Ton Hartman mmv werkgroep Genealogie
Graven in de Oude Kerk deel 1
Graven in de Oude Kerk deel 3
Inleiding
In de vorige aflevering hebben we wat algemene dingen over het begraven in de Oude Kerk beschreven. Toch wil ik nog even terugkomen op een door mij gestelde vraag. In een notariële akte waren we enkele overdrachten van grafrechten tegengekomen. Een daarvan betrof een graf in de Middelkerk in Amersfoort. Nu was mijn vraag welke kerk bedoeld werd. Toen ik de open archievendag in Amersfoort bezocht lag het antwoord voor het oprapen. Op tafel lagen de transcripties van de grafrechten. Met de Middelkerck wordt het middelste gedeelte van de Joriskerk bedoeld.
In deze aflevering willen we verschillende grafstenen wat nader beschrijven en trachten we de begraven personen te identificeren. Naast de informatie die we op de steen konden ontdekken hebben we ook van andere bronnen gebruik gemaakt. Als eerste wil ik noemen de voormalige "werkgroep Eemland". Deze groep is al in de zestiger jaren van de vorige eeuw begonnen met het verzamelen van genealogische gegevens. Gezien de samenstelling van de werkgroep lag de nadruk van hun onderzoek toch wat meer bij de oude Soester boerenfamilies die in meerderheid rooms-katholiek waren. De resultaten van hun onderzoek — die soms wel verouderd of achterhaald zijn — zijn vervat in een indrukwekkende rij ordners welke al bijna echte museumstukken zijn. Daarmee wil ik niet hun werk bagatelliseren, met de middelen die zij ter beschikking hadden is er toch veel informatie verzameld.
De basis van deze verzamelde gegevens van de "werkgroep Eemland" zijn natuurlijk de doop, trouw en begraafboeken uit die tijd. Voor Soest gaan deze terug tot 1692 voor de roomskatholieke kerk en voor de Oude Kerk tot 1733. Dat wil niet zeggen dat vanaf dat jaartal alles compleet is, er zijn ook wat hiaten in de gegevens. Voor oudere gegevens is veel informatie gehaald uit notariële archieven en de archieven van het gerecht. De kans dat iemand in een archief beschreven staat is groter als deze enig bezit had. Een andere mogelijkheid is een crimineel verleden maar of je daar nu blij mee moet zijn valt te bezien.
We hebben in Soest nog een paar bijzondere bronnen namelijk de archieven van het Groot Gaesbeker Gilde en van het Anna Gilde. Met name de ledenlijsten uit respectievelijk 1685 en 1696 van het Gaesbeker Gilde, ook wel Sint Aegten Gilde genaamd, en uit 1670 van het Anna of Kleine Gilde zijn waardevol.
Leden van de huidige werkgroep "Genealogie" hebben veel van deze gegevens gedigitaliseerd en de resultaten daarvan zijn te bekijken op www.dvfulpen.com. Helaas zijn er mede door de grote hoeveelheid namen toch wat storende fouten ingeslopen. De 19' eeuwse gegevens kunnen goed gecontroleerd worden met Genlias of de Digitale stamboom. Voor de oudere gegevens is meer speurwerk nodig en is soms een vermelding op een grafsteen al waardevol.
De schrijfwijze van de namen is zoveel mogelijk eensluidend met de bron, zo kunt u bij elke beschrijving meerdere varianten tegenkomen voor dezelfde persoon.
We starten de beschrijving van de grafstenen in dezelfde volgorde als dominee Bos. Het zijn ook nu nog steeds de meest in het oog springende stenen die soms niet zichtbaar zijn vanwege het kerkmeubilair dat erboven staat.
Gezien de actualiteit rond de herbouw van de molen verdient deze steen het ook om als eerste behandeld te worden. Hoewel we in de inleiding er vanuit gingen dat er onder de grafstenen personen begraven liggen of lagen is dat bij deze steen niet het geval. We zullen het maar als een gedenksteen beschouwen.
Wie was Willem Smits? Tegenwoordig zouden we zeggen dat hij tot de 2e generatie behoort maar een inburgeringscursus had hij niet nodig. Zijn vader was afkomstig uit het Duitse Hessen-Kassel.Zijn moeder was een molenaarsdochter met de naam Varekamp. Op deze familie komen we later nog terug. Willem werd op 2 november 1749 in Baarn gedoopt [17].
