Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Stalenhoef, van de "nieuwe ouderman" uit 1560 tot de "Nieuwe" Gildekoning Nu

Ton Hartman mmv werkgroep Genealogie

Inleiding

Onderlaatst mochten we op de maandelijkse bijeenkomst van de werkgroep genealogie die iedere tweede donderdag van de maand gehouden wordt bijzonder bezoek verwelkomen. Nu waren we al een beetje gewend aan de Koninklijke Sferen in onze vergaderambiance in het Museum Oud Soest en dat werd nu dus bekroond met een koninklijk bezoek. Onze regerend gildekoning, dhr. Piet Stalenhoef was met zijn broer Wim als secondant op zoek naar hun vroegste familiegeschiedenis. Zoals bij de echte koninklijke familie ook het geval is werd door anderen al het nodige gespit om fraaie maar ook minder fraaie zaken voor het voetlicht te brengen.
De voormalige "werkgroep Eemland" heeft al veel gegevens bij elkaar gebracht en uitgewerkt. Voor trouwe lezers van dit blad zal de naam Stalenhoef geen onbekende naam zijn, een van de vroegere gastschrijvers was dhr. Gerard Staalenhoef. Hij heeft ook een artikel aan de familie Stalenhoef gewijd. Een complete genealogie van de familie Stalenhoef past zeker niet in dit blad, op de website van ons werkgroeplid Dick van Fulpen staan al ongeveer 200 personen met de naam Stalenhoef. U kunt dit nazoeken op www.dickvanfulpen.com. Daarom wordt er met grote stappen door de geschiedenis heen gewandeld en hier en daar wat opmerkelijke feiten of soms ook nog hypothesen opgerakeld. Als rode draad staat de stamreeks van Piet Stalenhoef centraal, alle voorvaderen krijgen een alinea toebedeeld. Ook is er enige aandacht voor de connectie van de familie Stalenhoef met het Sint Aegten oftewel het Groot Gaesbeeker Gilde.

De oudste generaties
De naam Stalenhoef werd pas in de 18e eeuw als achternaam gevoerd, wel kunnen we via patroniem verschillende generaties verder terug vinden. Als aartsvader van de familie Stalenhoef wordt door de voormalige werkgroep Eemland en ook door de huidige werkgroep genealogie van onze vereniging Aart aangehouden. Natuurlijk had ook Aart een vader maar het is nog niet duidelijk wie die vader zou kunnen wezen. 
Aart zelf is gevonden door de doodeenvoudige vermelding van het patroniem bij zijn zoon Ysac Aartsz. In 1560 werd deze Ysac Aartsz. genoemd als nieuwe ouderman van het Gaesbeker gilde. We mogen aannemen dat hij toen tussen de 20 en 60 jaar oud geweest zal zijn, dat betekent dat hij geboren zal zijn tussen 1500 en 1540. De gebroeders Jan H.M. en Jos G.M. Hilhorst hebben een lijvig naslagwerk "Soest, Hees en De Birkt" geschreven, in de bijlagen hebben ze een lijst van leden van het gerecht tussen 1350 en 1600 opgenomen.
Stel dat vader Aart lid van de schepenbank geweest is dan zou dat logischerwijs ook in de periode 1500 tot pakweg 1550 geweest zijn. In de genoemde bijlage vinden we de volgende personen met de eerste naam Aart; Aart Rutgerszn in 1521,1527, 1529, 1542 en 1544, Aart Ruigen ook in 1521, Aart Aartszn in 1531, Aart Gerrits in 1541, 1543, 1544 en 1547. Voorwaar een bijna onmogelijke opgave om daar de juiste vader bij te vinden, zeker ook omdat bij Aart Aartszn er weer een extra generatie uitgezocht dient te worden.
Volgens de eerder genoemde heren Hilhorst behoort Aart Rutgerszn tot de familie Hilhorst. Maar ook Aart Aartszn en Aart Gerrits zouden heel goed mogelijk tot de familie Hilhorst kunnen behoren. In het laatste kwart van de 15e eeuw waren Aart Hilhorst en Gerrit Hilhorst schepenen van Soest volgens dezelfde bron. Hier reageerde onze gast dhr. Piet Stalenhoef heel enthousiast: "maar dan is mijn vrouw Ria Hilhorst ook nog familie van mij". Nu zal er in de 12 generaties terug wel vaker een familieband gevonden worden tussen deze twee Soesder families. Tegenwoordig zou met DNA onderzoek kunnen aangetoond worden of de familie Stalenhoef rechtstreeks van de familie Hilhorst afstamt. Een chromosoom is daarbij van eminent belang namelijk het Y-chromosoom. Deze vererft van vader op zoon en verandert daarbij nauwelijks. Dus als er bij een mannelijke telg uit de families Stalenhoef en Hilhorst een duur onderzoek gedaan wordt weten we of de familie Stalenhoef van de Hilhorsten zou afstammen. Dit is theoretisch mooi bedacht maar stel dat er in de meer dan 12 generaties een 'vreemde' man is opgedoken, bij welke familie is dat dan gebeurd? En, wat ook best mogelijk kan wezen, dat deze vreemde' man juist van de andere familie was. Dan zijn alle conclusies weer twijfelachtig! Dit hoeft niet verband te houden met overspel, zeker in de oudste generaties wordt wel eens de 'achternaam' van de vrouw meegenomen, soms erkent een tweede echtgenoot de kinderen uit het eerste huwelijk of gebruikt een weduwe het patroniem van de overleden man.

