Jan Menne
Jan Menne
Eerder in de serie
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 1
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 2
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 3
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 4
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 5
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 6
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 7
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 8
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 9
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 10
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 11
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 12
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 13
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 14
Vervolg van de serie
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 16
Pastoor Rademaker (1795-1872) deel 17 (slot)
In de vorige delen hebben we moeten ervaren hoe pastoor Steenhoff uit Soest de krenten uit de Soesterbergse pap weet weg te snoepen en hoe pastoor Rademaker in Soesterberg de overgebleven kruimels opveegt. Het (onstuimige) leven gaat echter door. Wie de kranten uit die tijd opslaat (1855), springt in het oog hoe tussen de oorlogsdreigingen uit Europa,by. Oostenrijk en Rusland, de pas doorgevoerde wetten van Thorbecke het dagelijkse leven in ons land beginnen te beïvloeden. Tekenen van verdere liberalisering, van democratisering, van scheiding van kerk en staat en -lastbut not least- van herstel der bisschoppelijke hiërachie.
Eene lichtstraal
In de Utrechtsche Courant van 13 juni van 1855 verschijnt een groot artikel [1] over de scheiding van kerk en staat met onmiddellijk daarna een bericht uit het dagelijkse leven gegrepen betreffende een van de activiteiten van pastoor Rademaker te Soesterberg. De minister van justitie D. Donker legt in deze krant omstandig uit wat er aan de hand is. Hier volgt een gedeelte van zijn betoog met het bijpassend bericht omtrent Soesterberg, wat er in feite nog heel onschuldig uitziet en wat -inzoverre Soesterberg betreffend - de Utrechtsche courant [1]) op zijn beurt kennelijk geput heeft uit de Amersfoortsche Courant (zie afbeelding I):
De vraag blijft nu echter wat men te verstaan heeft onder "besloten plaatsen"? Pastoor Rademaker: "Waarop den pastoor vanBorneveroordeeld werd, omdat men door de haag op het kerkhof hem had kunnen begluren. Daardoor scheen den burgemeester van Soest (Gallenkamp Pels) eene lichtstraal op te gaan, maar er moest nog iets voorafgaan om tot zijn doel te geraken en mij te kunnen achterhalen met mijne brutaalheid betaald te zetten en mij te kunnen tuchtigen en wel alles volgens •de wet, zooals hij waarschijnlijk berekend had. In de maand August 1855 plaatste hij de kerklaan (Caroluslaan) op den legger der wegen van de gemeente en liet dit aanplakken, aflezen bij het kleppen der klok te Soest en 4 weken ter vice leggen en zoo was hij toen geheel kant en klaar, ofschoon Jonkh. Carel Bosch van Drakesteijn te 's Hage wonende, zoo min als ik daarvan iets vernam" [2].
Pastoor Rademaker beschuldigt hier de burgemeester van nogal wat. Een particuliere weg "stiekum" verklaren tot publieke weg. Een dergelijke actie, gepleegd door een burgemeester is vandaag de dag ondenkbaar, maar kennelijk 150 jaar geleden ook al not done!
Johanna van Maaren (1826-1856)
Een van de Soesterbergse kerkbestuurders van het eerste uur was de landbouwer Will van Maaren. Al in de tijd dat Rademaker in Soesterberg begon (1937) woonde Van Maaren met zijn gezin op den Bergh, niet in een hut, maar hij bezat een gedeeltelijk stenen hoeve. Meermalen spreekt Rademaker waarderend over hem, zijn gezin en met name over zijn dochter Johanna, die het talent bezit met succes het kerkorgel te kunnen bespelen. Dat komt goed uit, want deze kunst blijkt in Soesterberg niemand te beheersen. Al op 15 jarige leeftijd (1841) bespeelt ze het orgel en zal dat gedurende 15 jaren tot aan haar dood trouw blijven doen. Zij lijdt echter lange tijd "aan eene kwade borst of had de tering" [2] en als Rademaker het jaar 1856 beschrijft, begint hij als volgt: "Dit jaar (1856) scheen voor mij een jaar van vervolging te zullen worden. Nauwelijks had ik het lijk van Johanna van Maaren (in wie de kerk veel verloor, daar zij juist de helft haars levens, 15 jaaren, als organiste had doorgebragt en steeds bereidvaardig was 3 el 4 keeren in eene week en meermalen op eenen dag het orgel te komen bespelen) den 9January1856 begraven of ik werd in het Amersfoortsche courantje door Segers vecus (die na eenigen tijd om laster tegen de heer Luiben, den Nestor der 2e kamer zelfs tot gevangenis en geldboete veroordeeld werd) beloogen en belasterd, als hadde ik dat lijk aan het sterfhuis afgehaald en langs publieke wegen voorgegaan en dat wel horribele dictie in kerkgewaad!? Hare gedienstige Zuster de Utrechtsche courant nam dit zeer bereidvaardig over en zoo werd dit althans alom door de geheele provincie verspreid" [2]. (zie hiertoe afbeeldingII,afkomstig uit de Utrechtsche Courant [3] van 16 jan. 1856, red.).