Waarschijnlijk is hij als knecht in Nijkerk aan het werk gegaan om zich te bekwamen in zijn toekomstige beroep. Heeft hij "daar bij die molen " zijn toekomstige bruid ontmoet? Het heeft er alle schijn van want hun inschrijving in het trouwboek van de Gereformeerde Kerk van Hoevelaken luidde; Willem Smits, jongman van Baren en Elisabeth Barten van Twiller, jongedochter wonende bijde te Nieuwkerk. ondertrouw 6 mei 1774 - Attest naar Hoevelaken 22 mei 1774 [18]. Ze gaan in Soest wonen en op 11 juni van dat jaar mag Willem zich eigenaar noemen van de "De Windhond" [19].
Blijkens de steen kocht Willem de grafzerk in 1789. Waarom zou hij, terwijl hij in de kracht van zijn leven was, toch al over de dood nagedacht hebben? Wilde hij bij "de hoge heren van het dorp " horen? Ging het hem voor de wind zodat hij een steentje kon bijdragen voor de kerk door een laatste rustplaats te kopen? Voor alle drie de opties valt wat te zeggen. Ten eerste is het vak van molenaar door het vele stof niet het gezondste, terwijl ook bij het werken rond de molen een klap van de molenwiek niet ondenkbaar is. De tweede optie is niet minder reëel, tegenwoordig hebben we andere statussymbolen maar in die tijd was een grafsteen op het koor dicht bij het altaar iets waarmee je voor de dag kon komen. En daarvoor hoefde je niet te wachten tot je overleden was, nee je kon daar al mee pronken bij leven. Zonder nevenfuncties behoorde de molenaar zeker tot de notabelen van een dorp, hij was vaak een spil tussen de producenten (de boeren), de consumenten (vertegenwoordigd door de bakkers) en de overheid (bijvoorbeeld het windrecht als belasting). Overigens kunnen we Willem Smits zeker tot de notabelen van Soest rekenen, hij heeft het gebracht tot adjunct-maire van Soest [20], nu vergelijkbaar met loco-burgemeester.
De tekst op de steen is duidelijk maar de afbeelding geeft nog ruimte voor nuances. In andere kerken werd op grafstenen van adellijke families op die plaats vaak een familiewapen uitgebeiteld. Ook dit schild in de vorm van een cartouche doet daaraan denken. Het afgebeelde Andreaskruis zou de wieken van de molen voorstellen. De drie lopende honden zouden moeten wijzen op de naam van de molen namelijk "De Windhond". Waarom heeft Willem Smits in dit verband opdracht gegeven om drie honden af te beelden, één hond uitbeitelen lijkt mij goedkoper en de molen heet toch niet "De (Drie) Windhonden". Of heeft Smits een diepere betekenis met het getal drie voorgehad. Een erg speculatieve verklaring die in dat tijdsbeeld past zou kunnen zijn dat de honden keeshonden zijn. De keeshond was een van de symbolen van de patriotten. Drie honden zou dan slaan op de leus "vrijheid, gelijkheid en broederschap". Wat misschien waarschijnlijker is, is dat de graveur als echt kunstenaar zijn artistieke vrijheid heeft genomen om indachtig Michelangelo zijn eigen interpretatie van de molen "De Windhond" te geven.
Tot slot, waar zou Willem Smits begraven zijn? Hij is overleden in "De Vuursche" op 26 juni 1820. De molen was in 1816 overgedragen aan zijn zoon [21]. Zijn nabestaanden, de weduwe Smits en zoon Johannes en zijn gezin, waren zeker op de hoogte van de steen in de Oude Kerk. Was Willem in de loop der tijden gecharmeerd geraakt van een laatste rustplaats onder "de bloote hemel" of was de kerkeraad van de Oude Kerk roomser dan de paus? Weliswaar was onder Napoleon begraven in de kerk verboden, koning Willem I stond dit tot 1829 weer toe.