Ysac Aartsz
Ysac zal geboren zijn rond 1520, nu was de naam Isaak een veel minder vaak voorkomende naam in Soest dan Aart, dus is ook naar die naam gezocht in de schepenenlijst. Daar kwam maar eenmaal deze naam tevoorschijn en wel: Izaak Gerrits in 1440 en 1442. Misschien is er wel een familieband via moederszijde.
Voor zover bekend is heeft hij geen deel uitgemaakt van het dorpsbestuur. Samen met zijn broer Gerrit Aartsz wordt hij beleend door de Sint Paulus abdij met een stuk veenland in het Heezerveen. Ook wordt hij genoemd als nieuwe ouderman van het Sint Aegtengilde in 1560. Nu was het in die tijd de gewoonte dat officiële documenten gezegeld werden. In was werd het familiewapen afgedrukt, Ysac Aartsz had geen familiewapen en ook geen zegel, hij heeft dan ook gebeden — toenmalig gangbaar woord voor verzoeken — of Gerrit Hilhorst wilde zegelen.


Buiten de Oude Kerk van Soest bevindt zich een grafsteen met de inscriptie YSAC 16**, de twee sterretjes staan ook voor cijfers maar zijn zodanig beschadigd dat er geen jaartal van te maken is. Een mogelijke hypothese is dat de steen bij een verbouwing in de 17e eeuw naar buiten is gebracht en daar tot voor kort rondgezworven heeft. Als Ysac Aartz een krasse knar geweest is zou de steen aan hem toebehoord kunnen hebben. U zult tegenwerpen dat vroeger de gemiddelde leeftijd van de mensen veel lager was. Inderdaad was dat zo, maar dat werd veroorzaakt door de grote kindersterfte. Als men eenmaal volwassen was had men een redelijke kans om oud te worden, vrouwen moesten dan nog wel het kraambed overleven. We vervolgen met zijn zoon Aart Ysacsz.

Aart Ysacsz
Aart Ysacsz zal geboren zijn rond 1555, de naam van zijn echtgenote is ook bekend; MartinaPeterse. Zij was een dochter van Peter Huijbertse Hilhorst en Hilletje Gijsbertse de Beer. U herkent weer de oeroude Soesder families. Het zal u niet verbazen dat een zoon genaamd is Ysack Aertsz.

Ysack Aertsz
Ysack is geboren rond 1585, de variatie is kleiner dan bij zijn voorvaderen, zo is ook bekend dat hij in 1667 of kort daarna overleden is en begraven in de Oude Kerk van Soest. Zijn grafsteen met naam is nog duidelijk zichtbaar gelegen in het achterste gedeelte van deze kerk. Hij was landbouwer en herbergier in het pand "De Posthoorn" naast de Oude Kerk. Ysack is tweemaal getrouwd geweest, zijn tweede vrouw was Anna Gijsbertse Natter. Het huwelijk is op 17 mei 1640 gesloten te Soest. Voor zover bekend is uit dit huwelijk een zoon geboren, Jacob Isaaksz.
Net als verschillende vroede voorvaderen was Ysack ook lid van de schepenbank van Soest, getuige zijn handtekening gedateerd op 9 mei 1649.
Er wordt wel eens opgemerkt dat het grootste gedeelte van de plattelandsbevolking in die tijd analfabeet was, gezien de vaardige hand die de ganzenveer bestuurd heeft behoorde Ysaeck Aertsz daar zeker niet bij.

Wat zeker ook vermelding verdient is dat deze en vele andere oude akten die bewaard worden door het streekarchief Eemland door vrijwilligers getranscribeerd worden en daardoor geraadpleegd kunnen worden via internet. Deze vrijwilligers beoefenen een waar monnikenwerk.

