kunnen inroepen)". "Ons uit de hoogte begon te bedreigen, zooals hij steeds gewoon was te doen ".
Kleingeestigheid
Rademaker somt intussen zijn verschillende 'zwarigheden' op, zoals de financiële last, waaronder hij ook ca 1860 nog steeds gebukt gaat:
"Daar ik toch niets liever wenschte dan om die schuldelast onzer kerk nog voor mijnen dood te mogen afdoen, wendde ik mij andermaal tot den Minister van Eeredienst, doch met geen beter gevolg als vroeger bleef ik steeds voort tobben, (daar ik met hart en ziel aan mijne gemeente gekluisterd ben, en ik het aan UD.HW te danken heb er nog pastoor van te zijn), hetgeen er dagelijks voor repareren en versieren uit mijn karig inkomen er aan toe te voegen wat ik vermag". "In hoeverre de collecte in de kerk verminderd is, daar dezelve in denfare1840 j: 296,= opbragt, terwijl zij in het vorige jaar slechts ƒ: 79,50 bedroeg". "Daar de toorengevel en portaal onzer kerk reeds eenige tijd eene geheele restauratie nodig had, die nu zoo dringend werd, dat ik, wilde ik haar niet in verval doen geraken, het niet langer kon, noch mogt uitstellen". "Nog te meer werden wij daartoe aangewezen door de bouwing eener protestantsche kerk bij het buiten Zandbergen, welke men voorgaf getrouwelijk naar den onzen te zullen laten bouwen, met dit onderscheid slechts dat de Dominee zijne huisdeur aan de straat zoude hebben, waartoe men buiten ons weten de noodige opmetingen enz. gedaan had. Wel niet uit vrees van onze kant, dat zij de onze overtreffen zouden. Zooals de Katholieken wel eens en zelfs meermalen mij te kennen gaven, omdat ik onder anderen de protestantsche kleingeestigheid zeer wel kende". "Zoodat de tooren door deze verbetering een ongekende sterkte bekwam, welke zij tevoren nog nooit bezeten had, de voeglagen deden uitbreken en op nieuw met harde Utrechtsche klinkers met echte Portlandsche Cement (welke wij om er zeker van te zijn, uit Rotterdam, Kesters uit de groeven van Portland lieten komen) in en afzetten, alsmede alle voegen uithakken, schoon van het stof zuiveren en door en door nat gemaakt met Portlandsche Cement aangemaakte specie, wederom deden inzetten, en vooral de geheele onderste voeglaag van het portaal, welke slegt gemaakt was, dat bij zware regen en sneeuw het water naar binnen liep". "Wij waren dan zoo gelukkig, dat ons werk van elkeen werd goed gekeurd en men ons bij herhaling wilde verzekeren, dat de torens nog nooit zo mooi geweest waren en den kerk door die verfraaiing de protestanten te meer overtrof dat de laatsten geheel en al overschaduwd werd".
Zandbergen, De Opmeting Bij Nacht
Rademaker pocht wel erg verregaand op zijn kerk. Overal wil men zijn kerk nabouwen. Hij noemt oa Hamersvekl, Bunnik, Kabouw, Kokkengen, Kamerdijk, Nieuwkoop, Langel bij Grave a/d Maas enKentuckyin Amerika! "Zelfs de protestantsche kerk aan de Ham te Hoogland is naar de onze, doch door anderen gebouwd". "En eindelijk moest de Protestantsche kerk op Zandbergen alhier, naar de onze, volmaakt, zooals de protestanten voorgaven, opgetrokken worden, waarom zij bij nacht de opmeting van buiten, zoogoed zij konden, genomen hebben ".