Was de tekst bij de vorige steen duidelijk, bij deze zerk vormen de letters op de tweede regel nog steeds een mysterie. Maar laten we bij de hoofdpersoon beginnen.CSTstaat voor Constantinus en Webber is een achternaam die in onze regio weinig voorkomt. Samen leek dit ons een peulenschil om meer gegevens te vinden, maar zelfs de overlijdensdatum van Constantinus is niet boven water gekomen. Ook in de boedelscheiding op 19 september 1801 wordt deze datum niet vermeld [22]. Constantinus was geboren in Werkhoven en trouwde in 1758 met Botje Drost. Botje was weduwe van Volquen Varekamp en we hadden al beloofd dat we later op de familie Varekamp zouden terugkomen. In 1759 was Webber kerkmeester en in 1768 wordt hij genoemd als armmeester [23]. In die jaren zal armmeester een weinig begerenswaardige functie geweest zijn, rond 1769 woedde er een veepest epidemie die ook Soest niet onberoerd liet. Bij Webber zelf stierven er 12 runderen [24] en daaraan afgemeten wasWebbereen gemiddelde boer. Later behoordeWebbertoch wel tot de hoge heren van het dorp, in 1786 had hij drie dienstboden (medewerkers m/v) voor hem aan het werk [25]. De tweede vrouw van Constantinus heette Geertrui Kuijer en was afkomstig uit Amsterdam. Beide vrouwen waren gereformeerd en ook de twee kinderen uit deze huwelijken zijn gereformeerd gedoopt. November 1791 trouwt Constantinus voor de derde maal en nu met Helena Weggelaar. Helena was afkomstig uit Amsterdam en roomskatholiek [26] Of dit huwelijk ook kerkelijk bevestigd is, is ons niet bekend. Lang heeft dit huwelijk niet geduurd, op de inwonerslijst uit 1798 wordt vermeld; weduwe Webber'.
Er is wel eens gesuggereerd dat de zes letters de initialen van de drie vrouwen zouden zijn. Aangezien er bijna geen letter van klopt zullen we deze theorie maar gauw verlaten. Een simpelere verklaring is dat het de afkorting is van het latere beroep van Constantinus, namelijk boomkweker, maar hoe moeten we dan de laatste twee letters verklaren? Het beroep van boomkweker komt wel duidelijk naar voren in de afbeelding; een rijtje bomen waarbij weer opvalt dat dit er drie zijn.
We nemen de vrijheid om deze twee stenen tegelijkertijd te behandelen hoewel dominee Bos zwijgt over de onderste steen. Het lijkt mij enigszins tegenstrijdig dat juist de dominee onder een steen met Latijnse tekst begraven werd. Nu in de 21ste eeuw zouden we verwachten dat de inscriptie in de volkstaal opgesteld zou zijn. Toch is het niet zo merkwaardig, het past in de tijdgeest. Dominees in die tijd "verlatiniseerden" zelfs ook hun familienamen. Dat gaf hun beroep meer aanzien en het klonk wel deftig. Het doet mij denken aan een beroemde conference van Toon Hermans; een kip legt veel gemakkelijker "un oeuf" op zijn Frans dan gewoon een ei in het Nederlands.
We hebben voor u de tekst proberen te vertalen: Petrus van den Helm, van Utrecht, geboren 24/13 julij 1669, ingewijd 8 april 1702, gestorven 11 julij 1738. Dina Elisabeth de Kempenaar, echtgenote (van) dominee Van den Helm, geboren 18 februari 1683, overleden en begraven 21 aug 1728. Enkele leestekens en afkortingen kunnen we niet verklaren. U begrijpt dat in protestantse traditie het ingewijd gezien moet worden als beroepen. Voor zover wij weten is dit de enige dominee die in de kerk begraven is. Blijkbaar hebben de erfgenamen niet op een letter meer of minder gekeken, of zou de kerk voor de inscriptie zorggedragen hebben? Dominee Van den Helm was volgens dominee Bos de tiende predikant in Soest [28]. Dat het na de reformatie allemaal nogal onduidelijk is, blijkt wel uit de telling van Dekker, daar is Petrus van der Helm de vijftiende predikant [29].
Dominee Bos vermeldt in zijn beschrijving van de "Predikants-woning" verder geen persoonsgegevens [30]. Dankzij het vroegere speurwerk van Jan Hilhorst weten we dat Isaak Inssen eigenaar was van een "Heereplaats Hoffsloth" gelegen in de pittoreske Birkt. Bij het naderen van de pensioengerechtigde leeftijd had hij deze buitenplaats in 1727 gekocht [31].