Jacob Isaakz
Van Jacob Isaakz wordt geschat dat hij rond 1640 geboren is. Zijn keuze van de trouwdag lijkt wel een vooruitziende blik geweest te zijn als link naar deze 'koninklijke' familie, hij trouwde namelijk op 30 april 1665 met Rijckgen Henricx (van 't Klooster) (ca. 1640- voor 1686). Zij was geboren en getogen op de boerderij "t Klooster" dus was het een meisje uit de buurt. Ook was hij lid en bode van het meermalen genoemde St. Aegtengilde. In 1685 en 1696 wordt hij beide keren vermeld met twee personen, bij het eerste jaartal hoort bovengenoemde Rijckgen. Jacob Isaakz hertrouwt in 1686 met de weduwe Grietje Everts Hilhorst. Jacob overlijdt in 1710. Volgens Gérard Derks, die het huisgeld en haardstedegeld (vroege varianten van de 'onroerende zaakbelasting') van verschillende jaren uitgezocht heeft zijn ze hun loopbaan ook nog in De Posthoorn begonnen. Als echte 'verbrede' landbouw combineerden ze de boerderij met de herberg. Later betrekken ze de boerderij "Groenendaal" gelegen aan het "Korteind" (nu Ferdinand Huijcklaan). Bekend is dat ze minstens drie zonen krijgen; Isaak volgt in de volgende alinea. Hendrik Jacob Isaaksz de oude, overleed omstreeks 1700. Zijn enige zoon Peter Hendriks, overleed ongehuwd. Hendrik Jacob Isaaksz de jonge blijft op de boerderij Groenendaal en wordt daarom vaak aangeduid als 19 Hendrik Jacobse Groenendaal, ook zijn kinderen krijgen min of meer de achternaam Groenendaal. Alleen de dochters krijgen nageslacht en zodoende is de naam verdwenen.

Isaak Jacobse
Isaak Jacobse is geboren in 1665 of 1666 en overleden op 17 september 1744, hij trouwde in 1700 met Maria Claase Schouten. Uit dit huwelijk is voor zover bekend een dochter geboren op 23 september 1701 genaamd Aleida. Na het overlijden van Maria (ook Aleida was al overleden) hertrouwde Isaak in 1723 met Marritje Gijsbert Bouter, uit dit huwelijk zijn nog zeven kinderen geboren. Isaak had ook een functie in het gerecht; hij was verschillende jaren schepen en buurmeester. Omdat in dit verhaal de verbindingen met het Groot Gaesbeeker Gilde centraal staan wordt hier weer vermeld dat in 1728 Isaak ook weer ouderman van dit gilde was, net als zijn betovergrootvader. Volgens het eerder genoemde haardstedegeld woonde Isaak Jacobse in 1703 nog aan het Korteind (nu Ferd. Huijcklaan) maar niet in het huis van zijn vader. Tussen 1703 en 1708 zijn ze verhuisd naar de Gustalenhoef, waarover in de volgende alinea meer. De oudste zoon Jacob (1725-1799) was landbouwer te Soest, op de boerderij Groenedaal.

