Evert Akkerman de petroleumventer

Evert Akkerman de petroleumventer.

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

Bakkersfamilie Van den Oord voor hun winkel aan het Kerkpad. (1925)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

10 jarig bestaan van rijwielhandel en autoverhuur Klomp. (1935)

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Firma A. Benning aan de F.C. Kuyperstraat.

Wandel- en Rijwielkaart. (1938)

Wandel- en rijwielkaart. (1938)

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels

Valkenet, smidse, winkel in haarden en kachels 1935

Patatautomaat Koninginnelaan

Patatautomaat Koninginnelaan jaren '60

Noodsupermarkt Overhees

Noodsupermarkt Overhees 1976

Bevrijdingsoptocht 1955

Bevrijdingsoptocht 1955; wagen Gymnastiekvereniging Olympia

Menu

Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 16

Jan Menne

Eerder in de serie
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 1
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 2
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 3
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 4
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 5
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 6
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 7
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 8
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 9
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 10
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 11
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 12
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 13
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 14
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 15

Vervolg van de serie
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 17 (slot)

In deel 15 hebben we beleefd welke de gevolgen in Soesterberg zijn geweest van de bewogen begrafenisplechtigheid van de boerendochter, tevens organiste, Johanna van Maaren, die in januari 1856 jammerlijk reeds op 30 jarige leeftijd overlijdt. Pastoor Rademaker meent dat de pers hem onterecht verwijt, dat hij zich in kerkelijk gewaad op de publieke weg zou hebben begeven, wat "sinds Thorbecke" is verboden.

Burgemeester Gallenkamp Pels, hoewel katholiek, ontpopt zich als een fanatiek gouvernementeel contróleur. Zo doet hij verwoede pogingen om de Caroluslaan (Kerklaan), eigendom van Jonkheer Carolus Bosch van Drakesteijn, geheimelijk te wijzigen in een publieke weg, teneinde de kerkelijke plechtigheden van rouw, processie e.d. te kunnen verbieden. In dit deel 16 gaan wij beleven of hem dat gelukt of niet! U zult zien dat de tuin tussen Kerk en Kerkhof ook bij deze aangelegenheid een cruciale rol speelt. Deze tuin is een (cultuur) historisch stukje grond, dat uit piëteit niet zou mogen worden volgebouwd, wat sommigen in 2007 niettemin willen. Was de afbraak in 1953 van het beroemde kerkje van Rademaker (uit 1839) al een doodzonde, deze tuin opofferen zou cultuur-historisch een wandaad zijn. Ik neem dan ook aan dat het nooit zover zal komen.

Gespoord en gelaarst
Het is 22 mei 1856, als pastoor Rademaker op het punt staat de sacramentsprocessie in Soesterberg te starten. Hij wordt belaagd en bespied van alle kanten door de autoriteiten. Pastoor Rademaker:
"Katholieken toont nu dat gij waarlijk katholiek zijt!" "Eene doodelijke stilte en stipte ordelijkheid, niets anders dan bidden en zingen hoorende, was er niets meer dan eenen wenk noodig. Men trok den tuin door, terwijl de burgemeester met zijne trawanten, waaronder riperei van het geregtshof van Utrecht, die daartoe waarschijnlijk door den procureur generaal was uitgezonden om tegenwoordig te zijn, met nog veel meer protestanten, volgden de processie langs de Caroluslaan, nog in questie, langs den tuin naar het kerkhof waar de burgemeester met zijne handlangers bij het zingen, bidden, het H. Evangelie zingen enz., benedictie, zich even ongodsdienstig gedroeg, altijd op de Caroluslaan, vergezelde hij de processie wederom terug tot in de kerk, bedankte toen zijne dienaren, waarvan er van Zeijst en Amersfoort waren en vertrok zonder er eene botsing had plaats gegrepen, waarna wij het Te Deum Laudamus zongen. Nu moest ik den WelEdel. Heer ramer bedanken voor zijne inligting, alsmede den Deken van Amersƒ den afloop der processie mededeelen. Aan den ZEw. Deken schreef ik onder anderen ook het volgende: Zeer Eerw. Deken, Ik heb het genoegen UZEw. mede te deelen mij genomen besluit en gehouden gedrag en den afloop onzer processie. Ik moet bekennen, dat de inligting van de redactie van de Tijd niet zeer gunstig genoemd konde worden om mij geheel gerust te stellen en derzelve wel eene rijpe overweging verdiende, temeer daar ik reeds onder de vroegpreek eenen zwaargebaarden geregtsdienaar voor mij had, welke weldra nog door drie anderen gevolgd werd, die den geheelen morgen gespoord en gelaarst en van top tot teen gewapend voor onze oogen zweefden, waarbij de burgemeester Pels zich mede voegde bij den schoolmeester zich verborgen hield om van daar vooreerst zijne bevelen te kunnen uitvaardigen".
Ook na deze activiteiten in de tuin tussen kerk en kerkhof is pastoor Rademaker er nog niet gerust op, dat burgemeester Gallenkamp Pels zijn strijd opgeeft de particuliere Caroluslaan te laten voor wat die is.