Waarschijnlijk woonde hij de eerste jaren alleen in de zomermaanden in Soest want in het transportregister van het oud rechterlijk archief van Amersfoort vinden we dat Ysak Inssen op 3 maart 1737 nog in Amsterdam woonde [32]. Hij kocht toen 9 morgen bouwland genaamd "Den Doelen" vermoedelijk ook in de Birkt gelegen. Van oorsprong was Inssen metselaar, maar we vermoeden dat onroerend goed magnaat een betere benaming is.Aileenal in het begin van de 18e eeuw koopt hij elf huizen in Amsterdam [33]. In Soest koopt hij de naast de buitenplaats gelegen boerderijen met tal van landerijen [34].
Onze vereniging is in 2006 verblijd met een aanzienlijk legaat, maar zoals u op deze zerk kunt lezen werden ook in vroegere tijden al schenkingen gedaan. Maar waarom zijn op de grafsteen zijn goede gaven vermeld? Waren zijn nabestaanden bezorgd om zijn zielsrust? In de katholieke traditie komt persoonsverheerlijking vaker voor, denk maar aan de heiligenverering. Inssen was hervormd dus zou het benadrukken van deze materiële schenkingen eerder de gramschap dan het mededogen opwekken.
Omdat "het nieuwe Predikants huys" uitgebeiteld is in de grafsteen maken we nog even een uitstapje buiten de kerk. Welk huis wordt bedoeld? Wie anders dan dominee Bos kan beter beschrijven welk huis bedoeld wordt: hij heeft meer dan veertig jaar in de dienstwoning gewoond. Hij schrijft; het front zag uit op den Zwarten weg. Oudere Soesters weten nog wel waar de Zwarten weg (thans Peter van den Breemerweg) ligt maar tegenwoordig zit de voordeur aan de andere zijde. Toen dominee Bos met emeritaat ging is het huis grondig verbouwd en nu is het adres Kerkstraat 15. Volgens dominee Bos was in de toenmalige voorgevel een gedenksteen ingemetseld met de inscriptie; "A° = 1755 16e Mey Heeft Harmanus van Pembroek De Eerste Steen Van Dit Huys Gelegt". Dominee Bos wist niet of er familieverbanden tussen deze twee bestonden [35]. Welnu, Isaak Inssen was de schoonvader van de suikeroom van de veertienjarige Harmanus van Pembroek [36].
Heeft deze uitgebeitelde tekst van de grafzerk nog een rol in de geschiedenis van de Oude Kerk gespeeld? Toen in 1795 de Bataafse republiek in Nederland uitgeroepen werd en de patriotten ons land volgens een min of meer democratisch stelsel wilden besturen kwam ook de situatie rond de kerkgebouwen aan de orde. Elke gemeente (municipaliteit) moest bekijken welk kerkgenootschap het meeste recht op de dorpskerk had. In Soest lag gezien de verhoudingen in gelovigen een overgang van de Oude Kerk naar de roomsgezinden voor de hand. Bij de beraadslagingen werd ook het huis van de predikant betrokken. Burger Jacobus van Pembroek — een jongere broer van bovengenoemde Harmanus — vervoegt zich bij de kerkeraad en dreigt zich als erfgenaam op te werpen als het huis van eigenaar zou veranderen [37].
Zou de grafsteen als keihard bewijs gebruikt zijn? Speelde Jacobus niet gewoon blufpoker, hij was niet eens een bloedverwant van Isaak Inssen. Mocht u hieruit concluderen dat Jacobus de patriottische veranderingen niet zag zitten dan is dat een voorbarige conclusie. Niet alleen in Soest maar ook in Hoogland was hij een promotor van de omwenteling [38]. De afloop van de kerkstrijd is bekend. Ondanks dat Inssen een uurwerk heeft bekostigd — dat ongetwijfeld in de toren is aangebracht — werd er een vertragingstactiek toegepast door de "heersende" kerk.
Doordat de Franse invloed in het regeren steeds merkbaarder werd waren de acties van de katholieken te laat en bleef alles bij het oude.