In het boek van E. Heupers; "De gilden van Soest" vinden we de volgende gebeurtenis waarbij Jacob betrokken is: net als zijn vader is hij ook ouderman bij het schuttersgilde, dankzij een dorpsrel weten we iets meer. In vroegere tijden had het gilde ook een gildehuis met natuurlijk wat grond erom heen. Op 30 september 1795 begonnen ineens enkele gildebroeders in de tuin van de buurman te zagen, hakken en te rooien. Volgens Jacob (die toen ouderman was) behoorde deze grond bij het gildehuis en had deze buurman het wederrechtelijk tot zijn bezit verklaard. In 1796 was het probleem nog niet opgelost, de buurman schreef een brief aan de municipaliteit (gemeentebestuur) en beklaagde zich over dat gilde. Waarschijnlijk zal onze beheerder van het archief in Soest; Joop Piekema, deze brief wel tevoorschijn kunnen toveren, aangevuld met de weergegevens van die dag.
De tweede zoon Gijsbert (ca. 1730- 1790) is naar Eemnes vertrokken en heeft daar een boerenbedrijf gehad. Gijsbert heeft misschien wel voor de grootste verspreiding van de naam Stalenhoef gezorgd, daar heeft hij dan zelf wel het voorbeeld van gegeven, bij zijn drie vrouwen heeft hij 19 gedoopte kinderen verwekt. Vanuit Eemnes zijn zijn zoons naar Alkmaar, Muiden en Amsterdam vertrokken, een kleinzoon is weer naar Soesterberg gekomen. De derde zoon van Isaak; Peter Isaakse (1733-1814) bleef in de buurt, hij betrok de boerderij naast het ouderlijk huis. Op deze boerderij; nu Birkstraat 123 en meer bekend als de kaasboerderij "De Staelenhoef" begon hij zijn landbouwbedrijf. Peter trouwde Gijsbertje Stoutenburg, zij kregen elf kinderen.
Van dochter Peetertie en zoon Ricardus is nagenoeg niets bekend, vermoedelijk zijn zij jong gestorven. Hun jongste dochter Maria is geboren in 1739, vader Isaak was toen al minstens 73 jaar oud. Maria trouwde voor de eerste keer met Tennis Meeus van de Wetering en ging op "Hogerhorst" in Hoogland wonen, deze boerderij is gelegen tegenover de Kleine Melm. Hun zoon Meeus was de grootvader van aartsbisschop Mgr.Van de Wetering. Twee jaar na haar eerste huwelijk stond ze weer voor het altaar om met Johannes van 't Klooster te trouwen. Samen kregen ze nog negen kinderen maar van één is maar nageslacht bekend (waarschijnlijk zijn alle andere kinderen als zuigeling overleden), deze is wel de stamvader van de talrijke Van 't Kloosters van Hoogland.
Volgens de ongeschreven regels in de landbouw mocht de jongste zoon Hendrik het ouderlijke bedrijf overnemen en deze komt u later tegen. Isaak Jacobse en ook zijn kinderen gebruikte de naam Stalenhoef niet altijd, op officiële stukken wordt tot ca. 1800 soms alleen patroniem vermeld. Daarentegen werden de zonen; Jacob, Peter en Hendrik van Isaak Jacobse bij hun huwelijk (respectievelijk in 1749, 1763 en 1771) alle drie al met hun familienaam vermeld! Op de officiële kieslijst 1803 — waar de draagkrachtige burgers op vermeld zijn — staat R.J. Stalenhoef vermeld, deze Rijk Jacobse had notabene nooit op de Gustalenhoef gewoond. Terwijl de in de Birkt wonende Peter Izakken en Izak Hendriksen nog onder patroniem vermeld worden, de laatste woonde en werkte toen nog op de Gustalenhoef.
De variaties van spelling van de naam Stalenhoef zijn erg willekeurig, zelfs bij dezelfde persoon. Zo kwamen we Staalenhoef, Stalenhoeff en zelfs Staalhoef tegen.
Toen vier jaar na het overlijden van Isaak Jacobse de boedelscheiding plaatsvond was er een indrukwekkende lijst van bezittingen; samengevat was er drie en een halve boerderij in bezit, 67 ha landerijen en nog wat aandelen in een woonhuis.

Boerderij "Gustalenhoef"
In de late middeleeuwen was de familie Staal in Soest niet onbemiddeld, een simpele gedachtengang zou kunnen wezen dat deze hoeve aan de familie Staal toebehoord zou hebben en dat daaraan de naam ontleend is. Voor deze hypothese is geen bewijsmateriaal. Mogelijk heeft deze boerderij ook tot het kloostergoed Mariënhof gehoord. De eerste akte die bekend is komt uit 1708 en betreft de huur van een hofstede genaamd "Gustalenhoef" door Isaak Jacobse. Hij huurde deze hofstede van Hillebrant Bentes, een niet onbemiddelde Amsterdammer. Deze overleed in datzelfde jaar en zijn moeder was de erfgenaam. Zij, Brigitta Geelvinck was geboren in 1652 en mogelijk na haar overlijden kon Isaak Jacobse in 1722 de boerderij kopen. De opeenvolgende generaties Stalenhoef die de boerderij beheren tot 1907 worden later behandeld. Het huidige adres is Birkstraat 119. In het verleden en ook nu nog is er wel verwarring welke boerderij nu de Gustalenhoef was, de boerderij op Birkstraat 119 of 123. Dat deze boerderijen door elkaar gehaald werden heeft verschillende oorzaken: de boerderijen zijn ongeveer tegelijkertijd in het bezit van Isaak Jacobse 'Stalenhoef' gekomen en allebei verschillende generaties in de familie gebleven, ook had de andere boerderij op een gegeven moment de naam "Klein Geer Stalenhoef". Ook Piet en Wim Stalenhoef hadden wel eens gehoord dat een van hun voorvaderen op "De Staelenhoef" geboerd had, dit klopt ook maar dit was een voorvader via de vrouwelijke lijn.
Of het huidige hoofdgebouw nog uit de 18e eeuw stamt is twijfelachtig, in het begin van de 19e eeuw werden gepleisterde gevels populair. Gericht zoeken naar bijvoorbeeld een brand in de archieven voor 1850 is bijna onmogelijk, als er wat gevonden wordt is het vaak een toevalstreffer. Zoals ook bij de andere oorspronkelijke boerderijen aan de Birkstraat lagen de landerijen tot aan de rivier "De Eem" weliswaar onderbroken door de P. v.d. Breemerweg maar door de grote bocht in de Eem behoorde de kavel van de Gustalenhoef wel tot de langste. Ook de Gustalenhoef had bouwland aan de overzijde van de Birkstraat.