Stijfkop
"Ik wendde dus alles aan, opdat die laan niet van het eigendom van Bosch van Drakesteijn zoude worden gescheiden. Ik bewerkte dan bij den raad van Soest, ligtte hen van alles in, bewoog hen, dat zij met meerderheid van stemming door het drijven des burgemeesters eene laan op het goed Sterrenberg publiek verklaard hadden, nu duidelijk inzagen een eigendom van Bosch van Drakesteijn te zijn, en dat zij daarom eischen moesten, dat dezen aan den eigenaar niet onrnomen werd en daarom van den legger der gemeentewegen geschrapt zoude worden, waarbij de burgemeester eene ontzettende bombarij maakte en er niet in toestemmen wilde". 'Men moet niet denken, dat de vijanden, de Burgemeester Pels, de Regtbank van Amersfoort, het Geregtshof van Utrecht met de procureur generaal aan het hoofd en de gedeputeerde staten van Utrecht mij eenige rust lieten, zoolang zij door heimelijke kruiperij en de processie op H. Sacramentsdag niet vernietigd zouden hebben en mij nu niet meer openlijk maar in het geheim wilden belagen, omdat zij mij, die, zooals vroeger gebleken is, alleen tegenover hen hadden en mij als een onhandelbaren en onverzettelijken stijfkop aanzagen, die noch door bedreigingen, noch door vertooningen uit het veld te slaan was".