Het predikantshuis
Deze grafsteen was de eigenlijke aanleiding om dit artikel te schrijven. Er was mij gevraagd of deze steen nog zichtbaar was in de Oude Kerk. Deze steen is wel enigszins beschadigd, waarschijnlijk is er een ankerverbinding in aangebracht geweest. Bloys van Treslong Prins vermeldt daarom ook niet het gehele gedicht, het zal niet volledig zichtbaar geweest zijn. Is bij voorgaande stenen twijfelachtig of er nog nakomelingen in Soest wonen, bij Geurt Hilhorst is de moeilijkheid om alleen al de naamdragende familieleden op te tellen. Ze zijn nog steeds talrijk vertegenwoordigd in Soest. De lezers die willen naspeuren of Geurt Hilhorst tot hun voorvader behoort zullen ongeveer zeven tot negen generaties terug moeten gaan.
We gaan er vanuit dat Geurt Hilhorst een zoon was van Evert Meinsz Hilhorst en Anthonisgen Thonisse Dorresteijn. Geurt was rond 1695 getrouwd met Petertje Jans. In september 1745 is Geurt Hilhorst overleden — hij zal ongeveer 75 jaar oud geworden zijn" - en dus waarschijnlijk begraven in de Oude Kerk. Geurt was landbouwer, hij is enige tijd pachter geweest van de boerderij "Grootelo" die niet ver van de Oude Kerk is gelegen. Later kocht Geurt een boerderij aan het kerkpad en waarschijnlijk is hij daar naar toe verhuisd [40]. Naast het boerenbedrijf was Geurt ook in de handel actief, hij pachtte de impost over de logiesgelden die de weerden en tappers aan het gerecht verschuldigd waren en ook de impost op het azijn wat de kramers moesten afdragen. Ter verduidelijking de impost is een soort accijns die vastgesteld werd door het gerecht en geïnd werd door particulieren. Misschien is hij door sommige mensen in die tijd wel beschouwd als een tollenaar, maar daar is natuurlijk ook plaats voor in de kerk. Een wat eervollere functie was ouderman van het Groot Gaesbeeker Gilde. In de oude Gildeboeken staat meerdere keren ook de bestuurssamenstelling vermeld en zodoende weten we dat Geurt Hilhorst ouderman (voorzitter) was in 1702.
Of Geurt Hilhorst ook nog deel uitgemaakt heeft van het dorpsbestuur is ons niet bekend, uit deze periode zijn nog maar fragmentarisch de bestuurssamenstellingen van het gerecht getranscribeerd.
De grote vraag is nu, wie is de dichter die deze niet zo fijngevoelige regels heeft bedacht? Zou Geurt Hilhorst zelf poëtische gedachten gehad hebben of hebben zijn kinderen als eerbetoon deze tekst bedacht?
Het meest waarschijnlijke scenario lijkt mij dat Geurt een "occasion" gekocht heeft. Ik baseer dat op het feit dat de inscriptie van het rijm met een geheel ander lettertype dan de naam is gedaan. Ook de gebruikte techniek lijkt heel anders. Daarmee blijft de prangende vraag wie de dichter is?
We hebben wat nagevraagd in Soester literaire kringen en daar kwam als suggestie uit dat het wel eens een gedicht van "vader Cats" zou kunnen zijn [42]. Jacob Cats leefde van 1577 tot 1660 dus in het tijdsbestek zou het passen.
In een volgende aflevering over deze grafzerken willen we wat minder "hooge heren van het dorp" behandelen. Naast enkele bouwmannen (landbouwers) komen we ook een herbergier, een bakker en de koster tegen.
NOTEN:
[17] Hees,Mr. Janzn. van., "De stenen reus op de Zoester Engh", Soest 1985, blz. 29
[18] Trouwboek van Nijkerk 1771 - 1790 van M.J. van Dijken (1985) Publikatie nr 51 - Ver. Veluwse Geslachten. Met dank aan J. van Kleinwee-van den Dijssel
[19] Hees,Mr. Janzn. van., "De stenen reus op de Zoester Engh", Soest 1985, blz. 24
[20] Heupers, E., Soest bij kaarslicht en tuitlamp, Den Haag, 1978, blz. 119
[21] Hees, Mr.Janzn. van (pseudoniem)., "De stenen reus op de Zoester Engh", Soest 1985, blz 24, recentelijk heeft dhr. J.H. van Doorne (werkelijke naam auteur) verklaard dat Willem Smits begraven is in de Lage Vuursche. Het is mij niet bekend of hij daar bewijsstukken van gevonden heeft.