Na bijna 200 jaar bewoning door de familie Stalenhoef komt deze "kapitale boerenhofstede" onder de hamer. Op donderdag 6 juni 1907 's avonds om 5 uur in "De Gouden Ploeg" verkopen de erven van wed. R Stalenhoef de boerderij. Bij de boerderij behoorde toen 29,5 hectare land, voorwaar geen kleine boerderij. De boerderij en verschillende percelen werden gekocht door de familie Lam, drie generaties boerden daar, rond 1992 verkocht de familie het onderhands aan de familie Wantenaar.

Hendrick Isaaksz. Stalenhoef
Hendrikus is gedoopt op 15 juni 1735 te Soest en ook aldaar overleden op 6 maart 1803. Hij trouwde met Margaretha (Grietje) Janse Bieshaar uit Eemnes. Om het idyllisch te schrijven schonk zij twaalf kinderen het leven, zes zonen en zes dochters. Opvallend is wel dat er maar liefst elf kinderen volwassen geworden zijn. Hendrik heeft het niet meegemaakt maar over de schoonzoons zou hij tevreden kunnen zijn. Maria (1774-1841) trouwde de weduwnaar Cornelis Gijsbertsz Schimmel (hij was gedoopt in Amsterdam) en gingen boeren op het voornoemde Hoogerhorst. Gijsje (1775-1845) trouwde eerst met Gijsbert Gijsbertsz. Hoefsloot en later met de weduwnaar Jacob Janse Nagel, allebei uit Eemnes waar ze gewoond heeft. Aaltje (1778-1862) trouwde Cornelis Toonen van den Hoeven maar was binnen vier jaar alweer weduwe. Cornelia (1782-1847) bleef dicht in de buurt van haar ouderlijk huis wonen op de boerderij "Hinlopen". Ze trouwde Peter Gerritse van Hofslot en alle nu levende personen met de namen Van Hofslot en Wantenaar stammen van dit echtpaar af. Nelletje (1788-1875) was de vrouw van de "Gouden Tientjesboer"; Pieter Janse Hilhorst, ook hun nageslacht is talrijk. Ook Nelletje kon gemakkelijk even bij haar moeder aanwippen, eerst was ze buurvrouw van haar zus Cornelia, later woonde ze op "het Derde Erf" eveneens in de Birkt gelegen.
Wijmpje (1790-1867) trouwde met de halfbroer van haar zwager; Geurt Janse Hilhorst, zij vertrokken naar de boerderij "Groot Steenbeek" te Asschat onder Leusden, later zijn ze teruggekeerd naar Soest en wel naar "Jonkershofstede" aan het Kerkpad te Soest.
De oudste zoon Isaak (1772-1845) begon zijn carrière als landbouwer op "Het Eerste Erf" (nu Birkstraat 139), volgens dominee J.J. Bos huurde hij deze boerderij met bijbehorende landerijen vanaf 1804 tot en met kerstmis 1816, daarna trok hij naar Stoutenburg maar besloot zijn leven als landbouwer in de Birkt. Jan (1777-1830 te Hoogland) was in 1813 boerenknecht in Soest, later was hij ook nog bijenhouder, hij bleef ongehuwd. Rijk (1780- 1816) moest na het overlijden van zijn vader de boerderij beheren, ook hij bleef ongehuwd. Dan waren er twee zoontjes Gerrit, de eerste was al overleden zodat de volgende weer Gerrit (1786-1856 te Hoogland) als roepnaam kreeg. Gerrit zijn eerste twee dochters zijn nog in Soest geboren maar toen is het jonge gezin verhuisd naar Ouder Amstel. Ook hier weer werd de jongste zoon de boer op de ouderlijke boerderij; Cornelius welke hierna beschreven wordt. 