Ik echter zweeg, meenende, dat die vuilaardige leugens weldra door de waarheid zouden ingehaald worden, doch ik moest integendeel ondervinden, dat zij bijna alles doorloopen had van den zoo Ect. Burgemeester van Soest, P Gallenkamp Pels R.C., de regtbank van Amersfoort, het hof van Utrecht af tot het ministerie van justicie toe eer zij door de waarheid werd achterhaald. Om de zaak beter te kunnen bevroeden, moet men vooraf weten, dat ik op H. Sacramentsdag 1855 des middags bij alle drukten een schrijven van genoemden R.K. burgemeester door den veldwachter ontving, waarop ik geen antwoord, wat mij bij herhaling gevraagd werd, geven wilde, als dat ik den brief ontvangen en gelezen had, waarvan de inhoud reeds scheen bekend te zijn, zoowel bij den schoolmeester, als veldwachter, vermits de katholieken, die daar passeerden dit reeds gehoord hadden; nu zal er toch geene processie gehouden worden. Men kan begrijpen dat mijn zwijgend antwoord aan een mensch, zoo groot en dreigend als Pels, die gaarne de processie ter eere van H.H. zoude hebben zien ophouden, om eene goede dienst aan Satan te bewijzen om zich daardoor bij hem beminnelijk te maken, gal moet gebraakt hebben, toen zijn veldwachter ZEct. niet eens een letter noch eenig berigt kon aanbrengen, maar zeggen moest na herhaald vragen geen antwoord te hebben kunnen verkrijgen, als dat de pastoor zijn geschrijf gelezen had en daarbij voegen moest, dat de waarschuwing des Burgermeesters niets had uitgewerkt, maar dat die onverzettelijke pastoor, Prochdolor!zich gedragen had, als wist hij nergens van, en de processie met vollen luister gehouden had. Dat was eene schok, die niet te verduren was en bij de katholieke burgermeester (die gaarne alles deed, zelfs zijn geloof verzaken, als hij zich behagelijk maken kon of moest hij daarvoor de Heiligste zaken zijner godsdienst dwarsboomen en afschaffen en het kruis als in Japan met voeten treden) kwaad en zwart bloed moest zetten" [2].
Het juridische steekspel
Er begint nu een steekspel, dat jaren zal duren. Eerst nog dichtbij in de gemeente, de gemeenteraad en daarna daarbuiten in de media en de rechtbanken te Amersfoort, Utrecht en Den Haag. Burgemeester Gallenkamp Pels weet van geen ophouden. De Hoge Raad geeft Rademaker tenslotte gelijk en Gallenkamp Pels moet 2200 hollandsche guldens betalen. Centraal in het geheel staat het antwoord op de vraag: Is de Carolus- of Kerklaan te Soesterberg een particuliere of een publieke weg? De pastoor meent dat het een particuliere weg is en houdt daaraan vast te vuur en te zwaard. De wethouders en de meerderheid in de gemeenteraad zijn het met Rademaker eens. De burgemeester Gallenkamp Pels (1850- 1869) meent dat het om een publieken weg gaat, zodat het daaraan gelegen kerkhof daarmee wettelijk zijn besloten karakter verliest en de pastoor zal moeten ophouden daar in kerkgewaad allerlei handelingen te verrichten. Er ontspint zich voor velen een interessante strijd omdat wat in het land de aandacht heeft vanwege de door Thorbecke pas verworven scheiding van kerk en staat (zie vandaag de dag Turkije) in Soesterberg manifest wordt. Het bijzondere wat zich bovendien in Soesterberg afspeelt is dat, waar pastoor Steenhoff (1851-1880) de veerkracht en reikwijdte van pastoor Rademaker onderschat, ook de burgemeester Gallenkamp Pels met zijn gewijzigde provinciale legger, zich deerlijk vergist in de kracht en durf van dat pastoorke op de Soesterbergse heide, wiens netwerk tenslotte verder reikt dan dat van beide heren in Soest tezamen. De correspondentie en berichtgeving in de kranten zijn nogal eens langdradig, maar de tekening van Rademaker (zie afbeeldingIII)zoals in dit deel 15 afgedrukt [4] geeft kort en bondig weer waar het om draait. Deze tekening van Rademaker moet op de hoogste burelen in het land hebben gecirculeerd en hebben gediend in het juridische proces van de jaren 50 in de 19e eeuw.