[22] Streekarchief Eemland, notarieel archief, notaris A. Voskuyl AT 042a033 rep. 3143 boedelscheiding 19-09-1801. Waarschijnlijk is de boedelscheiding pas opgemaakt na het overlijden van de 3' vrouw vanWebber,mogelijk had ze vruchtgebruik.
[23] Notabel bestuur, hoofdstuk 2 "bestuurders tot 1795 in Soest".
[24] Gemeentearchief Soest, Lijst van gestorven runderen onder het gerecht van Zoest in de jaren 1769-1772
[25] Gemeentearchief Soest, Lijst van 1786, inv.nr. 37 oud archief
[26] Gemeentearchief Amsterdam, Internetsite, doopregisters, Waarschijnlijk is dit Helena Wiggelaar die 28-2-1724 gedoopt was.
[27] Gemeentearchief Soest inv.nr. 37, met dank aan Wim Routers
[28] Bos, dominee J.J., manuscript "Uit de geschiedenis van Soest", Nederduitsch-Hervormde Gemeente, transcriptie Historische Vereniging Soest, blz. 39 t./m. 53
[29] Dekker C. Inventaris van de Archieven der Hervormde Gemeente te Soest, Utrecht 1966, blz. 40
[30] Bos, dominee D., manuscript "Uit de geschiedenis van Soest", Nederduitsch-Hervormde Gemeente, transcriptie Historische Vereniging Soest, blz. 33 t.m. 36
[31] Hilhorst. J.G., "Hofslot en zijn bewoners". "Herinneringen aan een Amsterdams koopmansbuitenverblijf gelegen in Soest". (niet gepubliceerd) blz. 37-38.
[32] Streekarchief Eemland, Transportregister in het oud rechterlijk archief. Inventaris nr. 436-35, blz. 19 datum 1737-02-03.
[33] Gemeentearchief Amsterdam, website/genealogie/kwijtscheldingen.
[34] Hilhorst. J.G., "Hofslot en zijn bewoners". "Herinneringen aan een Amsterdams koopmansbuitenverblijf gelegen in Soest". (niet gepubliceerd) blz. 37-38.
[35] Bos, dominee J.J., manuscript "Uit de geschiedenis van Soest", Nederduitsch-Hervormde Gemeente, transcriptie Historische Vereniging Soest, blz. 33 tm. 36
[36] Isaac Inssen had een dochter Elisabeth Inssen welke getrouwd was met Jacobus Doeckes (schout van Soest) Uit dit huwelijk is wel een zoon Isaac geboren welke waarschijnlijk jong gestorven is. Adriana Doeckes was een halfzuster van Jacobus Doeckes en moeder van o.a. de broers Harmanus en Jacobus van Pembroek. Met dank aan G.J.M. Derks.
[37] Hilhorst. J.G., "Hofslot en zijn bewoners". "Herinneringen aan een Amsterdams koopmansbuitenverblijf gelegen in Soest". (niet gepubliceerd) blz. 40
[38] Voor de betrokkenheid van Jacobus van Pembroek in Soest, zie de artikelen van J. Hepp getiteld "Het vrije volk van Zoest", gepubliceerd in de Soester Courant van 27-5-1955, 3-6-1955 en 14-6-1955, bewaard in het verslag Notabel Bestuur, voor Hoogland; Gerard Raven, "Revolutie op het Hogeland", gepubliceerd in de Bewaarsman nr. 6 2000.
[39] Werkgroep Genealogie
[40] Derks, G.J.M., "Het erf Grootelo aan het kortend", gepubliceerd in "van Zoys tot Soest" 21' jrg. Nr. 4 blz. 24
[41] Derks G.J.M. nog niet gepubliceerde aantekeningen familie Hilhorst.
[42] Met vriendelijke dank aan dlr. Jan Visser
Historische Vereniging Soest/Soesterberg
Steenhoffstraat 46
3764 BM Soest
De Historische Vereniging Soest/Soesterberg heeft een ANBI-status.