Cornelius Hendriksz. Stalenhoef
Cornelius (1793-1875) was misschien wel gewend om leentjebuur te spelen, en van het een kwam het ander, bij zijn oom Peter Isaakse op de boerderij naast hun werkte de kleindochter Jannetje Rijkse Stalenhoef (1799-1873) als dienstmeid. De vermelding vinden we op de inwonerslijst 1813 welke uitgeplozen is door Dick van Fulpen. Jannetje was pas veertien jaar toen ze al voor dag en nacht in Soest was. Ze zijn wel gehuwd in Eemnes op 15 mei 1818. Bij een enkele genealogie wordt hier overgeschakeld op de vrouwelijke lijn, zo wordt een extra generatie verkregen maar het gevaar dreigt dat het verkeerd gelezen kan worden. Een niet al te alerte lezer zal soms vermoeden dat er sprake is van een ongehuwde moeder of een niet erkend kind. In dit geval is hier duidelijk geen sprake van. Ook Cornelius is bestuurslid van het Gaesbeeker Gilde geweest, in 1825 wordt hij als Raad genoemd.
Dit echtpaar kreeg negen kinderen, drie dochters zorgden voor nageslacht. Grietje trouwde Teunis Kuijer en verhuisde naar Hoogland, Gijsje trouwde Cornelis van den Breemer en verhuisde naar Rij senburg (bij Driebergen) en Rijkje, deze trouwde met de kleermaker Jan van den Deijssel en bleef in Soest wonen. De jongste twee kinderen waren zonen, er werd een boerderij bijgebouwd voor aan de weg (nu Birkstraat 121). Het automatisme dat de jongste zoon het ouderlijke bedrijf overnam was hier eerst niet van toepassing. Mogelijk is een reden geweest dat Hend veel later trouwde dan Peter. Peter betrok dus eerst de nieuwe boerderij en na het overlijden van de ouders is er bij de boedelscheiding lootje getrokken. Het lot besliste dat de broers moesten omruilen en verhuisde ze met de hele inventaris. Hend (1832-1913) werd ter onderscheid met andere Hendrik Stalenhoef wel "Hend de Boebel" genoemd. Gemakshalve werd de boerderij ook wel met die bijnaam aangeduid. Hend en Maria Kok kregen twee dochters die volwassen werden en trouwden; Rijkje (1878- 1947) trouwde in 1905 met Arie Tolboom uit Hoogland, de bruiloft werd in de Birkt gevierd en er werden mooie foto's gemaakt. Maar de achtergrond op de foto's lijkt verdacht veel op de boerderij Gustalenhoef, was daar meer ruimte dat daar naartoe uitgeweken is?
Johanna Stalenhoef (1884-1923) bleef wel in de buurt, ze trouwde met Toon Hilhorst, hij was een kleinzoon van Anthonie Hilhorst en woonde op "De Staelenhoef". Daarmee kwam boerderij "De Boebel" ook bij de familie Hilhorst.

Peter Stalenhoef (Corneliuszoon)

Het wordt een beetje eentonig maar ook Peter (1833-1890) vond zijn bruid in de buurt en ook zij was weer familie. Van de vier grootouders van hun kinderen heetten er drie Stalenhoef. Peter trouwde met Geertje Kok (1839-1906), voor haar huwelijk wonende op de boerderij "Graswijk". Haar moeder was Antje Rijkse Stalenhoef. Voor dit huwelijk was ook weer pauselijke dispensatie nodig. Dit huwelijk werd bekroond met een kinderrijk gezin, alleen de oudste Jan (1875-1880) mocht niet oud worden. Dochter Johanna (1870-1943) trouwde met Gijsbert Schimmel; zij gingen aan de Koninginnenlaan wonen.
Cornelis (1866-1929) trouwde met Anna van den Breemer (haar moeder was alweer een Stalenhoef; Rijkje Isaakse), ze gingen boeren in Leusden. Zij overleed aan de Spaanse griep die toen in Europa zijn tol eiste. Twee dochters trouwden met twee broers Hilhorst (zonen van Piet van Riek) en een daarvan kwam weer in Soest wonen, namelijk Richarda Maria (1896-1968). Zij trouwde met Willem Hilhorst van de "Maalderij".
Anthonius (1868-1929 Soest) trouwde Margaretha Vonk.
Gerrit (1869-1939) is vrijgezel gebleven, over zijn loopbaan is weinig bekend, wat bekend is weer weinig positief. Vrijwel zeker is hij op 19 september 1908 failliet verklaard, ene G. Stalenhoef was een brandstoffenhandelaar wonende te Soest die het financieel niet meer redde. Bij de verkoping van de ouderlijke boerderij "Gustalenhoef" was als zijn beroep vermeld 'handelaar in brandstoffen'. Nu was hij zeker niet de enige die in zulke moeilijke omstandigheden verzeild raakte, ook notaris A.N.J. Vos, een katholieke Amersfoortse notaris die ook in Soest een uitgebreide klantenkring bezat was in geldelijke problemen geraakt. Zou de familie Stalenhoef hier ook hinder van ondervonden hebben?
De voormalige werkgroep Eemland heeft bij Gerrit aangetekend; zwerver en de volgende bijnamen genoteerd; Gart de patser en Toon kievit. Zouden we aan een `Swiebertje' achtige figuur moeten denken? Na het debacle met de brandstoffen is Gerrit naar Ubbergen vertrokken. In 1917 kwam hij terug naar Amersfoort en nam zijn intrek in Hellestraat 24. Mogelijk heeft hij daar een andere 'ex-notabele' Soester ontmoet, ook Jacob van Sprakelaar stond ingeschreven op dat adres. Over het droeve lot van Jacob van Sprakelaar heeft Joop Piekema al een indringend artikel geschreven in dit blad. Van Jacob is bekend dat hij nogal vaak 'in de olie' was, zou Gerrit dit als voormalig brandstoffenhandelaar dat ook geweest zijn? Bij zijn overlijden was hij woonachtig te Amersfoort en was zijn beroep koopman, hij is in Hilversum overleden.