De Utrechtsche Straat Weg op deze tekening (afb.III)van Rademaker is dezelfde als de huidige Rademakerstraat te Soesterberg. Dat is de onomstreden publieke weg. Dit ter onderscheiding van de beide gearceerde particuliere wegen (in de ogen van Rademaker), namelijk het tuinpad van kerk naar kerkhof en de Kerk- of Caroluslaan, waarop bovendien is geschreven: 200 passen! Hiermede wil Rademaker aangeven hoever het kerkhof is gelegen van de publieke weg. Wat verder opvalt is het degelijke hekwerk om het kerkhof en het dubbele toegangshek. De boompjes langs de Caroluslaan zijn nog klein maar er is kermelijk nogal wat struikgewas langs de laan aan de zijde van kerk en kerkhof !! Alles met de bedoeling de minister en de Hoge Raad ervan te overtuigen, dat het hier gaat om een besloten ruimte, zoals door Thorbecke bedoeld. Burgemeester Gallenkamp Pels bestrijdt deze voorstelling van zaken tot in hoogste instantie, maar, zoals later zal blijken, tevergeefs.
"Daarop volgde de begrafenis van Johanna van Maaren op den 9 January 1856, waarop Segers vecus goedvond in de Amersfoortse courant zijne leugensemlasteringen rond te venten, wat hare gedienstige Utrechtsche zuster (Utrechtsche courant, red)allerbereidvaardigst overnam onder andere, dat de past. van Soesterberg op den 9Januaryj.L het lijk van de dochter van Van Maaren aan het sterfhuis had afgehaald en de stoet langs den publieken weg in plegtig kerkgewaad begeleid of voorgegaan was, naar het kerkhof wat alleszins openlag, al hetwelk daardoor de geheele provincie door verspreid werd als hadde ik eene misdaad van de grootste soort begaan. Daar nu Jonkh. Bosch van Drakesteijn reeds in den zomder 1855 gelast had eenen slagboom op gezegde laan te plaatsen, werd dit eerst door achteloosheid van de lasthebbende na gemelde begrafenis gedaan, waardoor nu geenen twijfel meer bestaan konde, als hadde ik al verder en verder durven gaan met publieke wegen af te sluiten. Waarom de officier van de regtbank van Amersfoort, Turk, en de commissaris van politie zich in persoon in het beginne van de maand April (12) kwamen vergewissen en de kerklaan kwamen opnemen alsook het kerkhof waar zij met een papier in de hand alles opschreven, wat hen noodig scheen, zooals zich vroeger reeds meermalen commissiën vertoond hadden zonder ons iets te doen weten en zich op de kerklaan hadden kunnen overtuigen van op de gemelde kerklaan reeds twee palen gezien te hebben om er eenen slagboom aan te brengen; waarom zij dan de zoon van Hibbink (Gijsbertus) vraagde of de weg bij de school eenen publieken weg ware, wat met ja beantwoord werd, maar de weg bij de kerk? neen ten antwoord kregen er bij voegende om dit elkeen te laten zien, dat het een privaat-eigendom is, er binnen kort een slagboom voor komen zal. Toen eindelijk den 5 Mei Ed. Achtb. burgemeester van Soest met zijne gemeenteraad hier aankwam om zich in persoon te overtuigen, van de afsluiting dier weg en ons en ons kerkhof goed opnemende, met te zeggen, zoo dan ondervinden wij, dat het kerkhof niet vele schreden van publieken weg gelegen is, vraagde daarop een lid van de raad, wat ZEct. dan voor eenen publieken weg hieldt. Wel deze? (de laan) waarop Smorenburg zeide: Dat geloof ik niet, toen de burgermeester zeer verbolgen het genoemde lid der raad toewierp: Dan zijt gij geen man van uw woord; eerst hebt gij ze zelf als eenen publieken weg overgegeven en het er voor gehouden en nu zegt ge wederom anders: Ja Burgem. dat moet ik bekennen. Dat meende ik, maar nu betwijfel ik het geheel en moet nu zeggen dat het geen publieken weg kan zijn. Hierop liep de burgermeester weg, naar de school gaande en kwam vervolgens aan mijn huis om mij, ik weet niet wat gewigtigs te zeggen of bedreigen" 2).