In de tuin tussen kerk en kerkhof
"Den hoofd ingenieur Stoet van Renaauwen werd den 29 July1856 afgezonden om de bewuste kerklaan op te nemen. Het was des morgens na het ontbijt, terwijl ik in den tuin wandelde, dat deze keer buiten gewoonte (anderen bleven altijd verre van mij verwijderd) aan mijn huis aankwam, en zoodra de meid gezegd had dat ik in den tuin was, en mij zoude gaan roepen, hij dit tegenhield met te zeggen mij zelf wel te zullen gaan opzoeken, en wat de meid daar tegen ook mogt inbrengen, reeds dadelijk heen liep, waarschijnlijk om ook de tuin te kunnen bespieden, waarom ik niet zeer op mijn gemak was, hem te kennen gevende, dat het mij niet zeer beviel, dat hij mij zelf kwam opzoeken enz. terwijl ik hem vroeg wie hij was, hij mij zeide, de Hoofdingenieur der provincie te zijn, die bij mij eenige inligtingen kwam nemen omtrent de laan in questie. Weldra vernam ik dat hij gekomen was om mij met strikvragen, waarvan hij een legio had mede gebragt, te vangen, vaststellende dat het hek voor den tooren de hoofdingang tot de kerk ware en men derhalve van de straat tot het hek ten minste de laan moest passeren en zij, de laan, daarom publiek was, waarvan ik hem al dadelijk de pas afsneed. Hoe komt gij dan met de lijken op het kerkhof? Langs de laan, mijnheer! Alzoo is de laan dan ook publiek? In het minste niet, vermits wij daartoe permissie hadden van den eigenaar, die het ons mede dadelijk verbieden kan. Hebt gij dit in schrift? Neen mijnheer, dan kan daardoor een groot ongerief voor het kerkhof uit ontstaan (en daarbij de laan als publiek aangemerkt worden). Evenmin, wij zijn Hollanders en houden het Hollandsch woord voor een Hollandsch zegel, wat reeds 20 jaren van kracht geweest is, zal nog wel langer geldig zijn en blijven, maar het is slechts om het eigendom te beveiligen".
Rademaker houdt voet bij stuk. En als de hoofdingenieur suggereert dat een volgende eigenaar van de laan het gebruik daarvan zou kunnen verbieden, dan zegt Rademaker dat dan alles gaat
"door mijnen tuin, waarom toch wel niemand zoo gek zou wezen mijn tuin te verklaren als publiek".
'Maar als de Koning U de eer wilde aandoen om Uwe kerk te bezigtigen, dan zoudt UwEw. Z.M. toch zeker langs die ingang tot de kerk brengen. Ik zou wel wijzer wezen om ZM door het zand en modderigen weg tot de kerk te brengen. Ik zou zonder aan die laan te denken ZM van de straat door het hek aldaar; de eer hebben te ontvangen en te begeleiden. Zoo ging het van A. tot Z en had ik veel pret met den man die zich zoo had voorbereid en op alle zijden verslagen werd". "Daar kwam onder nog veel andere dingen in de maand December 1856 eene deputatie der gedeputeerde staten van Utrecht, met den burgemeester van Zeijst en Soest, omgeven van geregtsdienaren in een nood weder aan en waarschijnlijk om alles in het geheim af te doen, stapten zij af en vergaderden zij zich bij den schoolmeester; toen tegen 12 ure des middags die mannen om der regtvaardigheids-wille in beweging kwamen onder sneeuwschermen hier voorbij kwamen en de kerklaan inslaande, het kerkhof opnemende".
"Terwijl ik Hannis van Maaren had weten bij te voegen om hen door zijne inliigtingen van hun helsche plannen terug te houden enz.; doch zij hielden zich echter hierbij zoo geheim , dat zij geen woord lieten ontvallen, wat hunne onderneming verraden konde, en de burgemeester Pels al peinzende geen enkel woord sprak, terwijl zij wederom, bij den schoolmeester na die moeijelijke togt hunnen intrek namen en daartoe den avond verbleven. Zij hadden dan ook de hekken/palen op de laan zien staan, welke ik Van Maaren had aangeraden niet weg te nemen, niettegenstaande de Burgemeester Pels den 14 Mei 1856 mij bedreigd had eene strafregtelijke vervolging tegen den dader, waardoor hij mij op het oog had, of daders te provoceren zoo de slagboom niet onmiddellijk werd geamoveerden de vrije doortogt over den rijbaan van dien weg werd hersteld, waarop ik dan den burgemeester niet zeer mals en zeer ironiek geantwoord had, dat elk verstandig mensch wel zeer goed begrijpen kon dat ik die dader, welke ZEd. beoogde niet zijn kon om mij een regt aan te matigen, hetwelk ik niet bezat en hij zich daarom tot den eigenaar te wenden had".