25 jarige herderlijke bediening in dezelve
Pastoor Rademaker: "Daar ik eindelijk in den zomer in denfare 1859 besloot eenen regenwatersbak te laten maken om in de behoefte van het noodige water te voorzien, hetwelk wij meer dan 20 jaren vanuit de put op Starrenberg hadden moeten laten halen, en om de groote uitgaven steeds had voorbij gezien en veel meer tot geriefelijkheid voor mijne gevolg als voor mijzelf overwoog ik, omdat ik niet van knoejen hield, om eenen volmaakt bekwamen metselaar daartoe te zoeken, welken ik dan ook in de persoon van Gerardus van Heertum vond, welke aan het seminarie Rijsenburg werkzaam geweest was en er met de grootste roem bekend was, zoodat hij als de regte hand van den toenmaligen president JA. Schaepman beschouwd kon worden". Voorts: "Liet ik de ingang der kerk verbeteren en verfraaien en deed ik de op zijn kant gelegde steenen weg nemen en blauwe steenen op die plaats leggen, er een portaal van maken en daarvoor twee glaze deuren aanbrengen, daarbij moest er een nieuw raam boven de groote ingang gemaakt worden, vermits het eerste verteerd was ". Voorts: "Liet ik in de O.L. Vrouwe Kapel bij ons 0.L. Vrouwe kerkhof gekleurd glas brengen en de beeldjes schilderen ". "Ik werd verrast met een kleed over de voet van het altaar en het presbiterium, door mijne dankbare gemeentenaaren en een prachtig geborduurd kussen door Mevrouw T Bosch van Drakesteijn van het kasteel te Vuursche geschonken. Den 2 September 1862 werd dan het 25 jarig bestaan dezer gemeente gevierd en vierde ik tevens feest mijner 25 jarige Herderlijke bediening in dezelve, terwijl ik, L. Rademaker zelf het H. Offer der Mis plegtig opdroeg om den goeden God dank te zeggen voor zoovele weldaden van Hem in die jaren ontvangen".
Laatste jaren ingetogen
Pastoor Rademaker: "Door de opening der Centraal Spoorweg had alhier eene groote verandering plaats 2 Augustus 1863, daar diligences en wagens van tijd tot tijd de eene na de ander geheel ophielden te reizen. Wel hield de heer Ballens van Utrecht nog eenige tijd vol des morgens 6 ure van Amersfoort en des avonds 8 ure van Utrecht eene diligence te laten loopen als ook P Diges des morgens 9 ure van Utrecht en des avonds 5 ure van Amersfoort, alsmede de Heeren Loos en Van Gent de nachtdiligences, terwijl Floor reeds den 20 Augustus had opgehouden te reiden, hetwelk de voor genoemden allen mede moesten opgeven, zoodat de postkar alleenlijk nog overbleef Den 1 ste December van hetzelfde jaar werd er een koopcontract door den WelEd. H. den Notaris te Baarn opgemaakt, waarbij Pieter Geurse Hilhorst van Soest een stuk bouwland en eikewal, het nu zogenaamde Kerkeland nader in de koopacte omschreven, afstont om uit de opbrengst daarvan eene fondatie te stichten". "Maar daarbij had ook de parochie Soesterberg hare schaduwzeide. Daar onze R. C. Obstetrix (vroedvrouw, red.) door hevige zeenuwaandoenin gen zinneloos en alzoo onbekwaam was geworden om hare bediening te kunnen waarnemen en ik moest aanzien, dat eene vuilaardige protestantsche vrouw op eigen gezag, zonder examen, die bediening op zich nam en uitvoerde. Treurig was het voorwaar voor het arme huisgezin, maar nog treuriger voor de zaak der godsdienst, maar ook treurig voor mij, als pastoor, daar ik. alle onbeschrijflijke moeite en inspanning om eene R. C. vroedvrouw te bekomen op eens vereideld zag, terwijl ik reeds na het overleiden van de hoogbejaarde weduwe G. van Breukelen op 23 July1852 alle moeite wilde aanwenden om op nieuw eene R. C. vrouw voor die gewigtige bediening te verkreigen, die daartoe bekwaam was en zoude kunnen aanleeren, al hetgeen, wat daartoe gevorderd werd, maar welke moeite zoude daar niet mede gepaart gaan, vermits reeds vele protestanten in onze gemeente waren ingesmokkelt, welke zich reeds verheugen deze bediening in protestante handen te zien bj de onverschilligheid der katholieken en de tegenwerking der andersgezinden en professoren te Utrecht, ik zelfs niet op de medewerking van den Burgemeester rekenen mogt, moest ik mij haasten om de tegenpartij voor te wezen, vraagde ik daarom eenige vrouwen en eindelijk ook vrouwParton,welke zich daartoe genegen betoonde en haar man er mede in toestemde. Zij was nog jong en sterk en had goede aanleg om al het noodige aan te leeren. Dit dan deed zij ook onvermoeid en met de meeste eiver, daar zij zeer getrouw vier jaren achtereen naar Soest ging om eenigen keeren elke week bij den Heer Romijn accoucheur (verloskundige, red.) aldaar het noodige aan te leeren, waartoe ik haar boeken had moeten doen aankopen, welke haar naar de verzekering van den Heer Romijn onmisbaar waren zoodat zij voor het examen gereed was en Romijn de professoren te Utrecht herhaalde reizen verzocht haar daartoe te willen toelaten, tot dat ook ik dat verzoek met aandrang doen moest en zij daarop geroepen werd. Zij een zulk examen aflegde, wat alle professoren deed zeggen, nog nooit eene vrouw geexamineerd te hebben, die zoo bekwaam was, als gezegde vrouwParton". "Trouwens dit alles werd opeens vereideld en kon ik niet inzien, dat deze verlore zaak ooit wederom teregt zou komen. Men ontnam haar het tractement der gemeente, waardoor die zaak waarvoor ik vele moeiten had aangewend, geheel en al verloren scheen, intusschen ik had mijne pligt vervuld en moest de zaak aan God overlaten en er verder in berusten" [2].