Een Scholtiaan
Naarmate 22 mei 1856 nadert, de dag waarop de sacramentsprocessie gewoontegetrouw kan worden gehouden, wordt de correspondentie van Rademaker met de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten frequenter. Zo schrijft hij op 7 mei de burgemeester Gallenkamp Pels een lange brief, waarin hij zijn avtiviteiten en meningen nog eens op een rijtje zet en nog maar weer eens uitlegt niets onoirbaars te doen. Rademaker heeft de gewoonte om gedachten die hem bij het naschrijven van brieven te binnen schieten in de kantlijn erbij te plaatsen. Soms werkt dat verwarrend, soms komisch, soms interessant. Zo wijdt hij bij de brief van 7 mei uit over een raadslid dat het niet met hem eens is. "Dit lid was de molenaar Smits, een scholtiaan, zeide de Burgemeester beter te kunnen geloven dan Smorenburg, omdat de eerste dikwijls op den Berg kwam en het daarom beter weten kon en de Burgermeester het dan ook voor eene afgedane zaak hield omdat de laan achter op eenen publieken weg uitkwam en door eenen publieken weg doorsneden werd, zodat dit volgende, alle lanen en eigen wegen, die op bublieke wegen uitkwamen, publieke wegen zijn moesten". De burgemeester reageert in zijn brief van 15 mei 1856 o.a. met het dreigement, dat hij zich genoodzaakt ziet "eene strafregtelijke vervolging tegen den dader of daders te provoceren, zoo die slagboom overeenkomstig art. 85 van het aangehaalde reglement niet onmiddellijk wordt geamoveerd en de vrije doortogt over den rijbaan (Kerklaan, red.) van den weg wordt hersteld".
Alles wordt nu gedaan om Rademaker te intimideren. Zo wordt onverwacht een jurist van naam naar Rademaker gestuurd. "Zoo had men reeds na Paschenden R.C. advocaat Ariëns, die te Amersfoort had moeten plijten, bij mij en nog wel des avonds laat, aangezonden, om mij te doen verschrikken en te bedriegen tevens, die zich voordeed als ware hij mijn regter geweest door mij met zoveel ernst aan te spreken. Hoe het och mogelijk ware, dat ook hij zich had kunnen laten overhalen en doen geloven, dat ik in plegtig kerkgewaad langs den publieken weg geloopen heb. Wat denkt ge toch wel van mij? Is dat dan niet zoo? Neen zeker niet, het is leugen en laster door de twee vuilaardige courantjes mij zoo straffeloos aangewreven. Maar ik begrijp het. Men heeft onze processie op het oog om die te doen ophouden, waartoe gij u ook leenen wilt en gij zijt nog katholiek?" [2] Op 18 mei stuurt de burgemeester een laatste officiële schriftelijke waarschuwing naar pastoor Rademaker en dreigt met de "onaangename tusschenkomst der politie". Ook werden nog een achtenswaardigen pastoor uit Utrecht en de deken van Amersfoort naar Rademaker gezonden, die dan weer brieven van andere autoriteiten voorlezen, zoals van het "provinciaal geregtshof te Utrecht" enz. Het haalt echter allemaal niet uit. Pastoor Rademaker volhardt, nog het meest door de woorden van St. Petrus, die hem bij toeval, zoals hij zegt, onder ogen komen: "Petri1 v 1: Dat de beproeving uws geloofs veel kostbaarder dan goud - dat door het vuur gezuiverd wordt - bevonden worde, tot lof en glorie en eer in de openbaring van Jesus Christus".