Het juridisch proces
Pastoor Rademaker betreurt, dat de jonkheer Carel Bosch van Drakesteijn te aarzelend optreedt. Steeds weer heeft de jonkheer een zetje van Rademaker nodig.
"Om Jhr Carel uit zijne droombeelden op te wekken, hem moed in te boezemen en in verzet tegen zijne vijanden in te brengen, wat nog al niet weinig moeite kostte, daar hij in zulke moedeloosheid vervallen was, dat hij volgens zijne eigene bekentenis des nachts niet rusten, noch slapen kon en er bijna toegekomen was om geheel Sterrenberg te verko open, waartoe men hem door de menige aanvrage lastig viel met te zeggen: Gij hebt toch wel verdriet aangaande uw eigendom Starrenburg, verkoop het mij, dat hij er groote last van had, door de menige vragen dienaangaande, dan ware het zonder twijfel aan protestanten gekomen". "Intusschen beraamde de tegenpartij met den burgemeester Pels den HWGeb. B.v.Dr een proces aan te doen, maar daartoe was de toestemming van de raad der gemeente noodig en daar ik hen al wederom voor was met eene schriftelijke verklaring der Wethouders bekomen te hebben, waarin zij Plegtig beloofden elk proces tegen Jhr Bosch te zullen afstemmen en met al hun vermogen te zullen tegenhouden, welk bewijs ik den Heer Bosch overzond om hem gerust te stellen en te bevredigen, die het dan ook waardig achtte bij zijne papieren van waarde in zijne brandkast te bewaren. Men was buitenmate gebelgd op de Wethouders en vooral op mij, die zoo men denken kan, als de bewerker daarvan gehouden werd".
Pastoor Rademaker is nu druk met het verzamelen van argumenten om een eventueel proces te winnen. Zo hoort de Caroluslaan volgens hem niet tot de zogenoemde publieke kampwegen omdat die nauwkeurig 100 roeden van elkaar verwijderd zijn gepland en/of aangelegd. De Caroluslaan wijkt daar duidelijk vanaf en is bovendien particulier eigendom. Ook wijst hij steeds op het feit van de verjaring, omdat hij al vanaf 1840 in kerkelijk gewaad processies houdt. Op 27 april 1857 stelt de kantonrechter te Amersfoort voor om de hele zaak uit te stellen
"ten aanhoore van een groot auditorium der voornaamste katholieken van Amersfoort en van de Wethouders van Soest, omdat ik daaraan te vooren eene groote rugtbaarheid gegeven had, waarbij de advocaat Broers door de aan hem zijns ondanks opgedrongen inligtingen en getuigen voortgezweept zich dan ook dapper scheen te weren, terwijl de omstanders zeer verwonderd waren, dat hij zijne zaak zoo goed wist en magtig was, grootelijks betreurende dat de Burgemeester Pels afwezig was en die zaak slechts aan zijnen veldwachter had overgegeven". "Burgemeester en Gedeputeerde Staten namen geen genoegen met de uitspraak des kantonregters, maar konden buiten de raad en de wethouders der gemeente geen proces aangaan, bragten hunne verloren zaak voor het publiek Ministerie voor de arrondissements-regtbank van Amersfoort".
Nadat Rademaker zich aldus gemeentelijk en provinciaal heeft ingespannen, stapt hij op 18 maart 1857 naar de minister van justitie in Den Haag, de heer van der Brugghen, teneinde verlof te krijgen de doden te begraven en processie te houden zoals vroeger vóór de Thorbeckiaanse tijd op het kerkhof, resp. in de tuin plaatshad.
"Er was eene feauteuil aan eene tafel tegenover ZEx. geplaatst, welke mij door den minister van justicie werd aangeboden, waarvan ik echter nog geen gebruik maken wilde, alvoorens ik ZEx. zoo iets wat zoude ingepakt hebben (cadeautje, red.), want ministers zijn immers ook menschen?! Zoo dacht ik er althans over en daarom ging mij alles zoo glad afzonder een enkel woord te missen".
Hij herhaalt tot in detail de motieven van zijn bezoek aan de minister van justitie en ziet op het eind van zijn bezoek krijgt hij warempel de minister zover dat hij het volgende tot Rademaker zegt:
"Hoor dan: Uw kerkhof is en zal vrij blijven, afgezien van de eiken wallen, die het omgeven, het is met rasterwerk omzet nietwaar? Ja Ex. Nu dat is genoeg en ik verzeker U, dat gij voortaan dezelfde vrijheid op Uw kerkhof zult hebben als vroeger. Maar als de laan dan publiek verklaard wordt? Dat doet er niet toe, ik verzeker U, dat Uw kerkhof met rasterwerk omgeven, voortaan, zoowel als vroeger veilig is en blijven zal."
Dolblij verlaat Rademaker uiteindelijk dan de minister van justitie, de heer Van der Brugghen, na "nog eene buiging gemaakt te hebben". En passant gaat Rademaker ook nog even langs bij de minister van R.0 Eeredienst, de heer Van Romunde. Op 26 maart 1857 schrijft pastoor Rademaker dan de bekende zeer uitvoerige brief aan beide ministers, waarbij hij zeer uitvoerig verslag doet van wat in Soesterberg in deze Thorbeckiaanse tijd is voorgevallen. Wetend, dat het gouvernement hoofdzakelijk in handen is van "aanzienlijke protestanten" eindigt hij de brief als volgt:
"Geheel anders zoude het zijn, zoo wij 'sLandswetten trotseerden en minachtten, maar rustige burgers in den landen 's landswetten eerbiedigende, kunnen wij wegens onze voortdurende verdraagzaamheid protestant en katholiek oproepen, daar wij reeds gewoon zijn onze aalmoezen (waaronder het niet onaanzienlijke van den Heer Bosch v. Drak) zonder onderscheid van godsdienst uit te deelen. 't Welk doende enz. /wasget./ L.Rademaker pastoor".
Intussen is Rademaker toch niet gerust op de goede afloop van het proces. Hij laat zich zelfs ontvallen, dat de advocaat van de jonkheer Bosch van Drakestein misschien onder een hoedje speelt met de tegenpartij.