Het einde
De laatste jaren van zijn leven laat pastoor Rademaker niet meer van zich horen, althans niet naar buiten toe. Intern is hij tot zijn dood bij verschillende zaken zeer betrokken. In de 'Archivevan de parochie H. Carolus Borromeus' doet hij tot op het laatst nog goed leesbaar verslag van (meestal) zakelijke aangelegenheden. Om een indruk te geven van zijn tot het laatst toe goed leesbare relaas, is hierna een foto afgedrukt van een fragment uit zijn verhaal over de organist [3]. Rademaker: "In Augustus (1872, red) heb ik pastoor de Kerkmeesters doen komen om een kleine tegemoetkoming van 25 of 30 gulden aan den organist Bernardus Wilbrink te verstrekken voor een jaar, die anders naar Vollenhove zou vertrekken en ons orgel zoude moeten stilstaan, hetwelk met wrevel werd aangehoord en door P. Voskuilen, die hoewel zelf zanger en zijn zoon die het orgel spelen leerde en daarvan had afgezien mijn voorstel volstrekt weigerde en twee anderen Van Maaren en Zieltjes er veel moejelijkheden over maakten en mijn voorstel werd afgekeurd dientengevolgen het orgel den zondag na Pinksteren den Augustus niet gespeeld werd en noch zingende Hoogmis, noch zingende Vespers hadden omdat P. Voskuilen weg bleef en J. en P. van Maaren niet zonder orgel zingen konden en ik geen organist had kunnen bekomen, waarom ik dan maar zien moest om dit gebrek, als altijd alleen, te herstellen, hetwelk al weder niet zonder moeite en onkosten geschieden kon". Als pastoor Rademaker dan spoedig daarna, namelijk op 19 december 1872, overlijdt, verschijnt al op 17 januari de nieuw benoemde pastoor JWD Peelen, die in zijn eerste kerkbestuursvergadering een nadelig saldo over het jaar 1872 constateert van f. 149,03. Peelen schrijft daarover: (zie ook hierboven afgedrukt fragment (1873): "Genoemde rekening staat met een nadeelig saldo van f. 149,03, welk na-delig saldo hoofdzakelijk veroorzaakt was door het bouwen van het Baarhuis (lijkenhuisje, red.), dus buiten de be-grooting om door den WelEerw. Heer pastoor L. Rademaker ondernomen, maar door hem niet ten volle afgewerkt werd, omdat de dood hem overviel" [4].
BRONNEN:
1) BIJLAGE 62, GEDATEERD 19-9-1856, BEHOREND BIJ HET VERSLAG VAN DE B EN W VERGADERING VAN 22-9-1856. ARCHIEF GEMEENTE SOEST (JOOP PIEKEMA).
[2] BESCHRIJVING VAN DE OPRIGTING DER STATIE EN HET BOUWEN DER KERK EN PASTORIE VAN SOESTERBERG MET VERMELDING VAN HETGENE, WAT DAAROP BETREKKING HEEFT.
[3] ARCHIVE VAN DE PAROCHIE H.CAROLUS BORROMEUS TE SOESTERBERG (1872).
[4] ARCHIVE VAN DE PAROCHIE H.CAROLUS BORROMEUS TE SOESTERBERG (1873).
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.