De Burgemeester Pels vol gal
Pastoor Rademaker: "Ik was nu zodanig bemoedigd, dat ik bij de H. Hoogmis aankondigde, dat de processie zoude gehouden worden en ik door deze woorden zoo versterkt was, dat als anderen niet durfden, ik alleen processie zou gehouden hebben. Dat intusschen de burgemeester Pels vol gal gevolg gaf aan zijne brutale bedreiging geven zoude was wel niet te betwijfelen, maar het ergste was dat ik niet wist wat hij doen zoude en hoe verre hij zoude gaan. Dit had hij met de meest mogelijke sluwheid geheim gehouden, zonder dat zelfs dienders er eenige kennis van droegen, uitgenomen een, die, teregt of ten onregte gezegd had: Wij gaan naar Soesterberg, om de processie te beletten, waartoe nog meer dienders verwacht worden. Reeds in de vroege mis had ik onder de predicatie een dier forsch gebaarde mannen tegenover mij, en hoezeer dit mij wel niet verschrikte, was dit toch een middel van voorzigtigheid. Die gestatig langs den weg voor onze kerk heen en weder liepen en wachte hielden. Dit vermoede eene groote sensatie en bragt alle gemoederen in beweging, wat nog vermeerderd werd toen hunne commissaris burgem. Pels met een rijtuig werd aangebragt, bij den schoolmeester werd afgezet en daar door zijne handlangers omgeven zich schuil hield en bevelen kon uitvaardigen. Elkeen was in groote verwachting. Ik bragt de processie bij het eindigen der vespers in beweging en ik maakte dat ik bij het uitdragen van het kruis op mijne post was om te zien en mij te vergewissen wat de processie te wachten stond. Daar zag ik dan den Burgemeester Pels met zijne 5 dienaars, met eenelunettevoor zijn oog geposteerd; zodra ik hem zag keek ik wederkeerig mede door mijne hand als door eenen kijker, waardoor de Burgemeester verschrikte, zijn glaasje stuiptrekkend zeer gezwind achter zijnen rug hield, niet wetende waar het te verbergen en ofschoon katholiek, betoonde hij echter niet den geringsten eerbied, zelfs niet toen het Allerheiligste naderde en de kerk werd uitgedragen, boog niet alleen geene knie, maar verwaardigde zich niet eens zijnen hoed af te nemen. Wat echter nog het onbeschaamste ware, bestond, mijns bedenkens hierin, dat juist toen het H. der H. de kerk werd uitgedragen hij zijnelunettewederom voor den dag haalde, zich bukkende zonder eerbied, zeer onbeschoft, met de hoed op het hoofd, stond te loeren, wie er onder den baldakijn verborgen was en alzoo het H der H droeg (wie niemand anders dan W Plaster,kapellaan te Hoogland en de assisterende kapellaans, de Eerw. Heeren Piek en Gielen) zonder de geringste eerbied, wat ook een jood zoude hebben kunnen doen" 2). "Daar begonnen de klokken te luiden, wat tot teeken diende, dat het H. der H. uitging, alle voorzorg van den Burgemeester onnoodig maakte, om de vrouw van den schoolmeester voor en buiten te doen zien en wie weet nog hoeveelen om het te zeggen, wanneer de processie eenen aanvang nam. Allen schaarden zich dan met voorbeeldelooze orde in de processie, terwijl een goed katholiek van Soest mij stilletjes zeide: Ziet gij daar de burgemeester wel staan." [2].
(wordt vervolgd)
NOTEN;
[1] UTRECHTS ARCHIEF: UTRECHTSE PROVINCIALE EN STADS-COURANT, 13 JUNIJ 1855. (AFBEELDING 1).
[2] BESCHRIJVING VAN DE OPRIGTING DER STATIE EN HET BOUWEN DER KERK EN PASTORIE VAN SOESTERBERG MET VERMELDING VAN HETGENE, WAT DAAROP BETREKKING HEEFT.
[3] UTRECHTS ARCHIEF: CTRECHTSE PROVINCIALE EN STADS-COURANT, OURAAN. 1856. (AFBEELDINGII).
[4] SCHETS VAN PASTOOR L. RADEMAKER, BEHOREND BIJ HET VERWEER VAN JHR C. BOSCH VAN DRAKESTEIJN TE S'GRAVENHAGE.(AFBEELDINGIII).
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.