"Proces kan men niet beginnen zonder den raad en onderteekening der Wethouders en het er nu bij te laten was verschrikkelijk Het was zosilldat men niets meer hoorde, alles zelfs voor den Raad der gemeente en Wethouders, die niets wisten, niets gezegd werden en niets gevraagd werden. Men kwam dan overeen, de zaak der laan voor het publiek ministerie te brengen, zooals dan werkelijk geschiedde en op den 22Oct. 1857 plaats had. Er was ons geen berigt van gegeven zelfs Broers (adv. red.), de verdediger van Jhr. Bosch scheen met de partij mede te doen, alleen H. (Hannis red) van Maaren, de bosch-baas van gemelden Jhr had aanzegging te compareren, om de uitspraak te hooren, dat de laan verlooren was, terwijl ik 10 geloofwaardige menschen als getuigen medezond, met nog eenige inligtingen in schrift voor den advoc. Broers, alsmede met verzoek, dat de ongevraagde getuigen gehoord zouden worden, hetwelk eene groote censatie verwekte, in welke men hoorde zeggen: Het is jammer, dat de Raad en Wethouders van Soest het met den burgemeester niet eens zijn".

Hoe het ook zij, pastoor Rademaker verliest op die 22ste october 1857 van het "publiek ministerie", alle door hem meegestuurde getuigen en door hem verstrekte inlichtingen ten spijt.
"Alzoo werd Jhr C.Bosch v. Dr in het onregt gesteld, tot verbazing van alle katholieken, maar tot vreugde en gejuich der tegenpartij. Nu was het met de processie gedaan en had men eindelijk den onverzettelijke van Soesterberg totaal overwonnen. Ik moet bekennen dat 't eene harde slag voor mij was. Er was en bleef nog eenen weg open, een beroep op den Hoogen Raad, maar hoe B.v.D. daar toe te bewegen, die toch zoo bang was., dat hij bij het ontvangen van eenen brief die ik hem zond de binnekoorts kreeg en geene nacht meer slapen kon. Wel had ik reeds zijne geheele familie bewogen, om hem daartoe te bewegen, ingeval hij het te Amersfoort en ook al te Utrecht verliezen mogt, en werkelijk, ik kreeg het gedaan. Hij ging tot hooger beroep over en om kort te wezen zond ik hem nog eene duidelijke verklaring door 25 inwoners van Soesterberg tot zijne voordeel over; En de Hoogen Raad vernietigde het vonnis van den arrondissementsregtbank van Amersfoort van 22 oct. 1857, bevestigde het vonnis van den Kantonregter aldaar van 28 April 1857, de kosten en cassatie en gelastte de kosten te dragen door den Staat, terwijl de gemeente Soest door het dreigen van haren Burgemeester Pels tweeën twintig hondert, Zegge 2.200 gulden betalen moest. Wat de gouverneur van Utrecht, die dit bevestigde, deed zeggen, dat de burgemeester gemakkelijk kon pleiten, als hij de onkosten door anderen liet betalen".

Happy End (Soesterberg bevrijd!)
Wat Rademaker, in de roes van deze overwinning, vervolgens in zijn "dagboek" schrijft geeft een interessant kijkje in de ziel van jonkheer Carel Bosch van Drakesteijn, maar ook in die van pastoor Rademaker zelf: "Op den 9 Februari 1858 waardoor Carel B. v. Dr. dronken van vreugde mij daadelijk kennis gaf en voor goed van den verkoop van Starrenberg (deze bevat alle zijne eigendommen alhier) afzag en Soesterberg mede bevrijd werd, dat die goederen niet in protestantsche handen overgingen. Zooverre waren de zaken geloopen, dat Bosch v. Dr. op het punt stond alles te verkoopen. ik raadde toen ZHWG. aan daadelijk de hekken aan de palen, die wij buiten zijn weten en tegen zijne bevelen in hadden laten staan, te bevestigen; waarop hij zoo hard niet wilde zijn om zijne vijanden niet te veel verdriet aan te doen; niettegenstaande ik hem inprentte, dat nu hij het wel gewonnen had, de zaak daarom finaal moest eindigen, opdat de vijanden daarvan later wederom geen misbruik maken zouden en vooral als de raad der gemeente en wethouders of/en anderen optraden die hem minder genegen en meer vijandig zijnde, hem al wederom konden bemoeijelijken. Hij gaf dan bevel om de hekken aan te brengen, doch later boodschapte hij dit weder op".
(wordt vervolgd)

Contact

Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest




De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.

Word lid

Lid worden van de Historische Vereniging Soest-Soesterberg.

Lid worden

Sponsor

Historische Vereniging Soest / Soesterberg is mede mogelijk gemaakt door:

Reto