Hendrik (1872-1910) trouwde met Maria Oremus en zij konden de boerderij "De Krommert" (nu P. v.d. Breemerweg 9) pachten, daarnaast was hij veekoopman. Albert Kuijer had deze boerderij gebouwd voor zijn kleinzoon Hannes van den Breemer maar deze was nog te jong om te beginnen. Hendrik is plotseling overleden in Hoorn.
Rijk (1873-1928) begon ook aan de "Zwarteweg", de toenmalige naam voor de P.v.d.Breemerweg. Hij bouwde een boerderij op land wat in vroegere tijden tot boerderij "Het Derde Erf" toebehoord had. Bij een latere verkoop van deze boerderij vond de notaris/makelaar dat de naam ook wel op die boerderij van toepassing was. Er zijn signalen dat het hem daar niet helemaal voor de wind ging. In 1908 trouwde hij Wilhelmina Roeten en ging op haar ouderlijke boerderij aan de Nieuweweg verder met het landbouwbedrijf. In de crisisjaren ging Rijk en zijn vrouw naar een verjaardag van zwager Willem Roest, deze was nogal laconiek over een mogelijk bankroet van zijn expeditiebedrijf. Rijk stond persoonlijk borg voor Willem en was zodanig geschrokken van de consequenties dat hij bij thuiskomst fatale hartproblemen kreeg, hij overleed dezelfde nacht, zijn vrouw met tien nog jonge kinderen achterlatend. Deze overlevering is nagelaten door een van de dochters.
Jan (1875-1931) begon als aannemer, hij ontmoette Maria Kamerbeek (1883-1929) en nam de herberg "De Gouden Ploeg" van zijn schoonouders over. Ten tijde van de verkoop van de Gustalenhoef in 1907 zullen Jan Stalenhoef en zijn vrouw ongetwijfeld volop meegeholpen hebben in het koffiehuis maar op dat moment stond het nog op naam van schoonmoeder wed. Kamerbeek. Wanneer Jan het aannemersbedrijf beëindigd heeft is niet bekend maar hij bleef op zoek naar nieuwe uitdagingen; samen met compagnon Voskuilen startte hij een autobusonderneming. Voor dagtochtjes kon natuurlijk opgestapt worden bij "De Gouden Ploeg".
Volgens Heupers in zijn boek "De gilden van Soest" was het ook de thuisbasis voor het Groot Gaesbeker gilde, in 1927 werd er voor het laatst geteerd in dit café.
De zoons Piet en Ries tapten nog menig biertje in het café tot de sluiting van dit jarenlang beeldbepalende pand.
Peter wordt hieronder beschreven.
Tenslotte Antonius Isaac (1880-1950), hij trouwde met Lucia Hilhorst en ging als landbouwer aan de Laanstraat wonen en werken. Deze boerderij droeg eerst de naam "Luciahoeve" als eerbetoon aan haar familie. Bedrijfsopvolger zoon Piet kreeg één dochter; Lucia. Toen deze op 16 jarige leeftijd overleed was de herinnering aan de naam Lucia te pijnlijk geworden en werd de inmiddels verdwenen boerderij "Antoniushoeve" genoemd.
Peter en Geertje Stalenhoef worden beschouwd als de laatste Stalenhoef' bewoners die op de Gustalenhoef boerden, hun kinderen-erfgenamen verkochten dus in 1907 de boerderij en landerijen. Op de veiling waren ze wel volop actief met inzetten.
Opmerkelijk is het bidprentje van Peter Stalenhoef, er zijn twee varianten van het tekstgedeelte, bij de ene is de naam van de echtgenote niet vermeld! Is het toeval dat de Historische Vereniging in het bezit is van een mogelijke misdruk of zijn beide exemplaren in ruimere mate verspreid?

Peter Stalenhoef (Peterszoon)

Peter (1877-1935) trouwde Antonia Margaretha (Margriet) Boog (1884- 1939), zij was geboren te Amsterdam. Na hun huwelijk vestigden ze zich eerst in Amersfoort. Peter had samen met Cornelis op de verkoping in 1907 een groot stuk grond gekocht uit de ouderlijke boedel. Hij heeft daar een boerderij gebouwd aan het eind van de Birkstraat (nu genaamd "De Birkse Hoek" Birkstraat 149) en vestigde zich daar rond 1912. Veelvuldig werd en wordt gedacht dat dit stuk van de Birkstraat al tot Amersfoort behoort, wel de weg en fietspaden en bermen maar de huizen en tuinen zijn sinds mensenheugenis Soesder grondgebied, ruim twee eeuwen geleden viel dit gebied onder het gerecht "Isselt". In het begin van de 19e eeuw werd dit gebied bij Soest gevoegd. Volgens de regels van het Groot Gaesbeeker gilde kunnen alleen geboren en getogen Soesters lid worden, voor de oudste zoon van dit echtpaar zou dit een beletsel kunnen wezen. Maar de jongere zonen waren dus wel in Soest geboren en konden dus zonder problemen lid van het schuttersgilde worden. Het is nu even niet bekend welke maar een van deze zonen reageerde nogal kort door de bocht met: 'ja maar wil ik dat wel'.
Toen de weduwe Margriet Stalenhoef-Boog op 5 februari 1939 overleed — vader Peter was al in 1935 overleden — werd de boedelscheiding snel afgewerkt, op 14 april 1939 werd er een veiling gehouden in "De Valk" in Amersfoort. De boerderij en alle landerijen werden verkocht en de nog thuiswonende kinderen werden bij de oudere kinderen ondergebracht. De jongste dochter Trix was pas 12 jaar, haar oudste zus; Geertje was al 3 jaar weduwe en moeder van 4 kinderen.
De vorige generaties Stalenhoef hebben zich voornamelijk bezig gehouden met de productie van melk, deze generatie legde zich steeds meer toe op de verwerking en het vermarkten van de melk.
Ook hier weer een groot gezin; zeven dochters en vijf zoons, de oudste zoon Pieter Willem is begonnen als melkslijter maar werd later directeur bij de "Amersfortia", de melkverwerkende fabriek in Amersfoort die ook bijna alle melk uit Soest verwerkte. Willem en Antonius worden hierna behandeld, Cornelis was chauffeur bij Henk van Asch en ging bij broer Willem inwonen. Tonia trouwde met Piet Majoor; zij hadden in Soesterberg een bakkerij. De andere kinderen zijn niet in Soest gebleven. Een van de kinderen, Jan, zag onbegrensde mogelijkheden en emigreerde naar Canada, in stijl van de familie werd hij directeur van een kaasfabriek. Ook Trix emigreerde, maar dan wel naar een ander werelddeel; Australië. Van dit gezin is zij nog de enige die in leven is.

Willem Stalenhoef
Willem (1915-1995) vond zijn echtgenote niet echt ver van zijn ouderlijk huis: Marij van Rossenberg (1913- 1987) woonde verderop in Isselt in de boerderij "De Platluis". Na hun trouwen begonnen ze een melkslijterij aan de Burg. Grothestraat 25, genaamd; Melkinrichting "De Volharding". Ze kregen zes kinderen in gelijke verdeling waaronder dus Piet en Wim Stalenhoef, de broers die iets meer wilden weten over de familiegeschiedenis.

Postuum eerbetoon voor Antonius Stalenhoef

Deze wandeling door de familie Stalenhoef wordt besloten met een postuum eerbetoon aan Antonius Stalenhoef (1920-1945) die zijn leven gaf voor volk en vaderland. Anton ging net als meerdere familieleden in de zuivelhandel, hij werd melkslijter in Amersfoort of Hoogland. Tijdens de Tweede wereldoorlog raakte hij betrokken bij het verzet. Over de daden die hij daar verricht heeft en bij welke organisaties hij betrokken was is weinig bekend, mogelijk komt dat ook omdat hij gelijktijdig met enkele kompanen gesneuveld is. Aan het einde van de oorlog was Anton met vijf anderen bij een boerderijtje in het buurtschap Liendert, gelegen op de grens van Amersfoort en Hoogland. Dit gebied was nog in Duitse handen maar de Canadezen waren in aantocht.
Volgens het boek van J.L. Bloemhof "Amersfoort '40-'45" opende de verzetsgroep te vroeg het vuur en sneuvelden er vijf verzetstrijders en twee Duitsers onmiddellijk. De zesde, Piet Rubens, wist zwaargewond te ontkomen en vluchtte richting Soest en werd daar alsnog doodgeschoten. Als represaille werden nog vier omwonenden voor de ogen van hun nabestaanden geëxecuteerd. Volgens de overlevering in de familie Stalenhoef was er verraad in het spel. Dit laatste is zeer waarschijnlijk; het feit dat Piet Rubens achtervolgd werd duidt erop dat ze hem hoe dan ook wilden aanhouden. Als de verzetsgroep een duidelijke aanval gepland had dan hadden ze de omwonenden wel gewaarschuwd om te vluchten. De naam van Antonius Stalenhoef prijkt wel op het monument voor gevallenen ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog dat in Hoogland staat opgesteld. Door vermelding in dit tijdschrift hopen we dat ook in Soest waardering voor zijn inzet zal blijven bestaan.

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto